Category Archives: 10. Dagboek 2015

Omzien

Omzien

Het voelt een beetje als heimwee. Vertederd leg ik mijn hand op mijn buik. Het beweegt in mij. Precies zoals jij mijn kleine meisje ooit in mij deed. Wat een oergevoel was dat. Zo intiem. Ik had je behalve op een echofoto nog nooit gezien, nog nooit gehoord behalve dan je hartje via een doppler, maar ik kende je al. Ik wist dat je mijn kindje was.
Vooral in de auto liet je je gelden. Dan zat je waarschijnlijk klem als ik wat ineengezakt op de autostoel zat. En op mijn werk voelde ik je ook. Dan wroette je ruimte vrij tussen het bureau en mij.
Na het voelen denk ik nog even, stel dat ik nu …
Maar nu zijn het gewoon mijn darmen die opspelen.
Weg vertedering. Weg verliefdheid. Weg zwijmel en zachtheid.

Drukte, spanning, ander eten? Zeg het maar. Mijn darmen mogen graag meepraten. Alhoewel praten? Ze zeggen niets. Kroppen alles op en maken enkel eens een spastische beweging. Alsof ze van zich aftrappen. Als een nukkig omdraaien van het hoofd.

Jij bent teleurgesteld als je er achter komt dat we naar een feestje gaan, maar dat er niemand jarig is. Als ik navraag doe, zeg je dat je zo graag verjaardagliedjes wilt zingen. Je vertelt over de verjaardagsfeestjes op school, het zingen van een heel repertoire. En dat als de juf dan de laatste keer hieperdepiep zegt,  jullie heel hard HOERA moeten roepen zodat de papa’s en mama’s thuis en op het werk het ook kunnen horen.

In de afgelopen dagen was mijn moeder jarig en jouw vader was ook jarig. We vieren hun verjaardagen niet. Ik denk eraan, vergeet het en ben dan ineens weer verrast als ik zie welke datum het is. Ik wil niet voelen. Ik weet ook niet hoe ik me zou voelen. Wel voel ik dat het niet fijn is. Toch hoef ik ook geen verandering. Het loopt zoals het loopt. In die zin is het nu goed zoals het is.

Veel is niet te bevatten. Ik kan het koud krijgen. Ik kan een blok op mijn borst voelen. Ik heb hemel en aarde willen bewegen, maar ik weet dat het is zoals het is.
Ik leef mijn leven. Het is goed.

Ik leg mijn hand op je hoofd. Ik aai over je blonde haren. Je hoofd rust tegen mijn buik. Je armen heb je om mijn benen heen geslagen. Ik ben verliefd op je. Ik zwijmel bij je weg. Ik wil voor altijd voor je zorgen. Je vraagt of ik memory met je wil spelen. Ja lieverd. Ik wil met je spelen.
Ik wilde eigenlijk snel de tafel afruimen, snel de afwas doen, snel wat mail beantwoorden, snel de logeertas uitpakken, zodat als ik je in bed had gelegd, aan een iets rustiger avond begon. Maar ik wil je zien. Ik wil je horen. Ik wil je leren kennen. Ik wil er voor je zijn.

Wild Women

Wild Women

‘Paul wil jij donkergroen? Dan kleur ik met de lichtgroene stift’. Je praat in je slaap. Tekenen is favoriet. Alles met betrekking tot knutselen vind je trouwens leuk. Enige verbazingwekkende is dat je het hebt over groen. Roze is jouw favoriet.

Zo zoek ik nu een roze fiets. Beter gezegd ik kijk naar meisjesfietsen en die blijken grotendeels roze gekleurd te zijn. Graag geef ik je een nette fiets waar een mandje voorop kan en fietstassen achterop. Waar een lamp op zit en een mooie bel. Aan de andere kant geniet ik als ik je zie crossen op de oude afgeragde boerderijfietsjes met scheve spatborden, meegenomen uit de schuur aan de Espelerweg. Je bent ook zo’n lekkere rauwdouwer. De ene keer een prinses en de andere keer een wild women.

