Category Archives: 14. Ghana 2005

26. Donderdag 18 augustus

26. Donderdag 18 augustus

Een gigantische regenbui maakt mij rond 5.30 uur wakker. Even later hoor ik hoe de familie overal weer emmers en teiltjes neerzet om het regenwater op te vangen, waar we ons vervolgens weer mee kunnen wassen.

Ik heb geen zin om op de fiets te stappen en naar mijn werk te gaan. Van mij mag het nog wel even door regenen. De kinderen worden niet naar school gebracht zolang het regent. Maar het stopt met regenen en ik stap op mijn fiets en doe mijn best de verharde delen te berijden op de rode zandweg en de blubberplassen te ontwijken. Het laatste gedeelte van mijn fietstocht begint het toch weer licht te spetteren. Ik kan wel proberen harder te fietsen, maar dan word ik nat van het zweet. Dan maar nat van de regen worden.
Uiteindelijk heb ik nog geluk. Ik druk de deur van het tussenlokaal open om mijn fiets er in te zetten en dan begint het me toch te hozen. Nadat de ergste bui voorbij is, druppelen de kinderen langzaam binnen. Gebracht door vader en met z’n drieën of vieren op een brommertje.
Evelien en ik nemen het schoolplan door met de staf dat erg enthousiast ontvangen wordt.

Na de pauze gaan we knutselen met het materiaal dat ik heb meegenomen.
Ik had verwacht dat de kinderen zich op het gekleurde papier, de stiften, scharen en lijm zouden storten, maar nee. Ze zitten bedeesd te kijken naar wat er voor hen ligt. De schaar kunnen de meesten niet hanteren. Ook wel logisch voor de kleinsten, maar met de stiften komen ze eerst ook niet uit de voeten. Wat doe je met deze plastic gekleurde stokjes. O, je kan er iets afhalen, de dop en dan verschijnt er een puntje. Een paar kinderen zijn gelukkig zo vrij en proberen wat het is om met de stiften te tekenen. De meesten moet ik echter stimuleren en in het begin hun hand vasthouden. Proberen een juiste schrijfhouding te leren en dan samen de stift over het papier bewegen. De stickertjes zijn een groter succes. Die wil iedereen wel op zijn gekleurde vel papier. De juf is enthousiast over de kartelschaartjes en al het gekleurde papier. Ze knipt van verschillende kleuren papier stroken en knutselt een mooie bloem voor mij.
In de oudere groep zijn de kinderen actiever. Er wordt veel gelachen en ze proberen alles uit. Trots houden ze een knutselwerk omhoog als ik langs kom lopen en roepen me en vragen mijn aandacht. Om 12.00 uur sluit de school, maar in de oudste groep willen ze nog lang niet van stoppen weten. Het is mooi om te zien dat kinderen buiten naar hun ouders toe rennen, wapperend met hun gekleurde kunstwerk. Enkele ouders bedanken me voor al mijn cadeaus voor de kinderen.

’s Middags zit ik in het internetcafé. Lach om de lieve mails die ik heb gekregen en typ weer een verslag op mijn webspace. Ik raak geïrriteerd door de traagheid van de computer en de vele errors die ervoor zorgen dat hele lappen ingevoerde tekst verdwijnen. Ik moet hier weg, voordat ik mijn geïrriteerdheid uit op de apparatuur.
Het bezoek heeft me echter wel iets opgeleverd. Iemand herkende mij als de zus van Zybourn en knoopte een praatje met mij aan. Samen mopperden we wat over de computers en ik deelde mee dat ik een brander zocht. Mijn geheugenkaartjes van de camera zijn op een paar MB na vol. Ik wil het overzetten op cd’s, maar kan hier nergens een computer met brander vinden. Hij kent iemand in een ander internetcafé die als enige een cd-brander heeft. Ik vraag om de naam en hij schrijft het op. En o wat aardig, hij schrijft gelijk een soort van aanbevelingsbriefje. Als ik dat aan meneer E. geef, helpt hij mij misschien wel.

Thuisgekomen zie ik dat er weer visite voor mama Doris is. De hele dag lopen er mensen in en uit die op ziekenbezoek komen. Ik stel me voor en maak met iedereen een praatje. Soms heb ik er wel even de balen van en wil ik gewoon rust, maar ik weet dat de familie het erg waardeert als ik me zo presenteer. Ze zijn zo trots op hun dochter en zus. En voor de gasten ben ik vaak de eerste blanke met wie ze een gesprekje voeren. Ik weet nog dat er vroeger weleens familie uit Canada bij ons op bezoek kwam en hoe speciaal ik het vond om samen met hen aan tafel te zitten eten.

Als ik later met Doris buiten in de schaduw zit, zegt ze weer hoe blij ze met mij is en dat haar familieleden en vrienden allemaal zoveel complimenten geven. Er zijn meerdere Nederlandse vrijwilligers in dit huis geweest, maar samen met de Nederlandse ‘zoon’ Ruud ben ik toch wel de Nederlandse ‘dochter’ en ze hoopt dat ik haar nog weer een keer kan komen bezoeken. Haar huis zal altijd mijn huis zijn, mocht ik weer eens in Ghana komen. Andere meiden staken soms alleen hun hoofd om de deur om gedag te zeggen en zwaaiden dan ook nog eens met hun linkerhand.
Dat is hier één van de gebruiken die absoluut niet kan. Links is je onreine hand. Die gebruik je om je achterste te wassen, nadat je naar het toilet bent geweest. Je doet niets geen handelingen met je linkerhand. Zeker niet eten of zwaaien en mocht je je linkerhand toch eens nodig hebben dan verontschuldig je je daarvoor door te zeggen ‘sorry for left’. Zo zijn er nog veel meer gebruiken, waaronder buigen voor ouderen, maar ik weet ze lang niet allemaal en zal weleens mensen voor het hoofd stoten. Hopelijk zien ze mijn huidskleur en glimlach en vergeven me dan voor mijn onwetendheid.

