Category Archives: 11. Dagboek 2014

Of zoiets

Of zoiets

Ik wil een warme plek. Een plek waar iemand zijn armen om mij heen vouwt. Mij koestert en een tijdje niets van mij verwacht. Een schuilplaats en tegelijk gezien worden door iemand.

Ik hoor een duif donker roekoeën door het openstaande badkamerraam. In de verte klinkt gedempt een kerkklok. Boven mij op zolder hoor ik het monotoon zoemende geluid van de wasmachine. Nergens een menselijk of echt scherp gedetailleerd geluid. Als ik mijn hoofd nu in bad even onder water laat glijden, zal het geluid helemaal fijn zijn. Ben ik ver weg. Weg van alles wat in de buurt komt van de wereld.

Ik wil terug. Ik wil niet meer tussen de mensen. Ik wil wel weer naar de baarmoeder. Ook zou ik daarna best weer graag geboren willen worden. Ik geniet van het leven. Intens zelfs. Depressiviteit is het tegenovergestelde van mij. Maar ik zou zo graag eens rust willen. Een paar maanden. Een paar weken is ook goed. Geen grote dingen op mijn pad. Geen spanning. Geen confrontatie met de pijn uit mijn jeugd. Geen gedoe met de vader van mijn kind. Geen geploeter met mijn gezondheid. Geen gestuntel met mijn nieuwe relatie waarin het logisch is dat je nog moet zoeken, hoe je twee gezinnen met ieder eigen gebruiken, laat wennen aan elkaar.
Hoogstens wil ik lichtelijke spanning, omdat ik oppas moet zoeken in verband met leuke avondjes uit.

Vraag je mij ‘Hoe gaat het met je?’ antwoord ik met ‘Goed!’  En dat is het ook. Ik ben overgelukkig met mijn meisje, straal van verliefdheid als ik denk aan mijn Lief, heb een lieve broer en lieve vrienden. Heb een fijn huis en werk dat ik leuk vind. Leef met spreuken als  ‘Wat niet kan, is nog nooit gebeurd’ en ‘Niet het nimmer vallen is groots, maar het weer opstaan’. Een levenshouding waarin geven en liefhebben belangrijk zijn. In bezit van vechtersmentaliteit, passie, durf, humor en intellect; een mooie combi die er vaak voor zorgt, dat ik kom waar ik wil wezen.
‘Ja, het mag wel zo’, kan ik dan net zo makkelijk schrijven.

Soms lijkt alles zo haaks op elkaar te staan. De plussen en de minnen. Zou ik zo graag eens alles in eigen hand willen hebben. Alles ordenen. De plussen aan de ene kant van de tafel en de minnen aan de andere kant, liefst eigenlijk al richting prullenbak. Echter, dan maken ze geen contact en gaat er niets stromen. Ze hebben elkaar nodig om kracht te genereren. Om het te laten leven.

‘k Zou alleen momenteel wel even aan de oplader willen liggen. Gevoed worden door stroom van buitenaf. Ik voel me klein. Maar tegelijk ook groots. Ik ben compleet.

Hobby

Hobby

We rijden over de snelweg langs het pand waar ik werk. ‘Daar achter de ramen werk jij hè mama?’ Ja, je mama zit achter de ramen. Ieder zijn beroep.

Ik ben blij met mijn werk. Ik doe wat mijn hobby is. Soms zou ik het grafische werk wel willen combineren met het schrijven. Bijvoorbeeld door een kinderboek te maken. Het verjaardagsverhaal van Eva Luna uitwerken met beeldmateriaal.
Ik heb nog zelfgemaakte kinderboekjes thuis in het bewaarkrat op zolder liggen. In de vakanties van mijn lagere schooltijd logeerde of mijn nichtje bij mij of ik bij haar. Ik weet nog dat we bramen plukten en jam maakten. Zwommen in naar ik dacht een zandafgraving. We schommelden in de autoband aan de hoge boom en gleden stiekem van de glijbaan bij het nabij gelegen restaurant. O en we hielden playbackshows in de oude bakkerijwinkel in haar huis. Het ging met name om de dansjes die we dan ’s avonds opvoerden als mijn ouders mij kwamen ophalen.
Maar wij knutselden dus ook. Vouwblaadjes vol schreven we met een verhaal over een beertje en dat alles werd omlijst met tekeningen.