Dat laatste waarschijnlijk al meegekregen vanaf je eerste weken in mijn buik. Zo lag je al eerste rang bij een concert van Volbeat. Mama stond bij het hek te springen en te sjansen met Michael. Niet dat dat laatste wederzijds was, maar de berenburg die avond, troostte dat gelijk af. Dit alles zonder te weten dat ik jou al in mij meedroeg.
Heerlijk om los te gaan. Zo ook een paar weken terug bij John Coffey. Mijn keel rauw schreeuwen, het lijf erin gooien en mijn best doen om te blijven staan tussen al dat geweld vooraan bij zo’n optreden. Dagen later nog voelen dat ik daar was. En in plaats van jammeren om blauwe plekken, zacht glimlachen.

‘Waarom?’ vroeg iemand mij. Of misschien vroeg ik het mijzelf wel af toen ik dit enthousiast tegen iemand aan het vertellen was. Ik hoorde mijzelf en vond het namelijk wel vreemd klinken.
Ik weet het eigenlijk niet zo goed. Rare vergelijking misschien, maar ik herken het wel als ik tuinier. Grote zware pollen verplanten, mos uit het gazon harken en de dag daarop mijn armen voelen. Pijnlijk, maar ook met zoveel genoegdoening. Bewustwording van mijn lijf. De kracht voelen die erin zit. Hobby? Uitlaatklep?

Contact met mijzelf via mijn lichaam werkt als een betere ingang dan via mijn hoofd. En misschien ook wel betere uitgang. Dichter bij het leven. In het hoofd bedenk ik het toch ook maar weer zoals het hoort, zoals er van je verwacht wordt. Echter, als de muziek over me heen rolt behept met veel te veel decibel en zware bassen. Ik de concentratie voor het denken daardoor niet meer kan opbrengen. Mijn lichaam het overneemt. Geen muziek die je verplicht voetje aan voetje te schuifelen. Nee, dan mag ik los! Al de kracht in me, het valt niet op bij de kracht die de band over mij heen stort. Schreeuwen van plezier en wie weet ook wel van opgekropte spanning. Springen en beuken. Een legale lijflijke explosie!

Daarna kam ik met mijn vingers wel mijn haren. Laat met mijn natte tong mijn lippen weer glanzen en loop op mijn laarsjes met hakjes elegant naar de volgende festivaltent. Wild, maar Women.

Dat fietsen en dat vallen moet je misschien deze dagen gewoon nog even op de boerderijfietsjes blijven doen. Geen angst voor schade en tegelijk een manier om je lichaam te ervaren. En echt, binnenkort staat er wel een fiets waar je helemaal bij matcht als je in je prinsessenjurk met tule rokje, je roze elfenvleugels op je rug en zilveren kroontje in je blonde haren de trap afkomt.
Klein wild prinsessenmeisje van mij!

Hangmat

Hangmat

‘Zonnetje van begin mei waar ben je? Mijn hondje, mama en ik missen je!’ Ik plaatste een foto van je met knuffel, liggend en lachend in de hangmat op mijn facebook. Het was toen stralend weer. Eigenlijk wilde ik deze ochtend de foto op de ANWB site opladen. In de Kampioen stond een oproep met betrekking tot hangmatfoto’s. Maar ja, tijdens het account aanmaken vroegen ze mijn lidmaatschapsnummer. Het pasje ligt in de auto. Het regent. Het hagelt zelfs. Ik zag de stenen net een halve meter hoog op de tuintafel stuiteren.
Kortom, ik bleef binnen. Mezelf vergapen aan de warmte van de foto.

Op onze vrije middag, tussen alle buien en kou door, spurten we bij het kleinste beetje zon naar buiten. Eerst naar de speeltuin een paar straten naar rechts als we de achterdeur uitlopen. Daarna de speeltuin aan het eind van onze straat.