De mensen hier hebben veel littekens in hun gezicht. De eerste dagen dacht ik nog, wat een gewelddadig volkje. Er is zeker ruzie of oorlog geweest. Maar later leerde ik patronen te herkennen. Sommige mensen hebben 1 horizontale streep over hun wang, anderen hebben 3 verticale strepen op hun wang en weer anderen hebben een soort lachrimpels aan de zijkant van hun ogen in hun huid gesneden.
Als de baby’s geboren worden, worden ze gemerkt. Met een mes wordt het familieteken in hun gezicht gekerfd en ik heb ook gezien dat sommige mannen een soort zonnestralen om hun navel heen gekerfd hebben gekregen. Zybourn geeft aan dat hij zijn kinderen nooit zo zou willen merken. Hij weet dat zijn moeder het liever ook niet had gehad bij hem, maar de vrouw heeft in dit verhaal niets in te brengen. Zelfs zijn eigen vader had niet veel in te brengen. De oudere mannen in de familie nemen de beslissingen. Hij zegt blij te zijn dat deze traditie aan kracht afneemt. Zelf weet ik niet zo goed wat ik ervan vind. De baby’s zijn heel jong als het gebeurd. De beleving van het pijn-verhaal is hopelijk gering, maar dat weet ik ook niet zeker. Ik weet niet of ik het zie als verminking of een mooi familieteken. Ik vind de traditie wel wat hebben. Misschien zou het mooier zijn als je op latere leeftijd bewust voor kan kiezen dan dat je het zo krijgt opgedrongen, los gezien van de pijn die je dan bewuster meemaakt. Het teken van verbondenheid, van ergens bij horen, een bloedband vind ik wel wat hebben. En het onderscheid in gebruiken vind ik mooi (zolang het geen martelen wordt). De mensen hoeven niet allemaal hetzelfde te zijn.
Als alle mensen hetzelfde denken, dan denkt er iemand niet na.

25. Woensdag 17 augustus

25. Woensdag 17 augustus

Wat lekker zeg. Ik hoef deze ochtend niet een half uur te fietsen naar mijn school. Ik hoef alleen maar 100 meter te lopen naar het internetcafé. Samen met Evelien werk ik deze ochtend het schooladvies uit op de computer. Het is een knap document geworden en ik ben benieuwd hoe de school het zal ontvangen.

’s Middags ga ik naar het centrum. Ik wil een mooie lap stof kopen voor mijzelf. Het meisje dat Doris helpt met haar naaiatelier, wil er dan voor mij een rok van maken. Eerst wilde ik zelf een lap batikken en ty&dry methodes toepassen, maar de vrouw die deze workshops verzorgd is nu met vakantie.
Het regenseizoen is nu volop aan de gang. Harde buien en miezerregens wisselen elkaar af. Eindelijk. Ik vind het  niet zo’n topper, maar voor de boeren had de regen niet langer op zich moeten laten wachten. Niet alleen de boeren hadden een tekort aan water maar ook de stad zelf. De pijpleidingen stonden droog en water moest van buiten de stad in vaten aangekocht worden.
De vele zandwegen hebben nu drassige modderpoelen.
Op de markt loop ik op mijn slippers door de drek. Het sijpelt tussen mijn tenen door. Mijn slippers en voeten kleuren rood, bruin. Ik probeer echt goed op te letten waar ik loop, maar ik haal het niet om schone voeten te houden. Als ik om mij heen kijk, zie ik dat veel Ghanese vrouwen het wel is gelukt. Onvoorstelbaar. Ach, misschien kijk ik wel te veel om mij heen. Het zijn hele smalle schuifelpaadjes en aan beide kanten staan kramen en hokken met vis, groente, rijst, kruiden, lappen stof, snoepgoed, plastic trommeltjes, vlees dat terplekke wordt uitgebeend en koeienpoten die op een stapeltje in het middenpad liggen.

Er zijn zoveel verschillende printen stof dat ik haast niet meer weet wat ik leuk vind. Gelukkig wil iedereen je wel graag in de kraam hebben staan en ik ga dan ook in op hun uitnodiging en laat ze alles showen. Ik weet inmiddels in welke richting ik wat wil hebben. Ik wil de rok ook in Nederland kunnen dragen en wil daarom liever een ty&dry lap in plaats van een traditionele Ghanese print.
Het spel van het onderhandelen kan beginnen. Ik test 3 kramen uit voor de prijs. Ik heb 3 yard nodig. 1 yard is 25.000 cedis, totaal dus 75.000 cedis wordt me verteld door de marktkoopman. Ik weet van andere vrijwilligers dat zij 20.000 een goede prijs vinden. Ik ga voor 15.000 cedis per yard. Uiteindelijk kom ik thuis met 3 yard voor 50.000 cedis. Ik vraag aan de naaister wat zij zou betalen voor deze lap als ze op de markt was. 50.000 cedis is haar antwoord, aangevuld met de mededeling ‘maar aangezien jij blank bent zal je wel meer hebben moeten betalen.’ Heerlijk, ik heb het spel gewonnen.

Ik sta op een kruispunt in alle hectiek van de markt. Ik bekijk alles om me heen. De torentjes van vis, de mooi opgemaakte schalen met gekleurde vruchten of zijn het groentes, de glinsterende snoepwikkels, de kleding van de mensen, de mooie jurken van traditionele stof. De kinderen die me van top tot teen opnemen, de mensen die dankbaar terug  glimlachen bij het zien van mijn glimlach en hele verhalen afstekend als ik ze groet. Ik zie mannen knielend in hun winkeltje. De Islam is sterk vertegenwoordigd hier in het noorden van Ghana.
Een marktvrouw zoekt contact. Ik vraag wat ze verkoopt. Ik ken deze vruchten niet. Het zijn kleine stevige halve bolletjes in rood en geel, een soort knolletjes. Het blijken kolanoten te zijn. Ik mag proeven en bijt een stukje af. Ik kauw. Alle vrouwen in de buurt nemen me nu goed op. Al lachend schreeuw ik mijn afschuw uit. Wat smerig. Ze vinden mijn reactie lachwekkend, maar nu kan ik tenminste wel lachend de inhoud van mijn mond in mijn hand spugen en op de grond gooien en hoef ik niet beleefd ‘mm lekker’ te zeggen en al kokhalzend proberen de boel door te slikken. Deze kolanoten worden gebruikt voor de drank cola. Gelukkig gaan er nog meer ingrediënten in de cola, anders zou dit drankje nooit zo populair geworden zijn.
Ik heb het al bij meer mensen op de markt geprobeerd, misschien heb ik nu meer geluk en ik vraag of ik een foto van deze groep mag maken. Alle vrolijkheid trekt weg uit hun gezichten. Het antwoord is duidelijk. Ik zeg oké en praat er over heen. Ik wil gewoon gezellig kletsend afscheid nemen van deze vrouwen. Ongevraagd een foto nemen, durf ik hier niet. Ik heb het geprobeerd vorige week, maar zo gauw je de camera pakt, kijkt men je aan alsof ze je gaan lynchen.