Zaten er maar meer dagen in de week. En dan het liefst vrije dagen. Eerst zou ik dan alle fotoalbums bijwerken en daarna een heel mooi schrijf- en tekenhoekje creëren. Er zou een romantisch theeserviesje komen te staan of toch liever robuuste bekers? Denk ik nog even over na. In ieder geval een speciale tafel voor alles wat ik onderweg buiten vind aan hazelnoten, rozenbottels, bloemen en stenen en voor alle hebbedingen gekocht op tuinfairs. Ach, als ik dan toch dagdroom, doe dan die aanbouw er ook maar bij met openslaande deuren naar het terras.
Uiteindelijk zou ik dan gaan zitten tekenen. De tekeningen scannen en combineren met zelf geschoten fotomateriaal en vectorbestanden die ik in Illustrator zou maken. In Photoshop zou ik de mooiste collages maken die mijn teksten bijna overbodig zouden maken.

Zoals het er nu voorstaat wordt Eva Luna later boer. Elke trekker wordt gespot. Ze wil weten wat ze op het land doen en ze gluurt elk erf af op zoek naar een trampoline. Dat laatste valt dan misschien weer niet binnen het beroep, maar ja toe maar. Ze staat inmiddels wel al met haar rode overal in het Poldermagazine.
Als zij dan in de toekomst op een boerderij woont, regel ik een klein vakantiehuisje op de hoek van het erf. Pak dat huisje als een Engelse cottage in met klimrozen en plant honderden bloeiers er om heen. En dan ga ik zitten. Met mijn laptop. Met mijn potloden en verf, waskrijtjes en ecoline en maak ik de kinderboeken voor mijn kleinkinderen.

Schrijven levert me leuke inzichten op. Ik moet eens wat ondernemen, want het woord ‘kleinkinderen’ is een nog wel hele erge ver van mijn bedshow. Leuk dat mijn werk mijn hobby is, maar tijd vrij maken om te spelen met je hobby, lijkt me toch wel een méérwaarde voor het leven!

Grenzen

Grenzen

‘Mààààm, ik krijg de rits niet dicht!’ Krijg nou wat. Terwijl ik in de tuin toch maar eens wat aan het snoeien ben, stapt mijn meisje naar buiten in haar witte stoere jackie van dunne spijkerstof. Ja ik begrijp wel dat je de rits amper dicht krijgt. Los van dat hij mooi schuin loopt, zit er nu ook wel wat spanning op.
Ik kocht het jasje al begin dit jaar. Leuk voor in de winter om binnen te dragen over een shirtje en later als zomerjasje. Echter, mevrouw heeft er soms een kop op zitten en bliefde het jasje niet aan te trekken. Tranen met tuiten. Worstelend het jasje uittrekken. Door al het geprotesteer vast komen te zitten in de mouwen om zich vervolgens theatraal op de grond te werpen en nog een poosje door te gaan met duidelijk maken dat dit niet haar keuze was. Ik heb het nog regelmatig aangeboden, maar het jasje bleef aan het haakje hangen de rest van het jaar.

Twaalf jaar lang trok ik verdorie ‘s morgens gewoon aan wat mijn moeder de avond daarvoor aan kleren had klaargelegd op de wasmachine in de badkamer. Eén jurkje kan ik mij herinneren, waar ik stennis om heb lopen maken, maar misschien lag het ook wel aan de crèmekleurige kriebelmaillot met afzakkend kruis dat bij het oranje-bruine Holly Hobby jurkje hoorde.  Ik was meer een broekenkind. Nee, dan die kleine van mij. Die wil geen spijkerbroeken aan en juist alleen maar rokjes en jurkjes. Het mooiste is als ze een hoepeltje vormen als ze een rondje draait. Ze heeft al een schatkist aan sieraden en de ooit gekregen lipgloss siert ook haar wangen en voorhoofd.

Pff en dan is ze nog geen drie en een half jaar. In de winkel zag ik haar wel met een lang gezicht kijken, maar ik vond dat wat ik uit de rekken had gehaald, zo’n mooi setje. Dat zou zij thuis ook vast wel inzien. Plus, ik ben de moeder!
Nou haar moeder ben ik, maar voor dat bijbehorende ontzag moet ik nu soms al op mijn strepen staan.
Het is dubbel. Ik vind het mooi dat ze al zo’n eigen beleving heeft. Dat ze het lef heeft om dat te uiten. Aan de andere kant, ze is niet bang voor mij en lef is dus niet het goede woord. Ze is vrij. Een mooie basis om van daaruit de wereld te mogen verkennen. Ik gun je veel vrijheid meisje, maar dat kan alleen zo goed aanvoelen als er ook grenzen zijn. Iets van houvast en duidelijkheid. Een verwachtingspatroon waaraan je zekerheid kan ontlenen.

