Tag Archives: 06. Ghana 2005

4. Donderdag 28 juli – ‘s middags

4. Donderdag 28 juli – ‘s middags

Later op de dag zit ik samen met de broer van Fauzia op een bankje voor hun familiehuis. Ik vraag hem naar zijn dromen. We hebben een mooi gesprek. Schitterend hoe je in een onbekend werelddeel, een onbekend land met een onbekend iemand zo over het leven kan praten. Blijdschap en rust voel ik in me.
Toen ik net naast hem zat ging zijn mobiele telefoon (net zo populair in Accra als in Nederland). Zo intens als ik alles deze dag beleef, zo intens voel ik ook ineens de pijn. Zijn ringtoon. Het liedje van Jeroen en mij. ‘Everything I do I do it for you’ van Brian Adams. Net 5 minuten daarvoor heb ik de vraag van Fauzia beantwoord of ik een vriend heb en heb ik verteld dat hij de relatie na 12 jaar verbroken heeft en ik nu een jaar alleen ben. Met mijn hart op de tong zeg ik dat dit ons liedje was en geneer me voor de opkomende tranen. Fauzia glimlacht me toe en door mijn tranen heen glimlach ik terug. Het is goed. Ik voel me rustig. Pijn om het gemis en tegelijkertijd zien dat ik nu een ander soort ruimte heb, waardoor ik nu bijvoorbeeld hier in Ghana kan zijn.

Ik voel me welkom in Ghana. Het ontvangst is hartelijk. Trots loopt Fauzia met mij over de markt waar ik een ananas koop en een cadeau voor de familie. 2 zakken rijst die in verhouding met de andere producten hier erg duur zijn. Ik zie etenswaren in de kramen die ik niet ken. Ik vraag veel en probeer de antwoorden samen met mijn eerst geleerde woordjes in Dagbani, de taal die men in Tamale spreekt en waar Fauzia oorspronkelijk vandaan komt, te onthouden. Fauzia woont samen met haar familie; broers, zusjes, nichtjes, tantes in een groot huis met achterplaats. De woonkamer is een grote kale kille ruimte. Alles is van steen. Er staan 6 stoelen, 1 bank, 1 salontafel en een televisie op een onderstel. De kamer wordt nog enigszins opgesierd door schilderijen. Gemaakt door één van haar broers en die erg mooi zijn.
De zusjes en nichtjes hangen voor de televisie en volgen Afrikaanse soapseries. Engels is de voertaal hier en alles is goed te volgen. Onderling praten de meiden een andere taal. Er zijn iets van 24 talen in Ghana. Ze kijken de kat uit de boom. Maar het blijven meiden en het gesprek komt op gang met de vraag wat de lievelingskleur is in Nederland voor kleding. Ik zeg dat de kleur roze erg populair is en oranje de nationale kleur. Dat laatste klinkt ze bekend in de oren. Een andere Nederlander had het daar ook over.
Eén van de nichten lakt haar nagels en bekijkt mijn nagellak. Ze is lekker aan het tutten en ik zeg dat ze mijn nagels ook wel over mag lakken. Na 3 nagels is ze niet tevreden. De meiden staan er op dat ik naar de specialist wordt gebracht. We gaan de straat op en ik word een keet van 1,5 bij 3 meter ingetrokken. Een vrouw met krullers in haar haar is hier de schoonheidsspecialiste. Zo professioneel mogelijk lakt ze mijn nagels, terwijl een groepje vrouwen het nauwlettend volgt in deze erg warme keet.

’s Middags had ik kenkey gegeten. Een soort deegbal. Met je vingers pluk je stukjes los en doopt dat vervolgens in een ander bord waar een blikje tonijn in saus op is leeggemaakt. Het smaakte prima. En het met je hand eten viel reuze mee. ’s Avonds eet ik rijst met vis en een soort pure tomatensaus, nadat ik heb gekeken hoe de vrouwen op de achterplaats aan het koken waren. Ze doen het handig op die kooltjes. Ik zie technieken die ik moet onthouden voor de bbq.
We lachen veel met elkaar. De moeder van Fauzia is blij met mijn geschenk. De nichten en zussen bewonderen mijn blonde haar. De broers vinden het mooi dat ik interesse toon in hun cultuur en na 1 dag al een aantal woorden in hun traditionele taal kan spreken. Ze wensen me allemaal veel plezier in Tamale en hopen dat ik de laatste week weer bij hen langs kom. Fauzia en haar broer Issah willen me graag de omgeving laten zien. Dat klinkt goed. Ik krijg telefoonnummers en zal bellen als ik in september weer naar Accra reis.

3. Donderdag 28 juli – ‘s morgens

3. Donderdag 28 juli – ‘s morgens

Ongelooflijk, wat een eerste dag. Ik heb zoveel nieuwe dingen gezien. Zoveel mensen gesproken. Zoveel meegemaakt. Vanmorgen werd ik door Fauzia opgehaald en zijn we met een taxi naar een centrum gereden. Geen idee of ik in het echte centrum geweest ben. Ik heb heel veel van de stad gezien, maar geen enkele winkel of restaurant dat een beetje leek op dat bij ons. Ik hoorde mensen zo pochen over Accra. Maar alles wat ik gezien heb, was geen bijstere luxe.