Terug in huis zit ik samen met de familieleden op de veranda. Ongelooflijk dat ze de hele middag zo maar wat kunnen hangen. Alleen de naaister is aan het werk. Ik schmink het gezicht van Edina in een vlinder. Patricia het babydochtertje van Doris haar zus mag in een draagdoek op mijn rug. Daar loop ik dan met mijn zwarte baby. Op de binnenplaats waar ze inmiddels zijn begonnen met koken, maak ik mijn voeten en slippers schoon en probeer mijn handen en nagels weer eens echt goed schoon te krijgen. Ik klets wat met Salomon over het eten hier, wat verbouwen ze nu precies en heb zomaar 2 à 3 uur zitten lummelen, terwijl ik weet hoe zo’n rotzooi mijn kamer is. Ik zou eens moeten schoonmaken. Ik moet nog in mijn dagboek schrijven. Ik moet mijn spullen eens reorganiseren, maar ik doe niets en meng me heerlijk in dit familiegebeuren.

24. Dinsdag 16 augustus

24. Dinsdag 16 augustus

Ik zag een zakje cacao in de supermarkt. Gemengd met heet water belooft het een mok warme chocomelk. Sommige mensen kennen mijn tik en weten dat ik een voorliefde hiervoor heb. En vanmorgen heb ik het uitgeprobeerd. Ik had voor de zekerheid al een klein blikje melk gekocht. Cacao, heet water, scheutje melk, schepje suiker erbij en ik heb mijn eigen beker warme chocomelk. O, wat een traktatie!
Deze blijdschap kwam ook over me toen ik de zakjes met chocopasta ontdekte. Zoals je in Nederland de mayonaisezakjes hebt, zo heb je hier chocopasta in zakjes. Na een week droog brood eten, soort zacht stokbrood, was dit als het meest lekkere gebak.
Ach, je hebt hier alles in zakjes. Zo lurk ik ook dagelijks aan een zakje water. Een vierkant zakje gevuld met een halve liter water. Je trekt met je tanden een gaatje in een van de hoekjes en spuit/zuigt het water in je mond. En alles wat je koopt wordt verpakt in een klein zwart plastic tasje. En al dat plastic zwerft over straat. Gecombineerd met de smerigste uitlaatgassen. Vanmorgen toen ik door het centrum fietste op weg naar school verbaasde het me even niets dat de gemiddelde Ghanees niet zo oud wordt. Tuurlijk ligt het voor het grootste gedeelte aan de medische zorg die onvoldoende is, maar ze bevuilen zichzelf ook wel heel erg hier. In de rijke wereld heeft men de mond vol over het milieu, maar dat is hier nog totaal niet aan de orde. Ook wel logisch er is nog zoveel zorg nodig voor de mens, maar een lichte combinatie met milieu zou misschien niet gek zijn.

Op school word ik blij als ik zie hoe de juf werkt met het pictoboekje. Mijn eerste les die ik 2 weken geleden gaf en waar niemand wat van begreep, wordt nu uitgevoerd en het werkt.
De juf heeft plezier. De kinderen hebben plezier. Ze hebben contact met elkaar. Er is concentratie. Er is aandacht voor het aangebodene. Ze leren Engels. Ze leren überhaupt wat ‘leren’ is. Ze zijn bezig met voorbereidend lezen. Er worden vragen aan de kinderen gesteld. Ze worden aangezet tot nadenken. Het wordt meer aanschouwelijk onderwijs doordat de juf allerlei bewegingen uitbeeld en kinderen naar voren haalt om dat ook te doen. Ik vind het zo gigantisch mooi om te zien, dat alles wat ik aanbood wordt opgepikt.
Dat ik echt zinvol bezig ben geweest, ook al ben ik nog maar zo kort hier. Dat al mijn harde nadenken, het overleggen, het uitleggen van mijn meegebrachte materialen die ze mogen houden, met de coördinator, de juf en nog een man niet voor niets is geweest. Ik hoop zo dat het een structureel iets wordt. Dat het niet alleen iets is dat ze nu doen omdat ik er bij ben.
Zo te zien aan hun enthousiasme heb ik er enig vertrouwen in dat het misschien wel een blijvende basis kan zijn. De juf is namelijk geen afgestudeerde juf en is heel erg blij met alles wat je haar aanbied. Ze wil zo graag goed onderwijs geven. Dat is natuurlijk al een top ingang om kennis over te dragen.

Na de pauze storten Evelien en ik ons op het schrijven van een advies. We willen op papier in ieder geval iets blijvends achterlaten. De mensen hier willen graag een school opstarten. De directeur heeft wel enige kennis, maar hij is eigenlijk niet aanwezig en voor de anderen ligt er helemaal geen plan. We benoemen wat ons in opgevallen en werken 5 aandachtspunten uit; interactie, aanschouwelijk onderwijs, lesrooster (afwisseling/concentratie), niveau + testen, lesgebieden (Engels, rekenen, nieuw: sociale vaardigheden en expressie). We geven aan waarom deze punten belangrijk zijn en hoe je ze in kan zetten. Na de zomer starten ze met 3 groepen. Wij delen het in, in een instroomgroep voor de jongsten, nursery 1 en 2 en stellen leerdoelen voor elk jaar bij de 4 lesgebieden. Maken een voorbeeldformulier waarop je testgegevens kan bijhouden en beschrijven lesvoorbeelden zodat ze een idee hebben in welke richting ze kunnen gaan denken.
Het is een grof opgezet plan, maar als dit wordt overgenomen dan is er nog nooit op deze school zo volgens een plan gewerkt als nu. De mensen staan verbaasd te kijken naar de vellen volgeschreven papier in het Nederlands. Ze zijn erg nieuwsgierig en verheugd. Morgen gaan we naar het internetcafé i.p.v. de school. We gaan het vertalen naar het Engels, typen, printen en opslaan op een diskette. Donderdag kunnen we het overdragen en vrijdag vieren we ons afscheidsfeestje. De directeur heeft aangegeven dat dat dan tevens de laatste schooldag voor de kinderen zal zijn en ze nu 3 à 4 weken vakantie krijgen. Ook hij wil er een feestje van maken. Ik ben benieuwd wat er vrijdag allemaal gaat gebeuren.

Nog nadenkend en nagenietend rijden we terug naar het centrum. Als je je nuttig wilde maken op een school zou je zeker 3 maanden aanwezig moeten zijn. Maar het is ons gelukt om dat in 3 weken toch redelijk te bereiken. Mede natuurlijk doordat de school nog in de kinderschoenen staat.
We zien om ons heen de mensen steeds sneller over het zandpad fietsen. Als we naar boven kijken zien we steeds groter wordende grijze wolken met dikke koppen. De wind steekt op, de koopwaar wordt van de kraampjes gehaald, zandwolken vliegen over straat en belemmeren het zicht, de zwarte plastic tasjes dansen samen met andere troep door de lucht. De sfeer is er een van dreiging, er gaat wat gebeuren en dit wil je niet meemaken.
We zijn bijna bij het huis van Habiba en de eerste druppels vallen gevolgd door een watergolf. Alsof de hemel openbarst. Vanuit Habiba ’s huis kijken we naar de rode zandweg voor haar huis en zien die veranderen in een kolkende rivier. Wat een water, wat een water. Hoe zou het in Tollebeek zijn, het putje van de polder. De nieuwbouw zal vast al blank staan en de eerste kelders gevuld met water. Ik lach om mijn gedachten. Ik zit nu in Ghana. Deze wolkbreuk is duizenden kilometers verwijderd van de polder. Schitterend hoe je in je hoofd even zo dichtbij kan zijn dat je vergeet wat de afstand is. Twee uur moet ik wachten voordat het droog is en ik me door de bagger heen kan worstelen naar de geasfalteerde weg. Voor het eerst fiets ik niet zwetend de heuvel naar het centrum toe op. Dit is mijn klimaat, terwijl ik de Ghanezen het koud zie hebben.