Het zal botsen als ik grenzen ga aangeven. Dat doet het ook al een jaartje, maar ik ben verplicht om die botsingen aan te gaan. Ik ben degene met de meeste kennis van ons twee en het is mijn plicht om die kennis over te dragen. Leren omzien naar elkaar en rekening houden met elkaar. Dat verhaal over normen en waarden en je de dagelijkse gezonde verzorging te geven ook al zou jij het liefst lolly’s als avondeten hebben en nooit je haren wassen.

Had ik me moeten laten gelden en haar het jasje een half jaar geleden, verplichten aan te trekken? Laat ik over me heen lopen en creëer ik nu een probleemjongere voor de toekomst?
Of is het behalve van mijn kant grenzen stellen, ook een vaststelling van haar grenzen. Zat er bijvoorbeeld een jeuklabel in haar nek. Hadden we beter moeten communiceren?

Oke peuterpuber met je eerdere ‘Ik ben twee en ik zeg nee-periode’ en nu ‘Ik ben drie en ik wil dat lekker nie!’ ik zal dan net zoals jij dat ook veelvuldig doet vragen: ‘Waarom dan?’ En ja, ook tien keer achter elkaar.
Of was dat nu weer grensoverschrijdend?

Kalm aan

Kalm aan

‘Dan gaan we vandaag toch lekker rustig beginnen meid.’ Helaas. Deze opmerking was niet tot mij gericht, maar tot mijn kleintje. We lagen vanmorgen nog zo lekker in bed en met een wit bekkie lever ik haar nu af bij het kinderdagverblijf waar de juf haar liefdevol opvangt.
Míjn dag begint met een telefoontje van de drukkerij met de vraag waar de actiekrant blijft en of ik de bestanden even wil aanleveren. Toe maar, ook goedemorgen.
Het is week twee na de vakantie, maar behalve de klok is er weinig bij mij vooruit te branden.
Ik wil opstaan en de vraag krijgen ‘Mama waar is mijn bikini!’ Vervolgens de moeilijke keuze maken, ga ik met haar in het zwembad, kleine inloopmeertje of grote meer en bij de jongens met de luchtbedden spelen.

Liggen in de zon. Een boek lezen. Een ijsje kopen. Een leuk jurkje uitzoeken en uit eten gaan. Kijken hoe de kinderen zich vermaken. Met z’n allen rond middernacht onze bedden in de caravan opzoeken en pas om 9 uur wakker worden. Broodjes halen bij de campingwinkel die dan in een tasje aan het stuur van het fietsje van Eva Luna komen te hangen. Ze piept met haar zijwieltjes de hele camping wakker, maar wat zou het, het is weer licht en dan moet je buiten leven. Een dagindeling volgen die grotendeels afhangt van hoe warm de zon op dat moment is.

De zon is achter gebleven op vakantie. Ik zit op kantoor en de regen klettert met enige regelmaat achter mij tegen het raam. Voeten gehuld in sokken en laarzen en mijn zomerse kleurtje zakt af net zoals mijn mondhoeken.
Ik mis de lome vakantieweken. Ben nog niet toe aan dat snelle drukke leventje van alledag. De was hangt al dagen droog op het droogrek. Vanavond misschien maar eens wegwerken. Alhoewel, ik wil horizontaal het programma ‘De slimste mens’ kijken en niet staand achter de strijkplank.
In de tuin snoei ik enkel de takken waar ik met mijn hoofd tegenaan loop. Heb ik geen puf om de schaar te pakken, dan buk ik gewoon. De keren dat ook dàt zelfs te veel moeite is, veeg ik gelaten met mijn mouw de regendruppels uit het gezicht. Ik heb duidelijk mijn oude ritme nog niet gevonden.