Jij krijgt de zomer in je bol na drie zonnestralen en wil een ijsje thuis ophalen. Ik vind het mooi dat jij zo in je eentje door de straat durft te fietsen. Je mag wel zo’n lang zakje met waterijs ophalen. Wel de diepvriesdeur en de schuurdeur daarna sluiten hoor!

Mama achterlatend op het bankje in de speeltuin, stap je stoer op je grote fiets. Eigenlijk is die nog net een tikje te groot. Je komt enkel met je tenen aan de grond. Auwts. Een slinger en je valt. Ik blijf even van een afstand toekijken. Je bent stil, maar dat zegt niets. Soms zit er een vertraging op. Dan blijf je er bijna in voordat het geluid uit je lijfje knalt. Gelukkig, nu is er niets aan de hand. Je krabbelt samen met je fiets overeind.
Maar ineens gaat het toch los. Je zou niet misstaan om 12.00 uur op de eerste maandag van de maand. Een moeder schrikt op in de speeltuin. Haar zoontje staat bij jou. ‘Heeft hij wat gedaan?’ vraagt ze gegeneerd geschrokken. ‘Nee hoor.’
Hij heeft wel wat gedaan, maar dat durf ik niet te zeggen. Ik hoorde het. Het was maar kort. Maar hij lachte.

Lichamelijke pijn daar kan je aardig goed tegen. Ben je mij soms bijna te hard in. Maar dit, pff daar ben je wel zó gevoelig voor. Ja, het is verdomd kut dat die jongen in de lach schoot toen hij jou op de stoep zag liggen met de fiets, maar zo is het. De mensheid lacht om valpartijen van een ander. Waarschijnlijk kan een wetenschapper het nut van leedvermaak nog verdedigen ook.
Lieverd, het is niet erg. Niet dat je viel en niet dat hij lacht. Ook niet dat je zo gevoelig bent, ik denk dat je daardoor een goed inzicht krijgt in situaties. Ik zou je alleen een beetje willen beschermen tegen de intensiteit waarmee alles binnenkomt.
De mensheid is complex. Maar jouw schaamte lieve meid, houdt die maar simpel en klein. Laat de rest bij de ander. Jouw grote kunsten, jouw durf en de warmte die je uitstraalt. Laat dat je de zekerheid geven dat je oké bent.
En misschien moet ik je eens wat meer uit de lol pesten. Zo’n super lieve invoelende mama brengt je veel goeds, maar een beetje werelds kan natuurlijk ook geen kwaad.
En voor de goede orde, je mama zal altijd je hangmat blijven waar je heerlijk veilig en warm in kan wiegen.

Koolzaad

Koolzaad

Wat mooi! Grote stroken gekleurd landschap. Roze, rood, wit, purper, oranje. De tulpen staan in bloei. Ach, mooi? Het is bijzonder. Mooi zijn de bermen vol koolzaad, paardenbloemen, boterbloemen en witte schermen. Vrij, ongeordend.

Wat anders zijn dan de akkers voorzien van strakke ruggen. Kavels zo ver je kan kijken. Een bomenrij markeert de volgende afslag.
Wat vond ik het kaal toen ik twintig jaar geleden naar de polder kwam. Ik dacht dat ik inmiddels de schoonheid er ook wel van in kon zien, maar nu ik gisteren weer even ten oosten van de IJssel  was. Mmm.
Akkers vol paardenbloemen, vee in het land, glooiing, wegen met kronkels, groene erehagen van bomen wier takken over de weg hangen. Terwijl ik in Hellendoorn op Dauwpop bij Frank Turner stond, dacht ik weer aan dit genieten. Tussen het springen, klappen en luisteren door. Ik heb niets gemist van zijn optreden, maar het was zo hetzelfde warme gevoel, zo blij.