Thuis gekomen heeft mama Doris het ook koud. Dit komt echter niet door het weer, maar door de koorts. Vorige week is ze geopereerd en is er een vleesboom verwijderd. Het ging eerst goed met haar, maar gisteren is ze weer naar het ziekenhuis terug gegaan vanwege de slechte gezondheid. De arts geeft aan dat ze haar medicijnen had moeten gebruiken. Ze wil wel, maar kon ze niet betalen. Ze had veel geld gespaard voor de operatie en de medicijnen, maar de kosten voor de operatie vielen plotseling veel duurder uit.
Ik vraag wat de medicijnen kosten. 228.000 cedis voor een week, zo’n 25 euro. Ik vraag of ik mag helpen. Ik heb er al eerder aan gedacht toen ik haar over het ziekenhuis hoorde, maar wilde niet als vanzelfsprekend de rijke blanke uithangen en ik wil haar ook niet voor het hoofd stoten.
Inmiddels voel ik echt een warme vriendschap met dit gezin en ze is al duidelijk ziek geworden doordat ze haar medicijnen niet kan betalen. Ze wil me niet voor het karretje spannen. Na mijn vraag of ik haar mag helpen zie ik een golf van opluchting over haar gezicht trekken. We hebben oogcontact en het is goed, we blijven gelijkwaardig.

23. Maandag 15 augustus

23. Maandag 15 augustus

Doordat het aardedonker is in ons huisje draai ik me iedere keer weer om, ook al hoor ik buiten allerlei geluiden. Hoor ik nu een jammerende geit of loopt er een van de gehandicapte jongens voorbij?
Op deze manier maak ik zelfs een nacht van 10 slaapuren, een unicum. Na het ontbijt bezoek ik de sociale werkplaats op het terrein waar vandaag enkele jongeren aan het werk zijn. Ze zijn kralen aan het rijgen. En o, wat kijken ze trots. Knap staaltje werk trouwens. Het zijn hele kleine kraaltjes en je moet wel een erg fijne motoriek hebben wil je deze kralen kunnen rijgen.

Als ik het terrein over loop zie ik dat de begeleiders in een grote kring zitten en vergaderen. Verderop liggen en zitten de kinderen op een paar kleden te spelen. Ik ga tussen hen in zitten en knuffel ze, speel met ze en moedig ze aan om mee te klappen en te lachen. Ik vind het mooi om te merken dat deze kinderen zoveel liefde hier ontvangen. Op een bepaalde manier kan je het zien aan hun uitstraling, aan de manier waarop ze liefdevol een arm om mijn nek heen leggen of hun wang tegen die van mij aandrukken.
Bob, de man van Ineke laat me hun huis zien en nodigt me uit om nog eens terug te komen. Het is een hartelijk contact. Bob is nu 8 jaar met Ineke getrouwd. Het is een Joodse Amerikaan die bankier was. Hij draait mooie jazzmuziek en zingt nummers van Frank Sinatra en treedt daarbij op als entertainer.
De komende dagen moet ik eens plannen gaan maken voor de resterende weken en kijken of ik misschien nog een paar dagen bij Hand in Hand me nuttig kan maken en kan relaxen.

Terug in Tamale constateer ik dat mijn lichaam, na de busreizen hier in Ghana, zich iedere keer weer moet herstellen. Mijn benen zijn te lang voor deze busjes. Mijn knieën hebben het erg zwaar, mede door de te lage fiets en het klimwerk. Mijn rug begint ook te protesteren Ik moet als ik straks meer ga rondreizen genoeg hersteltijd inplannen en niet dagelijks van die lange afstanden afleggen, anders heb ik terug in Nederland eerst een fysiotherapeut nodig om alles in mijn lichaam weer te ordenen.

Vandaag ben ik het voor het eerst wat misselijk. Zou ik wat verkeerds gegeten hebben of misschien juist wel te weinig. Wat gammeltjes lig ik op bed wat te lezen nadat ik de 4 1/2 uur durende reis vanuit Nkoranza naar Tamale heb afgelegd.
Ik zal eerst mijn klamboe maar weer ophangen. Ik neem hem iedere keer mee als ik op trip ga en hang hem dan op in de hotelkamers. Ik voel me dan net Nico van eigen huis en tuin en sla een spijker ergens in en knutsel met draad en haakjes. Ik sta nu op de rand van mijn bed te wiebelen en hoor plotseling een harde klap. Het duurt nog even voordat ik echt doorheb wat er gebeurde, maar dan voel ik het. Een stekende pijn in mijn hand, pols en arm. Ik heb zojuist mijn hand in de 3 bladige ventilator die op volle kracht draait en aan het plafond hangt gestoken. Ik grijp mijn pols vast en zie hoe mijn hand zich langzaam vult met bloed. Het snijdt erin. Ja, dat gebeurde er natuurlijk ook letterlijk. Ik ga zitten want het duizelt in mijn hoofd. Even voel ik me zielig. Ik was al zo gammel en nu dit erbij, maar ik voel me ook stom. Ik pak mijn flesje betadine en druppel wat in de wond. Vervolgens pak ik een stuk toiletpapier en stop het in mijn gesloten hand.
Het is bijna etenstijd en zo gauw het bloeden stopt ga ik vanuit mijn kamer over de binnenplaats het huis in. Ik moet nog even wachten en ga op de bank liggen lezen. Ik pruts intussen mijn ring van mijn vinger voordat er zwellingen komen. Erg pijnlijk. Ik hou mijn hand omhoog om zwellingen te voorkomen en probeer voorzichtig mijn vingers te bewegen. Voorzichtig omdat het zeer en stijf aanvoelt en voorzichtig omdat ik niet wil dat iemand dit ziet. Ik wil geen woord hebben en horen dat ik stom bezig was. En ik wil ook geen lieve bezorgde blik want dan kunnen de tranen die nu erg hoog zitten tevoorschijn komen en daar heb ik al helemaal geen zin in.
Het eten doet me vervolgens goed. Ik eet yam, een soort wortel, het smaakt naar aardappels (blijft favoriet voedsel van mij) en ik voel me weer fitter.