Maar welk ritme bedoel ik dan eigenlijk. Dat van vliegen, rennen en haasten?
Ik ben gek ook dat ik dat zou willen nastreven. Ik zit nu in een modus waar een ander therapie of een cursus getiteld ‘Onthaasten’ voor volgt. Beter kan ik trots zijn dat ik momenteel een gevorderde ben op dit vlak.
Is deze manier van tegen een zogeheten probleem aankijken niet het nieuwe Omdenken? Ben ik nu heel trendy mijn gedrag aan het goed praten? Ik heb vraagtekens bij de woordkeuze ‘lekker loom’ of ‘lui’, maar voor nu bevalt het mij nog wel. En voordat ik te lang ga wikken en wegen over wat het beste zou zijn én tot overmaat van ramp mijzelf zou gaan bekritiseren, ben ik maar snel mijn eigen juf.
‘Kalm aan meid … en rap een beetje’.

Thuis

Thuis

­­Met hun kontveren tussen het graan gedrukt. De kop sierlijk naar achter tussen het verendek. Vader en moeder zwaan maken zich niet druk op hun vaste plek aan de slootkant met achter hen de akker. De jongen op de helling en eentje in het water. De kalmte van de ochtend is nog over hen. Ook wel sneu voor de jongen. Als ze eens stoer willen doen, verraadt hun grijze dons dat het stiekem nog ukken zijn en is het zo of lijkt het alleen, dat hun halzen nog lichtelijk onvast door de lucht zwiepen.
Meer tijd heb ik niet om ze te observeren. Eva Luna juicht dat ik alle witte bloemen moet zien. De aardappelvelden staan in bloei. En nog mooier er rijdt een trekker aan het eind van het land. En op de snelweg daar weer achter een vrachtwagen.
Ik laat haar achter op de opvangboerderij. Ze staat te zwaaien achter het raam en we werpen elkaar kushandjes toe. Doordat ik achterom blijf kijken naar mijn lieverd, struikel ik over de glijbaan en ik zie haar lachen. Schenen wrijvend en met een gelukzalig gevoel stap ik in de auto.

Op de weg terug zie ik weer de familie Zwaan. Volgens mij zijn het al jaren dezelfde zwanen die hier nestelen. Liefde maakt van je huis je thuis. Zou de Karel Doormanweg hun thuis zijn?
De spreuk staat thuis op mijn deur. Mijn huis is mijn thuis. Niet alleen door de liefde, maar ook zeker door de bloemen.
Vanaf het vroege voorjaar wisselen de bloemen in mijn tuin zich af. Beginnend bij de maagdenpalm en de voorjaarsbolletjes. Vervolgens zie ik dat de blauw paarse bloemen van de iris veranderen in grote zaaddozen en dat ze de ramblers met honderden kleine roosjes op de pergola welkom heten. De klaprozen en papavers geven het stokje door aan de stokrozen en de net ontluikende roze zonnehoeden zullen op hun buurt de acanthussen en de halmen van de lampepoetsers begroeten. Boeketjes met vrouwenmantel, ijzerhard, stengels met witte klokjes, blauwe distel bollen, margrieten, rode aren van de duizendknoop en schoenlapperblad sieren de huiskamer terwijl de anemonen de voortuin kleur geven. Helaas heb ik geen tuin met vele vierkante meters vol bloeiende borders, maar er staat genoeg moois in.
Eva Luna heeft wonderlijk genoeg begrepen welke bloemen ze mag plukken zonder dat ik het daar met haar over heb gehad. Ach, het zijn ook gewoon de mooisten; de madeliefjes uit het gras en kleine klaproosjes en viooltjes die tussen de stenen opkomen. Ze plukt dagelijks wat nieuws voor in haar vaasje op het blauwe kastje. Ook de paardenbloem is geliefd. Ze duimt niet zoals ik vroeger wel deed, dat zal het verschil zijn. Ik proef nog de bittere witte melk uit de stengels.

Jaren terug reed ik met mijn oma door de polder. Ze was dementerend. We bekeken de tulpenvelden, maar na elke afslag had ze vooral oog voor de nieuwe bermen vol paardenbloemen. Na elke afslag kreeg ik het verhaal te horen dat ze die vroeger op weg naar de lagere school in Oud Lutten, hondenkoppen noemden. Ook sprak ze steeds over de mooie wolken. Of noemde ze die nu hondenkoppen?
In mijn pubertijd heeft ze mij verteld dat ze ook altijd bermbloemen plukte, net zoals ik dat toen veel deed.
Steeds denk ik, ik moet dat eens nagaan, hoe dat zat met die hondenkoppen. Maar ik vergeet het. Het toeren tussen de velden, de liefde door de dag heen, is blijven hangen.
Thuis voelend bij elkaar.