Heb ik er de schoonheid van ingezien omdat ik weet dat je het moet doen met wat er om je heen is. En als je blijft zeggen ‘vroeger waar ik woonde daar was het pas mooi en o wat is mis ik dat’, dan krijg je holle ogen. Ogen die naar achteren kijken, ogen die geen contact maken met het nieuwe. Ogen die niets leren.
De Noordoostpolder. Bedacht door mensen rond een tekentafel. Het bekoord mij niet. Maar toch, de ruggen in de polder hebben wel aantrekkingskracht op mij. Als ik er langs rijd, blijf ik opzij kijken. Zoeken naar een kromming om te zien of een boer een glijer heeft gemaakt doe ik al lang niet meer. Ze zijn super die mannen op de tractor. Maar ik kijk naar het lichtspel, de schaduw. Het verrassingseffect van toch steeds hetzelfde.

Ik kan ook oprecht genieten van het overzicht. Mag het graag duidelijk hebben. Lijstjes en dan afturven wat je gedaan hebt.
Vroeger dacht ik ook meer zo rechtlijnig. Zwart wit. Of je was oké. Of blijf uit mijn buurt. Als je eigen grenzen nog niet zo goed werken, heb je zo’n grote buffer blijkbaar nodig. Nu ik beter weet wie ik ben, hoeft de wereld niet meer in tweeën verdeeld te worden. Er zijn wel tig schakeringen bijgekomen. Kan met veel meer mensen contact maken, veel meer situaties betreden. Kan mijzelf verrijken door het delen.

Ik vind het fijn dat dat strakke weg is uit mijn hoofd. Ik houd nog wel van strak, maar er is meer. En dat meer, dat andere dat vind ik zo mooi. Het leven van vrije vormen, van oerverhalen, van vele gevoelens, van vele mensen en dan tegelijk alleen kunnen zijn en samen, echt op hetzelfde moment en dat allebei vol blijdschap beleven in een volle schuur met goede muziek.
Je kan omhoog gaan. Je kan uit jezelf. Voorbij die grens van huid. Je kan je opdelen in tig fragmenten en je kan je zo vrijblijvend aan een ander fragment plaatsen. Je kan groeien van al wat er om je heen is. Je kan tegelijkertijd met jouw stukje de ander ook laten groeien. En ja, ik heb wat foute Jack Daniels geproefd gisteren, maar daardoor komen deze woorden niet. 

Zwart wit denken. Je kan het nodig hebben. Het denken in grenzen, maar wat krijg je een rijkdom als je meer tinten toevoegt.
Tulpen strak in het gelid zijn bijzonder. Bermen vol koolzaad zijn mooi. Mijn leven is bijzonder mooi.

(Dag na Dauwpop mei 2013)

Fase

Fase

Poep! Poep! Poep! Zo, dan is dat maar gezegd.
Was het in het begin, oké heel erg beginne, nog grappig om aan te horen, nu ben
ik het wel zo zat.
‘Wat wil je op je brood?’ ‘Poep!’ ‘Wat een mooi paardje op je pyjama.’ ‘Is geen
paard, is poep!’ ‘Slaap lekker lieverd.’ ‘Dag poepie!’
Ik knars met mijn tanden over elkaar om te voorkomen dat ergere woorden dan ‘poep’ mijn mond verlaten. Zijzelf schatert het uit.

Een paar maanden geleden had ze dacht ik de top al wel behaald. Als ze samen
speelde met haar grote vriend vlogen de poepiescheets je om de oren. Waren ze
elkaar aan het overtroeven met poep op je hoofd, poep in de boom en poep op je
fiets.
Ik mag misschien niet alles afschuiven op school, maar de poep is sinds ze naar
school gaat weer stinkend hot. Zo ook nieuwe begrippen als ‘Wie is de baas?’ en
‘Als je dat doet ben je mijn vriendje niet meer en mag je niet op mijn feestje
komen.’ Samen met haar vriend kwamen ze er op deze manier achter dat ze allebei vijf
jaar worden op hun volgende feestje, dat overigens nog bijna een jaar op zich laat wachten. Ze liggen dubbel van het lachen om zoiets moois.