Als Zybourn (ik schreef eerst Sibon, maar dat was dus fout) voorstelt om nog even naar een kroegje 2 straten verderop te lopen heb ik daar wel zin in. Kroegjes heten hier spots. Een klein houten huisje, grote boom daarnaast, een paar tafeltjes + plastic kuipstoeltjes her en der naast de boom en een houten hekwerk van bijna 2 meter hoog om dit alles heen en alles is donker. Er staat zelfs nog geen kaars op tafel.
Ik vraag of het misschien mogelijk is dat ik een paar dagen langer bij hen woon. Vrijdag is mijn laatste schooldag en laatste officiële dag bij de familie, maar eigenlijk wil ik nog een paar dagen in Tamale rondlopen om meer te bekijken. Door het werken op de school en de uitstapjes ben ik daar nog niet echt aan toe gekomen. Plus ik wil nog materiaal aan een school schenken en schoolgeld van een vrouw uit Nederland aan een directeur betalen voor kinderen uit de village die ik nog moet opspeuren.
O, ik mag ook wel 2 weken blijven. Het liefst zelfs nog langer. De blik in zijn ogen heb ik inmiddels vaker bij hem gezien en ik glimlach en schudt nee. Hij zegt al voordat ik wat hoef te zeggen ‘ ja, ik weet het, je zei het al vanaf het begin, je kwam om Ghana te leren kennen; de cultuur, de mensen, hulp bieden en om zelf wat te leren van de mensen hier, maar je bent zo leuk en zo speciaal voor mij….’
Hij is ook speciaal voor mij. Ik vind zijn contact heel prettig. Het voelt ook echt wel als een goede vriend. We hebben al veel gepraat en ook over dit onderwerp. Eigenlijk is het wel mooi dat we hier gewoon over hebben kunnen praten. Moeder Doris stuurt het gesprek ook weleens in die richting. De kinderen van gemengde stellen hebben zo’n mooie huidskleur en mooie haren. Ze zijn zo netjes en slim en dan benoemt ze de stellen die ze kent. Ik moet er wel om lachen en zie mezelf niet in dat rijtje voorkomen.

Na een tijdje stel ik voor om naar huis te gaan. Ik word gek van al die kriebelbeestjes op me. Ik wrijf over mijn al eerdere insectenbeten. Geen idee meer welke insecten me steken. Ik smeer me constant in en toch nemen ze me te pakken. Ik moet me beheersen om niet te gaan krabben. Open wondjes helen hier slecht en je hebt grote kans op infecties. De wond in mijn hand heb ik inmiddels afgeplakt. De grote billboards met waarschuwings- en voorlichtingsposters omtrent aids staan hier niet voor niets in het centrum. Ik zal één dezer dagen is aan Zybourn vragen hoe het hier met aids gesteld is. Ik zie de billboards en de affiches in het ziekenhuis toen ik Doris bezocht, maar heb er nog niemand over horen praten.

22. Zondag 14 augustus

22. Zondag 14 augustus

Gistermorgen zijn we (Evelien, vrijwilliger die ik hier ontmoet heb en ik) vroeg uit Tamale vertrokken en na een bezoek aan de Kintampo Waterfalls zijn we verder gereisd naar Nkoranza. Ik betrap me erop dat ik al wen aan alle kleuren groen, de rode weg vol kuilen en de stalletjes aan de kant van de weg. Ik zit bij het open raam in de trotro en zwaai terug naar de kinderen die onderweg zwaaiend en lachend ‘hello hello’ roepen. Een blanke is nog steeds bijzonder.
Dat merk ik ook weer als we in Nkoranza de weg vragen naar het Theresa hospital. In de buurt van het hospital is het terrein van Operation Hand in Hand. Zes vrouwen staan om me heen. Bijna trots dat ik ze een hand geef, kijken ze me aan. Plotseling stoot een vrouw de anderen aan. Omstebeurt kijken ze nu onder de klep van mijn pet in mijn ogen … blonde haren, blauwe ogen uit een sprookjesboek geslopen…

Op de weg naar het hospital pakken kinderen onze hand en lopen met ons mee. Aangekomen bij Hand in Hand verbaas ik me over de oase van rust. Wat is dit terrein mooi opgezet. Grasvelden, waarschijnlijk kort gehouden door de vele geiten die hier lopen, met betonpaadjes daartussen. Mooie witte huisjes met groene en blauwe luiken. Geestelijk gehandicapte kinderen lopen over het terrein en ik krijg een trekharmonica van een jongetje en ik moet muziek maken.
Er wonen hier ongeveer 30 geestelijk en sommigen ook lichamelijk gehandicapte kinderen. Een Nederlandse arts, Ineke heeft het in 1992 opgericht. Ze werkt al sinds 1973 als tropenarts hier in Ghana. In het ziekenhuis zag ze hoe de geestelijk gehandicapte kinderen werden behandeld. De kinderen die dakloos en op straat zouden moeten leven,  adopteerde ze één voor één. Op het terrein wonen de begeleiders en bij elk gezin wonen een paar van deze kinderen. Er is een zwembad, een ballenbak, een speeltuintje en veel ruimte. Ook is er een sociale werkplaats waar onder andere mooie sieraden worden gemaakt.
We wonen nu in een mooi rond huisje met 2 deuren. De toegangsdeur en een deur naar onze openlucht badkamer. Een rond binnenplaatsje ommuurd en geverfd in de kleuren van Ghana; rood, geel, groen en er is een kraan met stromend water aanwezig.