Rode Bus

Rode Bus

Ik sta in de voortuin en zie een rode bus langs rijden. Hé, zit híj achter het stuur? Hij kijkt mij aan. Herkenning en de bus remt piepend. Ik zie de blik in zijn ogen. Dit gaat op leven en dood. De angst slaat me om het hart. Ik ren mijn huis in en ren er zo door de achterdeur weer uit. Snel naar de buurvrouw een paar huizen verderop. Ik ren haar huis in, schreeuw haar naam maar herken intussen niets in haar huis. Ik kom erachter dat ik zelfs in mijn droom de mist in ga met links en rechts en daardoor naar het verkeerde huis ren. En tussen angstdromen en wakker zijn in weet ik, ik heb een hoekhuis en heb dus helemaal geen buren aan die kant.
Later zit ik samen met hem in huis. We doen gewoon, maar er klopt iets niet. Hij heeft grijs haar en oogt heel anders, maar ik weet dat hij het is. Ik blijk gelijk te hebben. Zijn hoofd was bedekt met spinrag en stof als in een ragebol en terwijl het gesprek vordert trekt hij steeds grote plukken van zijn hoofd. Hij lacht, maar het is niet plezierig. Ik kan niet weg. We lopen op een vlijmscherpe draad. Bij een wiebel zal je vallen en je bloedend openhalen aan het draad. Koelbloedig doen. Niet laten zien wat je voelt. Jij kan toch alles. Intussen bedenk ik tig smoezen om even naar de keuken te kunnen lopen en naar boven. Ik zoek mijn telefoon. Wil hulp inschakelen. Heb wel een vaste telefoon, maar door dat stomme mobiele gedoe ken ik geen enkel nummer meer. Er komen mensen langs. Zij zien hem niet. Hoeveel kamers heb ik wel niet in dit huis. Overal gebeurt wat. In één daarvan zit mijn meisje. Ik wil haar beschermen en blijf daarom in het huis.

Knetter word ik. Ik weet dat ik droom. Ben soms even wakker, maar kan mijn ogen niet lang genoeg open houden en glijd weer terug in die angst. Krampachtig en met tranen probeer ik contact te houden met buiten mijn droom. Mijn lief had gisteren mijn vingers vast. Dat gevoel, dat veilige en liefkozende. Volhouden, daar aan denken.

Als ik ‘s morgens wakker word, heb ik de beelden nog in mijn hoofd. Moe en met een soort van verslagen gevoel speel ik de hele ochtend met mijn lieve meisje winkeltje en met de poppen. Er komt niets uit mijn handen. Hoe goed alles ook gaat, er rijdt blijkbaar altijd wel ergens een bus rond.
Ach, het is maar een droom, maar ergens kan ik sommige dingen ook wel een beetje plaatsen. Ik kan wel mensen en situaties bedenken die in de bus hebben kunnen zitten. Misschien wel logisch dat ze ‘s nachts langskomen. Overdag komen ze niet aan bod. Dan geef ik ze amper ruimte. Lachen, je ding doen en gaan is mijn motto dan. Ik was er helemaal niet zo bewust van, echter er gebeurt best veel op verschillende vlakken.
Maar, alles beter dan nog een keer zo’n nachtelijk spookrit te maken. Ik zal, zij het niet van harte, de afdeling Planning eens bezoeken en me persoonlijk bemoeien met de dienstregeling van de Rode Bus.

De Lekkere Lezers

De Lekkere Lezers

De bibliotheek stuurt een reminder. Je mag weer zoveel extra boeken meenemen voor zoveel extra weken langer. De zomervakantie komt eraan. Ik zie nog voor me hoe mijn moeder de vouwcaravan inpakte en één van de opklapbanken vollaadde met stapels boeken. De kunst was om een paar boeken te vinden die we allemaal leuk vonden, dan konden we er nog meer lezen. Zo gauw ik De Vijf en Arendsoog ontgroeid was, kwamen dus de boeken van Ludlum. Op deze manier heb ik ooit ook een streekroman gelezen met zo’n degelijke aquarel cover met daarop een vrouw in landelijke setting. Liggen lezend op het strand de cover verstoppend in de handdoek.