Naast het slaan en schoppen en het zo hard mogelijk ‘Nee!’ schreeuwen is
gelukkig als tegenhanger de slappe lach geïntroduceerd. En ook de verhalen die
ze ineens kan vertellen zijn kostelijk.
Ze kan situaties die ze op school of bij een vriendje thuis heeft meegemaakt zo
gedetailleerd weergeven. Inclusief de stem en houding van juf die wat uitlegt
of een vader die een grapje maakt. Ze doet schreeuwend na hoe een meisje uit
haar klas uit haar dak gaat als ze boos is en ik begrijp ineens waar sommige
nieuwe oneliners van mijn meid vandaan komen.

De wereld wordt groot hè meisje? Zoveel nieuwe gebeurtenissen. Misschien is het wel een logische reactie om met je lichaam te werken als je het allemaal niet kan bijhouden in je koppie en misschien is het wel logisch dat je de afgelopen dagen daarom met vlagen ineens
in een zelfbedachte babytaal praat. Wordt het je allemaal teveel meid en wil je
weer gewoon klein zijn? Of is er een andere verklaring voor en is dit meer mijn
onbewuste wens die nu doorgeschemerd.

Ik google en vind: ‘Ze is bezig haar ‘meta-linguïstisch bewustzijn’ te ontwikkelen, zoals dat heet. Dat wil zeggen dat je na kunt denken over taal, en wat je er allemaal mee kunt doen. Dat is leuk, maar vooral ook heel nuttig.’
Er volgt nog een hele uitleg. Ik kom er achter dat alles volgens het boekje verloopt.
Met betrekking tot poep, het geen aandacht er aan schenken; positief in de zin van erom lachen (nou die tijden zijn geweest) als negatief kan het proces versnellen. Daar houd ik me dan maar aan vast.

Wat mij betreft, op naar de volgende fase!
En ach, tot die tijd zijn sommige dingen gewoon nog even poep.

Uniek

Uniek

Hoe doen anderen dat. Ik geloof in ieder geval nooit dat ik de enige ben met een goede mailtoevoer in mijn mailbox. En ik geloof weer wel dat ik een hele goede organisatietrut ben die een goed overzicht heeft en alles netjes archiveert. En toch, als ik even niet oplet ben ik een halve dag bezig met het uitzoeken van nog tientallen achterstallige inkomende berichten die nog even aandacht behoeven.

Facturen die ik nu nog net op tijd kan betalen. Nieuwsbrieven die ik had bewaard omdat ik toch nog even dat ene linkje wilde openen naar dat ene interessante onderwerp. Ik moet de gegevens van het stamceldonor-zijn nog opslaan in mijn administratie. Reageren op de mail met betrekking tot  de overblijfregeling van school. Het nieuwe nummer van Volbeat nog luisteren. O, het is een live 360 degree filmpje en en passant toch nog even hun site bekijken om te zien of de band dit jaar echt niet Nederland aandoet.

Ondertussen huil ik dan nog even lekker mee met filmpjes van Britain’s got talent. Ik zocht tussen al mijn opschoonwerk even afleiding op facebook en klikte daar op zo’n verrassende act. Op youtube kan je dan zo nog tig filmpjes bij langs.
Gevolg, ik schrik me rot als ik op de klok kijk.
Ik moet als de sodemieter mijn meisje ophalen van school. Ik laat de fiets even voor wat die is en stap in de auto. Ik wil niet dat ze het schoolpad afloopt op weg naar al die wachtende ouders en dan haar mama niet ziet staan.

‘Kom we leggen je fiets wel even achter in de auto.’’Nee.’’Ahh toe nu maar, gaan we gelijk even naar de winkel om de blikjes knakworst aan te vullen.’’Nee.’ En ze fietst verdorie al bij mij vandaan op weg naar huis. ‘Stop eens even, we gaan overleggen. Denk jij dat je alleen naar huis kan fietsen? Over het schelpenpad, het bruggetje, stilstaan bij de straat en goed kijken voordat je oversteekt  en verder over het schelpenpad?’ Ogen die glunderend glimmen en een blij, bijna schreeuwend:  ‘Ja mama, dat wil ik doen!’