Na een goede nacht met veel slaapuren lopen we naar het trotro- en taxistation. We willen naar Boabeng-Fiema Monkey Sanctuary en stappen in een taxi. Na 10 minuten heb ik het vermoeden dat we de verkeerde kant oprijden. Eigenlijk vind ik het gelijk al vreemd. Op weg van Kintampo naar Nkoranza kwamen we langs het Monkey Sanctuary en we rijden nu een andere kant op. Ach we rijden in een shared taxi, wie weet moeten we eerst iemand aan de andere kant van de stad afzetten. Maar als we Nkoranza verlaten en op de verharde weg rijden vraag ik het eens na. Rijden we naar het Monkey Sanctuary of naar Techiman.
Dat laatste. Shit he, dat is dus de verkeerde kant op. Eerst baal ik even van Evelien. Zij had iets geregeld en ik liep zo achter haar aan. Ach, ik had het ook zelf gewoon nog een paar keer moeten navragen. Het is altijd zo’n rommeltje bij de taxistations.
Na een paar minuten piekeren van hoe kom ik nu bij die apen zonder een kapitaal aan vervoer te betalen, kan ik mezelf gelukkig van dit baalgevoel afhelpen. Het heeft niets geen nut om te piekeren. We rijden nu naar Techiman en daar valt niets aan te veranderen. Nu uitstappen is geen optie. De taxi’s zijn altijd vol van Techiman naar Nkoranza en omgekeerd dus langs de kant van de weg staan heeft geen zin.
Deze chauffeur heeft Evelien niet goed begrepen. Het is zijn fout. Hij wilde zo graag blanken in zijn taxi. Hij rijdt ons nu maar weer mooi terug naar Nkoranza zonder dat we hem betalen. Op het taxistation in Techiman werkt het net zoals de taxi’s voor het treinstation in Nederland, achteraan sluiten dus. Maar de taxichauffeur vertelt zijn verhaal en de collega chauffeurs, de één glimlachend de ander mopperend om zijn verhaal, geven hem de eerste plek in de rij. Er komen nog een paar passagiers en na een kwartiertje, rijden we het halve uur weer terug. Ik kan nu tenminste ook zeggen dat ik in Techiman geweest ben.

Op het trotro- en taxistation is het nu zoeken naar goed vervoer. We vinden uiteindelijk een trotro en na een uurtje wachten, zijn we dan toch echt op weg naar het Monkey Sanctuary. We krijgen een rondleiding van een gids door een schitterend bos. Veel verschillende bomen waarvan ik de namen alweer vergeten ben. Behalve de teak. Ik zie nu de boom waar mijn tafeltjes en kast van gemaakt zijn in originele staat. Een stijle recht naar de lucht groeiende smalle stam met heel groot ovaalvormig blad aan de takken dat aanvoelt als schuurpapier en frisgroen van kleur is. Vele vlinders in de kleuren oranje, wit, geel, blauw gevlekt en lila. En gelukkig vele apen. De mona’s een kleine aapsoort springt over onze hoofden en volgt elkaar van tak naar tak slingerend aan hun lange staart. De andere aapsoort die in dit bos leeft, de black and white colobus monkey is schuwer. We zien er gelukkig wel een paar boven in de toppen van de bomen. Zwarte koppies met een witte kraag en een hele lange dikke witte platte staart.

Vroeger leefden deze apen door heel Ghana, maar de jacht maakte dat ze uitstierven. Het feit dat deze apen nog leven komt doordat de mensen in deze plaats geloven dat de apen hun voorouders zijn. Het verhaal gaat dat een chief zijn mensen kon veranderen in apen. Dat was handig in tijden van oorlog. Nu wil het geval dat de chief werd gedood voordat hij de transformatie ongedaan had kunnen maken. De apen worden daarom als heilig bestempeld en er is zelfs een speciale begraafplaats voor de apen. De Christenen kwamen echter een aantal jaren geleden en hun boodschap strookt niet met deze apen-aanbidding. De apenpopulatie werd snel minder, maar er is inmiddels een wet gekomen die verbied om de apen in een straal van 5 kilometer van het dorp te doden.

Na het bezoek aan dit bos staan we langs de kant van de weg en hopen dat er een trotro voorbij komt rijden. De eerste trotro’s die we zien zijn vol, maar we hebben geluk er komt een lege trotro langs rijden. We staan samen met een Nederlands gezin bestaande uit 4 personen te wachten en voor het eerst hebben de blanken nu de overhand in een trotro. Het busje is super gammel. Ik durf nergens tegenaan te leunen, te bang dat de boel afknapt. Plotseling komt er rook uit het dashboard. Gooi die deur maar open jongens, ik stap uit. Na een tijdje lijkt alles weer onder controle. We stappen in en rijden verder. Evelien en ik hebben nu  echter een noodplan bedacht. De deur gaat vreemd open, maar we hebben dat goed bestudeerd en Evelien weet nu hoe we hem van binnenuit open krijgen. Bij mij in de buurt hangt een soort brandblussertje en dat zal ik snel pakken. We rijden door kuilen en ik denk soms dat de bodem eruit klapt, maar desondanks komen we toch aan in Nkoranza.

Bijna alle trotro’s zijn op de voor- en achterruit voorzien van teksten als ‘in God we trust’ ‘God first’ of varianten met Allah en ik begrijp steeds beter waarom. Dit zijn soms rijdende wonderen en soms erg gevaarlijk. In de greppels langs de kant van de weg zie je ook geregeld een bus of truck gekanteld liggen. Bij sommige voertuigen vraag ik me af hoe het is afgelopen met de passagiers.

We lopen naar het Hand in Hand terrein. Ik zit een poosje bij het zwembad waarin een aantal kinderen aan het spelen zijn. Een deel is in zwemkleding gekleed een ander deel niet. Ach, het zijn ook nog maar kleine meisjes en jongens. Alhoewel. Als de jongens zich omdraaien blijken het toch grote jongens te zijn. Toeval en schat ik de leeftijd verkeerd in of klopt het verhaal waar menigeen mij bij het vertrek uit Nederland lachend attent op maakte.
De sociale werkplaats is gesloten, maar we mogen even binnen kijken. De kinderen maken hier onder meer mooie kettingen en armbanden en ik koop een aantal armbanden. Het lijken schelpjes in allerlei kleuren die geregen zijn, maar het blijkt gerecycled plastic te zijn.

Het is hier fris in vergelijking met het noorden van Ghana, maar ik heb nu stromend water bij de hand en maak van de gelegenheid gebruik om mijn haar weer eens te wassen. In de buitenlucht onder de koude kraan op 1 meter hoogte zie ik het rode water langs me stromen. En wat een genot om je na een half uurtje weer een lekker fris en schoon te voelen, voor zolang als het duurt.

21. Zaterdag 13 augustus

21. Zaterdag 13 augustus

The Kintampo Waterfalls

Donderend geraas.
Het knapt over de rotsen.
Het spat uit elkaar.

Met kracht
trekt het sporen in de rotsen
en vormt daarmee zijn baan.

Stopzetten lukt niet.
Ga maar mee
en vind jouw weg.

Met donderend geraas
knapte ik over de rotsen
en spatte ik uit elkaar.

Tranen vol pijn,
trokken een spoor over mijn wangen
en vormden mijn leven.

Onder aangekomen rangschikt het water zich
en bepaald het haar eigen nieuwe stroom.
Kracht behoudend,
met hetzelfde leven maar met een ander gezicht verder stromen.

Ik zie de waterval met zijn kracht en denk aan het nummer Angels van Robbie Williams.
And through it all she offers me protection 
a lot of love and affection
whether I’m right or wrong
and down the waterfall
wherever it may take me
I know that life won’t break me
when I come to call she won’t forsake me
I’m loving angels instead.