Op de kamer van mijn meisje zie ik haar boekenverzameling aanzienlijk groeien. Ze heeft erg veel interesse in boeken, maar helaas voor haar, ze staan hoog op de plank. Veilig gesteld voor de scheurende kinderhandjes en krassende potloodtekeningen. Maar een kind met liefde voor boeken moet je toch de kans geven. Dus kom, stap in de auto meid. We gaan een boekenkastje voor je kopen.
Binnenlopend bij de kringloopwinkel rent ze op de bovenverdieping gelijk op de boeken af. ‘Mama, boeken!’ O wat heerlijk zo’n kind!
Tig boeken houdt ze onder mijn neus en als ik niet wil voorlezen omdat ik zelf al weer op de kop in een bak met stripboeken zit, gaat ze zelf op de grond zitten bladeren. Eerder scande ik alle ruggen op de plank met de titel ‘literair’, maar eigenlijk lees ik boeken maar zelden twee keer en ga om die reden weer vaker naar de bibliotheek in plaats van tot aanschaf over te gaan.
Echter, ik had het oranje van de Suske en Wiskes gespot en kon het weer niet laten en maak voor deze boeken een uitzondering. Zonder dat briefje dat ik ooit nog eens zou maken, kijk ik helaas eigenlijk voor niets. Ik weet niet meer welke boeken ik nog moet. Ruim 200 staan er thuis op de plank. Ach ik zie er nog eentje zonder dat er in gekladderd is en het is een eerste druk; de twee criteria voor als ik twijfel of ik hem mag kopen.

Trots staan we thuis voor onze boekenkasten. Eva Luna zet al haar boeken in haar nieuwe kastje, nadat ze die eerst zelf heeft uitgesopt. Ik sta op de zolder voor mijn verzameling. Helaas, ik had hem al, zelfs al in een eerste druk. Historische feitjes, goede moralen en fantasie, ik heb veel opgestoken van deze strips. Allerlei genres boeken lees ik, maar dit blijft mijn ‘kind zijn – oranje draad’ tussen alles door.

Heerlijk vind ik boeken. Als ik lees zie ik de verhaalsetting zo voor me. Kan hele huizen, straten en landschappen voor je uittekenen, proef de smaak van het eten, ruik de geur van de kleding en voel de koele avondlucht op mijn arm als mijn hoofdpersoon ’s avonds buiten staat.
Tientallen pluspunten kan ik opsommen over de kracht van lezen, maar plezier mag voor mij de belangrijkste blijven.

Op zolder staand, hang ik gelijk nog even de was op. Ik hoor Eva Luna praten, maar kan haar niet goed verstaan. Heeft ze het nu tegen mij? Ik ga op de trap staan en spiek door de bovenste open treden naar beneden haar kamer in. Ze zit op bed. De knuffels op schoot en leest voor. Wat mooi haar plezier in boeken. Eén onderdeel van het opvoeden lijkt in ieder geval te slagen.

Inktspetters

Inktspetters

‘Ohhh ik word oud!’ Nee, klopt je ziet het er niet aan af haha. Misschien ook een voordeel van een jong kind naast me. Het maakt dat mensen invullen dat je jonger bent, omdat ze refereren aan de gemiddelden. Plus ik wil nog wel eens stappen en dansen. Vroeger vond ik veertig-plussers bejaard en nu kom ik erachter dat je die grens rustig opschuift bij elke tien jaar die je er zelf bijkrijgt.

Ik kom tot deze opmerking doordat ik zou zeggen ‘Wat ging dat jaar snel zeg!’ Zo’n opmerking die verraadt dat je toch echt geen kind meer bent. Het lijkt alsof in je kindertijd een jaar veel langer duurder. Alsof je veel meer uit het jaar haalde. Veel meer nieuwe ontdekkingen. Alles intenser beleefde, overal in opging. Nu, als volwassene is het, het tijdperk van werken en bij thuiskomst de boel redderen. De agenda in de gaten houden, huishouden doen en had je al tijd over om nog wat te ondernemen dan kan de mentaliteit ‘seen that, done that’ ook  nog wel eens de kop opsteken.
Ik denk dat die agenda niet schuldenvrij is in deze. Als kind leef je de dag. Als volwassene leef je toe naar je volgende afspraak. Die doorleef je vervolgens misschien amper, want je bent al weer naar voren aan het turen en voor je het weet zit je hoofd bij een uitstapje dat pas over een half jaar plaatsvindt en skip je zo een aantal maanden uit je echte leven.
Gelukkig kan ik, als ik mijn Inktspetters terug lees zien dat ik nog niet helemaal vervallen ben in deze levenshouding en please, bewaar me dat ik echt zo doorsla.