Het jongste kind er af op fiets zonder zijwieltjes. Het jongste kind zonder begeleiding. Het jongste en tevens oudste kind van mij.  Ik weet dat ze het kan. Ik weet dat ze overzicht heeft. Ik weet dat ze het kan organiseren deze fietstocht. Ik weet ook dat zij alle bloemenbomen onderweg ziet. Stopt als ze een grote schelp ziet liggen of een mooie steen. Achter een poes aan kan gaan. De tijd kan vergeten.

Mijn meisje. Ik wacht haar op aan de zijkant van ons huis. Aan het eind van het schelpenpad. Ze fietst. Ze fietst alsof het zo gewoon is. Zo eigen. Zo eigen en zo mijn. Zo mijzelf met haar blozende wangen en blonde haren. En zo haarzelf. Wat is ze veel van mij. En wat is ze godbetert een uniek kind.
Helemaal van haarzelf!

179

179

Geboekt! We hebben de zomervakantie geboekt! Plekje 179. Onze voeten maar een paar passen verwijdert  van een warm zandstrand en koel riviertje. Uitzicht daarachter, een paar imposante rotspartijen van de Ardèche.
Ik voel de zon op mijn huid. Ruik de geur van buitenlucht  in haar haren als ik daar doorheen woel. Hoor het gegil van een watergevecht en zie zijn gebruinde ontspannen kop al voor me.
Drie maanden voorpret voor de boeg.

Als voorproefje op het buiten eten, zitten we al een paar avonden op ons picknickkleed. We zitten voor de garage. Beschut en in het laatste beetje zon. We zwaaien naar mensen die thuis komen van het werk. Maar meer nog zien we elkaar. We vertellen over hoe onze dag was, lachen om onze eigen grapjes en zingen stukjes van nieuw aangeleerde liedjes. Als ik intens gelukkig tussen dit alles door fluister dat ik van haar hou, niet in haar ogen maar meer nog tegen de blauwe druifjes achter haar en in de warmte van de lucht, zegt zij à la Hazeltje: ‘ik hou het meeste van jou’.

We knippen het haar van meneertje Tuinkers tot stekeltjes. Ze nam het mooi geknutselde potje met tuinkers mee van school.  O, dat is lekker fris knapperig op een boterham met een plakje kaas. De bloemkool en aardappels die ik toch nog moest schoonmaken laten we voor wat het is. We lopen een rondje door de dorpswinkel en kiezen lekkere picknickhapjes uit. Daar zijn we goed in.

We zijn goed in knus bezig zijn. In kroelen en smullen. We kunnen genieten van elkaar, van de zon en van een lieveheersbeestje. We plukken bloemen voor in een vaasje. We lachen om een scheetje. Miauwen als een poesje en drinken melk uit een pakje.

De knuffelgiraffe is gebombardeerd tot baby en mag nog een hapje mee eten. Als ook die zijn buik vol heeft schudden we het kleed met de kruimels daarop uit. Het is al laat en de pyjama moet aan. Morgenvroeg is daar weer de school.

Maar nog drie maanden en dan blijven we na het eten buiten zitten. Spelen we met z’n vijven een kaartspel of zoeken we de pooltafel op die op de campingfoto’s al te zien was. Spoelen we onder ielig stromende campingdouches het zand van ons lijf. Maken de caravan tot ons tweede huis en leven ons leven op plekje 179.

Levenselixer

Levenselixer

De nagels gelakt. Mijn rode laarsjes aan. Moeders gaat op stap. Had ik dat ‘moeders’ nog willen wegmoffelen onder make-up, helaas. Iedereen ziet mijn stoeltje achter op de fiets en dan nog eens van die uitgezakte fietstassen erbij waarin zaterdag de broden en de pakken melk zitten.