Ook al zit ik bij de waterval en donderde alles met verpletterende kracht over me heen. Het leven zal me niet breken, want ik geloof in engelen.
Of misschien nog wel beter.
Ik geloof in mijzelf.

Foto’s Ghana bij deel 11 t/m 20

Foto’s Ghana bij deel 11 t/m 20

Over de rode wegen naar Wechiau om te overnachten in de Lodge van het Hippo Sanctuary.
De rivier de Black Volta op om nijlpaarden te spotten.
Op safari door Mole National Park en o.a. waterbucks en olifanten, op de foto nog op afstand, gezien.
Zitten op het platform genoten van het uitzicht en de wassende olifanten.
Kinderen schminken op school.
Jongens trots poserend met hun auto.
Mijn fietsenmaker.

 

20. Vrijdag 12 augustus

20. Vrijdag 12 augustus

Ik fiets de straat uit op weg naar mijn werk en glimlach als ik de grote schuur achter het internetcafé zie die dienst doet als kerk.
Toen ik gisteravond uit het internetcafé stapte, hoorde ik muziek en luisterde naar waar het vandaan kwam. Het kwam uit de schuur en ik liep er op af. Inmiddels hoorde ik iemand enthousiast schreeuwen door een microfoon. Ik wilde alleen even in de deuropening staan, maar werd gelijk door een vrouw de schuur ingeleid en ze gaf mij een stoel. En daar zat ik zomaar ineens in zo’n Amerikaansachtig televisiedominee-gebeuren. Een groot podium voorzien van rode vloerbedekking en opgesierd met grote boeketten kunstbloemen voor mij en daar driftig overheen lopend, stampend en springend een dikke grote man met zweetplekken onder zijn armen, die al druk gebarend en schreeuwend de boodschap van God kenbaar maakt.
Iedereen bladert druk in zijn bijbel als hij schreeuwt dat we Joshua gaan behandelen. Bijbelteksten kris kras uit de bijbel worden er bijgehaald. De mensen blijven bladeren en maken aantekeningen. Tussendoor worden ze door de voorganger aangemoedigd om mee te juichen en schreeuwen. Vol geestdrift geeft iedereen daar gehoor aan. Het is bijna beangstigend om hier tussen te zitten. Ik hou het vol omdat er genoeg show is en omdat ik hoop dat de lezing zo voorbij is en ze weer muziek gaan maken. Ik zie genoeg instrumenten naast het podium. Ondertussen geef ik mijn buurman nog een keer een hand omdat we elkaar allemaal moeten feliciteren. Feliciteren omdat we doorgaan. Omdat we ons niet laten stoppen door tegenslagen. We leven onze dromen na en met de kracht van God zullen we altijd door kunnen gaan.
Maar na 20 minuten lukt het me niet zo goed om door te gaan met luisteren naar deze aanwezige man. Ik wens de man naast mij het allerbeste en Gods liefde en verontschuldig mij dat ik ga.

Op school schmink ik deze vrijdag de kinderen. In het begin zijn ze huiverig, maar in tegenstelling tot kinderen in Nederland geven ze geen krimp als het natte penseeltje over hun gezicht kietelt.
Ik mocht 30 kilo bagage meenemen in het vliegtuig. Nadat ik eerst mijn tas had ingepakt met mijn benodigdheden heb ik de resterende 15 kilo aangevuld met schoolmateriaal en speelgoed voor de kinderen. Ik ben blij dat ik de schmink, penselen en spiegel mee heb genomen. Alleen de grondverf ontbreekt. De donkere huid van de kinderen maakt het soms wat moeilijk om alle kleuren te gebruiken.
Schitterende leeuwen, vlinders, honden en prinsessen lopen glimlachend rond en bewonderen elkaars gezicht. We maken een groepsfoto en als de kinderen naar huis lopen hoor ik de eerste lachende reacties van voorbijgangers. Rare obroni (of salaminga zoals een blanke in het Dagbani heet) zit er nu op de school hoor.

In het centrum koop ik wat fruit. Wel grappig hoe ik op de prijzen let. Ik kan sommige dingen hier als duur of zelfs heel duur zien. Prijzen van 20.000 of 30.000 cedis zijn hoog en dan moet je weten dat dat nog geen 2 of 3 euro is. In het begin vond ik alles goedkoop omdat ik het omrekenede naar euro’s. Nu is de prijsbewustheid veranderd. Ik reken alleen nog maar in cedis en vergelijk de producten met elkaar.

19. Donderdag 11 augustus

19. Donderdag 11 augustus

Op de school worden we weer hartelijk begroet. Ook zo’n leuk detail. Op weg naar school hoor ik soms mensen mijn naam roepen. Ik heb het vast verkeerd verstaan denk ik eerst. Mijn naam lijkt misschien op een Ghanees woord. Maar vanmorgen riepen ze ook Evelien. Ook kinderen die niet op ons schooltje zitten roepen mij soms ‘Hello madam Alinda!’ Schitterend. Ook hier werkt de tam-tam.

Bij de Engelse les zie ik dat de juf tijdens mijn afwezigheid verder is gegaan met het pictoboekje. Super vind ik dat. Ze biedt het aan zoals ik had aangegeven. Helaas nog geen eigen aanvullingen, maar dat ze überhaupt hier mee verder is gegaan, vind ik al zo mooi om te zien. De coordinator kwam vanmorgen gelijk al op me af en wil na de eerste kennismaking met dit materiaal nu precies weten wat de picto’s en de zinnen betekenen. Samen lopen we 5 boekjes door en hij schrijft op een vel de Engelse betekenis van de picto’s. Ondertussen geef ik aanwijzingen hoe men nieuwe picto’s kan aanbieden.
We zijn erg intensief aan het werk. Ik moet me soms behoorlijk inspannen om alles in het Engels uit te leggen. Moet je ons eens serieus aan dit tafeltje zien zitten zwoegen. Niet zomaar lukraak wat doen, maar allebei hopend dat deze voorbereidend lezen methode hier kan aanslaan. Dat het de kinderen mag helpen.

Na de pauze is het weer tijd voor rekenen. Het is moeilijk om de aandacht van de kinderen vast te houden. Ze verstaan amper Engels, de concentratie is erg zwak en sommige kinderen zijn ook gewoon nog jong. Ga dan maar eens inhoud geven aan cijfers. Als ze individueel iets mogen doen zijn ze op hun best. Het is nieuw voor ze dat ze afzonderlijk aan het werk gaan en niet alles klassikaal aangeboden krijgen. Het is alleen op deze manier ook erg vermoeiend voor mezelf. Om 12.00 uur heb ik het echt gehad.