Een jaar geleden plaatste ik hier mijn eerste blog en vervolgens volgde er elke vrijdag een nieuwe.  Ik scrol door de website. Sta verbaasd over de hoeveelheid aan verhalen. Inktspetters vol emoties, seizoenen beschrijvend en al wat er door mijn hoofd spookt, zoals dat past bij een dagboek. Mijn leven samen met Eva Luna. Mee in haar belevingswereld en zo de mijne weer bewuster maken. Mijn trotse gevoel dat we met z’n tweetjes kamperen. Mijn nieuwe ervaringen in het moederschap. Mijn verhouding met de maan, met muziek, met tuinieren.

Het maakt dat ik mij nu rijk voel. Wat een fijn gevuld jaar was dit. Alleen al voor bewustwording zou ik door moeten bloggen. Toch neig ik naar stoppen. Er waren weken dat ik mijn pen amper bij kon houden. Dan rolden de blogs er zo uit. Soms was het schrijven, schrappen, nog meer schrappen en husselen, maar alles bij elkaar was het vooral leuk te doen en er gebeurt ook genoeg om te beschrijven.
Zo zou ik nu kunnen schrijven over Eva Luna die deze week  een avond vanaf het moment van naar bed brengen tot  23.00 uur tegen de dertig keer uit bed kwam en ik de adviezen van The Nanny van Eerste Hulp Bij Opvoeden trouw heb opgevolgd. Niets zeggen en alleen terug in bed leggen ondanks alle eventuele protesten. Eerst geïrriteerd, dan boos voelend, door naar verdriet en ten slotte uitgevoeld en alleen maar staand op Standje Volhouden. De ochtend erop in de lach schieten omdat ze alle dieren in haar boek benoemd en een streepbra ziet. Zou willen schrijven over hoe blij ik ben met zijn streling over mijn arm, toen hij merkte dat ik gespannen was. Hoe blij ik ben met alle klaprozen en madeliefjes in mijn tuin. En misschien over het verdriet van de soms zwaarte van het alleen zorgen voor mijn kleine meid en de zo weinige tijd voor echt mijzelf. De zeldzame uurtjes met gewoon maar één paar ogen en oren.

Maar ik ga stoppen met structureel bloggen. Als de pen als vanzelf gaat, blog ik en anders is het even stil. Alle goeds!

Rauzen

Rauzen

Misschien wat voor Eva Luna? Een twinkle twinkle kennismaking met Volbeat? Ik stap uit de auto waarin ik luisterde naar een cd van Volbeat en op de computer zoek ik bij Spotify naar nog een paar nummers. Ik kom een lullaby album van Volbeat tegen. Klinkt nog liefjes ook, maar beter kan ze maar gewoon aan het echte werk bloot gesteld worden. Alleen dan niet op het volume dat ik zojuist in de auto had.

Ik voel me kriegel. Nee, eigenlijk is het wel iets erger dan kriegel. De radio met geneuzel van dj’s zet ik uit en ik druk een cd in de speler. Het lieve relaxte muziekje van Jim Croce bezorgt me jeuk. The Presidents of the USA zijn vervolgens veel te blij. Ik wil schreeuwen. Heb nu echt wel even wat stevigers nodig. Kom maar op Volbeat. Wedstrijdje Michael Poulsen? Met de volumeknop zelfs op 30 win ik van je, met gemak!
Wat?! Wat heb je te kijken?! Kijk voor je in je eigen auto!
Beter sta je mij nu niet in de weg. Zo lief als ik je oor kan likken, ik scheur  hem nu net zo makkelijk bijtend eraf. Je gekrijs zal ik afdekken door je te tongen en tegelijk zo je oor terug te geven. En nee, ik ken je niet en heb niets persoonlijks tegen je. Moet dat dan om dit te mogen?