Ik rijd de dam op en hoor het soundchecken van de band al in de schuur. Terwijl  ik over het erf fiets wordt er gezwaaid en gegroet. Binnen gekomen kom ik terecht in een innige omhelzing onder de woorden ‘Ik hou van je, echt, als ik ooit wat voor je kan doen.’ Nou een spätje sla ik niet af. Ooit bestelde ik dat elders ook zo, maar toen kreeg ik een brave spa blauw geserveerd. Blijkbaar een typisch Urker benaming voor een cola berenburg.
Staand bij de bar ontvang ik liefkozende aanrakingen van mensen die langslopen en een enkele kus wordt half op mijn wang gedrukt. Wat een fijn weerzien. En tegelijkertijd voel ik me er klote onder. Wat heb ik dit gemist zeg. Het eerste blikje klapt er dan ook snel in.

Na praatjes met verschillende vrienden schuif ik even later aan bij de tafel met vriendinnen. Weer allerlei knuffels, maar ook deels om te laten voelen hoe koud hun handen zijn. En bedankt. Dat wordt dus de band even aansporen en dan los op de dansvloer.

Er staat nog niemand te dansen, maar mijn lijf gaat mee op de muziek en ik vind mijn weg naar voren. Het is bijna als zwemmen in een warm bad. Het voelt zo beschermend. Zo gewenst. Zo eigen. Zo vrij en blij met mijn lijf dat geen belemmeringen kent als de muziek één wordt daarmee.

Ik dans en drink met vrienden, praat en lach. Schater om de koude wc-bril in de toiletwagen buiten. Schrik me een ongeluk als boven mij ineens een hand met een wc-rol verschijnt, reagerend op het papiertekort aan de andere kant van mij en zie tijdens het handen wassen mijn stralende gezicht in de spiegel.

Er wordt gesproken over welke festivals ga jij dit jaar bezoeken. Plannen worden gesmeed. Er wordt gefeest. Een mini dorpsfeest.
Iedereen valt niet gelijk in de categorie vrienden die je in je verjaardagskring hebt zitten. Had ik het afgelopen jaar kerstkaarten verstuurd had de meerderheid er zelfs geen ontvangen, maar toch, als dorpsmensen zo als vrienden kunnen voelen, wat woon je dan goed!

Het leven komt je aanwaaien in de vorm van werken en feesten. Helaas heb ik blijkbaar een raar time management systeem. Het werken en de eventuele kopzorgen neem ik zo tot me, maar voor de feesten moet ik echter de agenda erbij pakken om het echt door te laten gaan.
Maar díe constatering dan bij deze aangenomen te hebben. Hierbij mijn agenda. Dauwpop 14 mei, wie ook alweer allemaal? Een dagje Zwarte Cross, avondje Dicky Woodstock? Agenda Klos, Netl en HMH checken. En dan als eerste date; feesten met vrienden in de Koningsnacht.
Proost! Op dé levenselixer, het feesten!

Mallemolen

Mallemolen

‘Mama,  iemand op school zegt dat ik jong ben.’ Klonk dat nog verontwaardigt, boos klinkt het volgende: ‘ Maar ik ben géén jongen. Ik ben een meisje!’
Zal ik het haar uitleggen? Nûhhh, laat maar even zo. Haar koppie heeft nu dezelfde kleur als haar witblonde haartjes en daar gaat even niets geen nieuwe informatie meer bij in.
‘Was het leuk op school?’ waag ik toch nog te vragen.
‘Nee! Een jongetje zei dat ik niet gek mocht doen en een meisje zei dat ik niet in de klas  mocht rennen.’
Pfff, zo klinkt school inderdaad niet leuk.

Ondanks dat ik de tranen nog op haar wangen zie liggen en het snot in het snotgeultje,  weet ik dat er tegenover deze opmerkingen heel veel goeds staat. Ze is goed op haar plek op school. Ze kan de uitdaging van nieuw  aangeboden lesstof wel aan. Is er wel aan toe.
Trots laat ze de Boekenprettas zien. Ze heeft een prentenboek van school mee gekregen.
Mijn maag rommelt. Ik heb zin in een boterham. Mijn meisje heeft na een ochtend school behoefte aan lichaamswarmte en rust. Eerst samen op de bank tegen elkaar aan zitten en het boek twee keer lezen.
Even thuiskomen.