Tussen de middag zit ik bij Habiba te lunchen. Ik weet niet goed wat ik van haar denk. Ze helpt Patricia met het opzetten van Vrijwillig Afrika, maar ze is absoluut geen organisatietalent en ik betwijfel hoe ze de geldzaken regelt. Gelukkig zit ik in een goede familie waaraan ik alles kan vragen en ben ik niet van haar afhankelijk.

’s Middags bezoek ik het internetcafe. Ik bekijk de site van www.operationhandinhand.nl en reserveer daar voor aankomend weekend een huisje voor 2 nachten. Evelien en ik gaan er weer op uit; Kintampo waterfalls, het plaatsje Nkoranza met slaapgelegenheid op het terrein van een leefgemeenschap voor meervoudig gehandicapte kinderen en een bezoek aan Monkey Sanctuary Boabeng-Fiema.

’s Avonds zit ik tot middernacht met Sibon voor het huis. We draaien mijn cd’s en eten popcorn. Praten over onze levens, cultuurverschillen in  man en vrouw-contacten, werkstructuur en toekomst. Hij vindt mij erg leuk laat hij duidelijk doorschemeren. Ik vind het fijn om met hem te praten en van gedachten te wisselen. Kan over van alles met hem praten en merk dat ik het ook leuk vind als ik hem zie, maar verder, nee.

18. Woensdag 10 augustus

18. Woensdag 10 augustus

Wat een lekkere luie middag. Ik heb in het internetcafé gezeten en gekletst met Nederlanders. Leuke tips gekregen over plekken die ik moet zien en ik heb weer aan mijn webspace gewerkt. Heb net een bord rijst gegeten met iets te gekruide saus en hang nu op de bank. Ik voel me moe.

Vanmorgen heb ik tot 9.00 uur in bed gelegen. Na het ontbijt heb ik me op de was gestort. Ik heb veel water verbruikt en daar voel ik me een beetje schuldig over. Maar ik wilde ook graag mijn kleren echt goed schoon hebben. Ik zie nu weer dat ik een wit kussensloop had meegenomen en kreeg gelukkig al het rode zand gemengd met zweet uit mijn shirts gewassen.
Ik hing alleen de domme blanke uit. Het was 10.30 uur en de zon brandde op de binnenplaats. Het liefst ging ik met mijn kont in de teil met water zitten. Het wassen deed me denken aan de poppenwas van vroeger. Dan zat ik in de zon achter thuis heerlijk te knoeien met het water en me verantwoordelijk te voelen voor de pop. Maar nu zijn alle kleren groter. Moet ik echt serieus boenen en is de zon veel feller.

Om 12.30 uur fiets ik met Edina achterop naar het centrum. Ik moet travellercheques inwisselen en ik ga met Edina naar Doris in het ziekenhuis. We lopen een stukje langs de doorgaande weg. Fietsen is veels te gevaarlijk. Edina houdt mijn hand vast en kijkt haar ogen uit. Het blijkt dat ze nooit in het centrum komt. Alinda there is a white man! En ze vraagt of ik al de kinderen ken die me groeten. Het zijn net zoals zij, kinderen die staren naar een blanke. Mijn schoolkinderen wonen aan de noordkant van Tamale. We fietsen verder en ze slaat haar armpjes om mijn middel. We zijn een leuk koppel en trekken veel bekijks.
Doris is blij ons te zien en omgekeerd vind ik het fijn om Doris te zien.

Vanavond nog even socializen met de familie en dan ga ik maar op tijd naar bed. Morgen weer aan het werk.

Het is toch laat geworden. Sibon vroeg of ik plannen had voor de avond en zo nee of ik zin had om met hem zijn oma te bezoeken. Maar je opa en oma wonen toch in een plaats hier een uur rijden vandaan? Nee, daar woont alleen opa. Oma woont in Tamale. Vreemd. Het blijkt echter dat opa vele vrouwen heeft. Oke.
Onderweg krijgt Sibon een smsje. Een buitenlandse vriendin van hem is ziek en denkt dat ze malaria heeft. Hij is bezorgd en ik zie dat hij haar graag wil bezoeken. Ik geef aan dat het mij niet uitmaakt waar we naar toe gaan.
Even later zit ik aan het bed van ik dacht een Zwitsers meisje dat erg ziek is. Ze heeft dezelfde verschijnselen als die ik had, toen ik 3 lariam tabletten in Nederland achter elkaar moest innemen; zweten, heel koud hebben, misselijk, veel lichamelijke pijn en een  hartslag die veel te snel gaat. Ik weet nu zeker dat ik dat weekend op de Zwarte Cross malariaverschijnselen heb gehad. Opgewekt door een te hoge dosis malaria tabletten en misschien aangewakkerd door drank? Doordat ik zo laat besloten had om te gaan en toch mijn dosis binnen moest hebben voordat ik in Ghana zat, moest ik ze korter op elkaar innemen.

Evelien was de afgelopen dagen wat ziek en twijfelde of ze malaria had. Volgens mij was het een combinatie van vermoeidheid, teveel zon en slopende busreizen. Voor mezelf weet ik nu dat als ik me niet goed voel, ik niet zou hoeven twijfelen wat ik heb.
Ik weet nog goed hoe ik me voelde op die zaterdagavond. Een hemelsbreed verschil met grieperig zijn. De jongens met wie ik samen was, waren erg bezorgd en wilden een arts opzoeken. Ze wikkelden mij in een slaapzak en lagen vervolgens tegen me aan om mij vast te houden zo rilde ik. Omstebeurt hielden ze een uur lang de wacht. Totdat ik ‘s nachts ineens een golf van misselijkheid voelde en naar buiten wilde. Spugen gebeurde niet, maar ik kreeg wel ineens weer controle over mijn lichaam. Terwijl de man op wacht slapend op bed bleef liggen, ben ik alsnog naar een feesttent gestrompeld om het laatste nummer van een Queen cover-band te horen van achter uit de feesttent. Die nacht had ik angstdromen. Ik heb mezelf vervloekt met mijn stomme idee om zo in mijn eentje op de dolle pof op reis te gaan naar Ghana.

Ik mag hopen dat ik hier geen malaria krijg. Ik gebruik mijn muggenmelk, klamboe en neem elke dag een malariatablet in van de malarone tabletten. Van de lariam tabletten die ik tijdens de Zwarte Cross slikte, bleef ik angstdromen houden.
En mocht ik wel malaria krijgen dan moet ik zorgen dat ik een privé dokter regel of een bezoek aan een military hospital voor bloedcontrole en dergelijke. In ieder geval absoluut niet naar het ziekenhuis waar Doris nu verblijft. Ook al zou ik mijn eigen naalden meenemen dan nog zou ik bang zijn dat ik zieker het hospital verlaat dan dat ik er binnen kom.
Goed opletten dus deze reis.