Onzeker voelen en tegelijk machteloos moeten afwachten. Het is geen goede combi voor mij. Het trilt van binnen. Geen getril van opkomende tranen of ‘Oh what a joy’.  Nu ben ik geen doetje, weggestopt onder een dekbed of een blij dansend meisje bij een bandje. Nu ben ik tien donderwolken in één. In mijn totale lijf verspreidt zich de geladenheid. Uit mijn ogen vonkt het.
Stond er daadwerkelijk nu maar iemand in mijn weg, al zal zoals altijd het verdomde fatsoen vast winnen. Een netjes ‘Mag ik passeren’ krijg ik nu niet uit mijn strot, maar het zal ook vast geen kopstoot worden. Geen duw van mijn schouder waarbij de ander lelijk tegen de grond smakt. Ik zal niet uithalen met mijn vuist. Geen kaak ontzetten. Het klinkt me trouwens allemaal ook te kleintjes. Mijn gevoel is veel grootser nu. Ik houd met mijn kracht met gemak een tank tegen en met hetzelfde gemak zou ik mij erdoor laten overrijden. Ik weiger een stap opzij te doen en het gaat me ook helemaal niet om die ander. Ik wil zelf ontladen en desnoods verpulverd worden door lichamelijke pijn. Een pijn die zelfs klinkt als troost ten opzichte van de pijn van machteloosheid.
Ach flikker toch op. Ik wil ook helemaal geen troost. Ik moet alleen even rauzen.

Tijd voor een festivalletje mevrouwtje Zweers met een pit vooraan het podium en een beetje drank? Of straks voor Eva Luna een beker roosvicee inschenken. Vaak geeft ze mij een slokje onder de woorden ‘Delen mama?’ Wie weet zegt ze straks wel, net zoals in de reclame ‘Komt wel goed Schatje!’

Wakker

Wakker

De wereld is er niet om je gelukkig te maken, maar om je wakker te maken. Dit zegt Eckhart Tolle. Nou dan heeft de wereld daar mooie boodschappers voor. Allereerst mijn meisje dat met regelmaat vroeg in de morgen mijn slaapkamer binnenwandelt. De filet amercain die over de datum was heeft me ook goed wakker gehouden en lang geleden werd ik wakker en vloog zo tegen het plafond. Ik logeerde bij een vriendje. Plots voelde ik wat harigs via mijn voet langs mijn been omhoog kruipen. Was dit het been van vriendlief, hij was wel behaard, maar toch ook niet zo erg? Help! Wat is dit? De fret die vrij door het huis liep was onder het dekbed gekropen.

Tolle zal het vast anders bedoelen. Maar als ik volgens hem wakker moet worden, slaap ik dan nu? En als de wereld er niet voor mijn geluk is, moet ik het dan omdraaien. Moet ik er zijn voor het geluk van de wereld? Of gaat het hier zelfs helemaal niet om het bereiken van geluk. Is dat iets dat niet bestaat in de toekomst, maar alleen in het hier en nu.
Het boek ‘De kracht van het Nu’ ligt op mijn nachtkastje. Meer als accessoire tegenwoordig dan als boek. Maar af en toe sla ik hem ‘s avonds nog even open. Als ik  aan het malen ben. Iedere keer dezelfde woorden, gevoelens en gedachten, als een hamster die in zijn rad rondjes loopt, voorbij laat komen. Een goede regenbui op je hoofd helpt, maar ’s avonds verkies ik dan toch het boek.

Op willekeurige bladzij sla ik het boek open en lees. De tekst prikkelt mij. Maakt dat ik ruimte creëer en zie dat mijn gedachten niet mijn daadwerkelijke Zijn is. Mijn leven is groter dan alleen die muizenis in mijn hoofd.
Het is fijn dat het in mijn hoofd goed werkt. Dat ik kan analyseren. Dat ik verbanden zie en van alles kan bedenken. Maar soms drijf ik af van het vaste land. Gaat er een eilandje aan gevoelens en gedachten met mij op drift.

Wakker dat was ik vorige week. Samen met mijn meisje had ik een super vakantie, maar één moment stak er zó bovenuit. Ik had de avond al helemaal vol gepland. Als we nu eerst dit doen, dan gaan we straks uit eten in het restaurant en is er daarna nog tijd voor dat. Ineens vloog die hele planning van de baan. Ik zag de laagstaande zon tussen de bomen door. Zij scheen net in het kleine speeltuintje naast ons vakantiehuisje. Een feeërieke sfeer. Ik pakte de tuintafel op en zette hem naast het zand in de zon. Pakte uit de koelkast allerlei lekkers. Boterhammen met kaas en worst, een beker melk. Samen zaten we aan tafel te genieten. Dat moment, dat was geluk. Het viel niet te plannen. Ik kon zoeken wat ik wilde, maar ineens was het daar.
Hoe was ik zo wakker geworden?
Ik zag de natuur. Ik stond stil. Voelde de ruimte. En er was geen scheiding meer tussen een wereld of een ik.