Op de opvangboerderij hoorden we al bij het interieur. Alles was bekend. Voelde vertrouwd. Je wist wat je leuk vond en wat niet. Nu moet je alles opnieuw uitzoeken. Allemaal nieuwe kinderen. En ja, jij bent de jongste. Spannend. Maar blij met de hele positieve wendagen en ook nu, ondanks de tranen  voelt het goed.

Ik zie mijn meisje bijkomen van haar ochtend school. Even onder een dekentje en liggend een broodje eten. Half een filmpje volgen op de televisie en dan, als het lijf weer wil en er weer wat kleur op haar wangen zit, lekker spelen.

We spelen kappertje en aangezien ik met mijn staarten met roze elastieken zo gek lijk, mag ik meedoen met K3. ‘Je lijkt op Kathleen mama.’ Samen staan we te dansen voor de tv met K3 dvd.  We zingen alles mee. De cd van K3 zit namelijk al enkele weken vast in de cd-speler  van de auto. Het is een malle wereld.

Kom! De mallemolen draait weer een rondje. Kom, spring op je paard. Ga los op de muziek. Voel de wind door je haren. Kom!
Klopt, het leven is niet altijd alleen maar makkelijk als je aan het groeien bent. We zullen van alles moeten leren. Maar kom! Er is nu een paardje vrij.

 

Nietsdoen

Nietsdoen

Ik lig. Mijn ogen dicht. Ik hoor een rustig muziekje. Een dikke rulle handdoek is over mij heen gelegd. Zachte vingers gaan stevig en doeltreffend over mijn gezicht. Gedachten over de dagplanning vervliegen. Bijna zou ik zelfs wegdoezelen, maar dan hoor ik een: ‘Komt ie.’
Oké dan. Dat was de harspleister onder mijn wenkbrauw.
Maar wat is het zalig om in een grote relaxstoel te liggen en even niets te moeten. Wat een verwennerij. Een cadeau van mijn lieverd – niet dat het nodig is hoor, maar als jij het fijn vindt.
Ik kende Jenneke, de schoonheidsspecialiste in mijn dorp niet, maar daar zal de komende maanden vast verandering inkomen.

Het voelt zo luxe. Het cadeau. Het niets moeten.
Mede overigens mogelijk gemaakt door de basisschool. Voor het eerst in vier jaar heb ik twee ochtenden in de week voor mijzelf. Kan ik overdag poepen zonder publiek. De winkel door zonder kind in de kar, naast de kar, onder de kar. Iets in mijn mond stoppen zonder het stiekem te doen. ‘Wat heb jij mama? Mag ik ook?’ Een boek pakken en twee bladzijden lezen zonder tussendoor te hebben gereageerd of wat net zoveel energie kost, een vraag genegeerd te hebben.
Wat begint deze eerste vrije ochtend goed!

Ik lig. Mijn ogen dicht. Ik hoor gesnik. Een klein meisje ligt languit op mij. Mijn vingers gaan zacht strelend over haar lijfje. Gedachten over de dagplanning vervliegen. Kom maar meisje, kom maar onder mijn huid. Kruip maar in mij weg en laad je op aan mij. We kunnen wel delen. Ik heb weer genoeg energie.
Was de school, waar je vanmorgen op het schoolplein al voor mij uit naar toe holde zo leuk, maar ook zo vermoeiend? Zijn er zoveel nieuwe dingen?

Mijn kleine Eva Luna, mijn meisje van de maan.
Kom maar liefje. Kom maar liggen. Je hoeft nu even niets.
Doe je ogen maar dicht.
Dan fantaseer ik een schommel voor ons aan de maan.
Dan gaan we zachtjes wiegen.
Zwaaien we naar de sterren.
En doen verder even helemaal niets.