Ik heb een deel van mijn euro’s gewisseld voor cedis. De koers is ongeveer 10.500 cedis = 1 euro. Ik betaal de hulp van Fauzia en mijn gastgezin in Tamale in euro’s. Volgens Fauzia is 250 euro genoeg om weken mee rond te komen inclusief hotel, een busrit van een dag en dergelijke. Ik ben nu dus een Ghanese miljonair in cedis.
Vervolgens lopen we rond over straat en stappen even later in een trotro. Fauzia vraagt voorzichtig of ik daar wel in wil zitten. Ik wil vast in een taxi rondgereden worden. Maar het maakt mij niet uit. In een taxibusje dat in Nederland nooit door welke keuring dan ook zou komen, rij ik nu door de drukke straten. Opeen geklemd tussen 10 Afrikanen. En man, wat zijn ze zwart. Niet dat echte zwarte, maar wel diep donker bruin. Stom genoeg let ik terwijl ik achter iemand zit op de achterkant van zijn oorschelp. Alsof ik een nep zwarte piet wil ontmaskeren. Het wit van hun ogen lijkt soms gelig. Ik weet niet of dat komt door het grote contrast met hun huidskleur of dat het echt geler is dan bij blanken. Wie weet heeft het missen van een voedingsstof ermee te maken.
Ik had het eerst helemaal niet door. Zo druk was ik met om me heen kijken, maar er staat een vrouw in het busje te prediken. Zou ze een soort soldaat van het Leger des Heils zijn? Maar het lijkt dat de mensen behalve dat ze geld geven ook echt luisteren. De helft van de mensen buigt tenminste hun hoofd als ze voorgaat in gebed en vouwt hun handen. We stappen uit en lopen naar een ‘busstation’. Hier kopen we een buskaart voor mij. Morgen reis ik naar het noorden van Ghana, naar Tamale.

Wat ben ik blij met de hulp van Fauzia. Dit lijkt totaal niet op een stad met overzichtelijke straten. Ik had het hier nooit gevonden. Dit busstation ligt ook weer ergens achter verstopt. Hier zie ik een enkele blanke en als ik goed oplet ook op straat. Maar ik blijk nog speciaal genoeg te zijn om nageroepen te worden. Vrouwen en kinderen noemen me obruni. Het betekend blanke, gezegd met een glimlach. Fauzia vertaalt de vele complimenten die ik krijg. De mannen komen beleefd over zonder opdringerig te doen.
Als ik over de markt loop, raakt een enkel kind mijn arm aan en wrijft even over mijn huid. Ik word overspoeld door alles wat ik om me heen zie. Alles wil ik opslaan. De vrouwen met hun emaille schalen op het hoofd. Vol met crackers, fruit, waterzakjes, eieren, douche artikelen. De vrouwen met een soort glazen kistjes op het hoofd waar oliebollen in zitten. De stalletjes waar schoenen allemaal met een wasknijper aan lange stukken touw onder elkaar hangen. Echt alles wordt verkocht aan de rand van de straat. Een rij schoenenverkopers. Een rij verkopers met auto-onderdelen. Een rij zonnebrillenkramen. Kramen is eigenlijk een veel te groot woord. Een rij tv- en radioverkopers. Vlaggen, eten en drinken. Kleding waarbij de verkoper de witte shirts volgens mij nachts moet wassen wil hij ze weer op een hangertje te koop kunnen aanbieden. Soms is de straat geasfalteerd. Soms bestaat de straat uit rood zand. Grote gaten met water en afval scheiden de straat van de stoep. Ik kijk rond en verwonder me over wat ik zie. Het straatbeeld. De drukte. De gezichten van de mensen die glimlachen.

Ik ben blij met de aanwezigheid van Fauzia. Soms lopen we even hand in hand. Ze zegt zo te genieten van het met mij hier rond te lopen. Ik voel me ook goed bij haar op mijn gemak. Zo puur hoe contact soms aanvoelt. Ik voel me goed en ik geloof haar woorden ook. Oke, ze krijgt betaald voor haar hulp aan mij, maar haar warmte krijg ik gratis. Ze is 24 jaar. Heeft haar studie afgerond en doet de catering op een school. Ze wil graag geld verdienen en een ticket kopen om naar Nederland te vliegen. Ze vraagt of er in Nederland werk is voor haar. Ik vertel dat Nederland een land is met veel regels. Ze kan misschien werk vinden, maar geld sparen zal er niet bij zijn. De basisbehoeften zoals een woning en eten en de regelgeving rondom belastingen maken dat ze moet werken om in Nederland te kunnen leven. Geld overhouden, zie ik niet zo rooskleurig als dat zij dat hoopt. Plus hoe betaal je je vliegticket. Ze hoopt dat als ze mensen uit Nederland helpt, zij het ticket willen betalen en anders leggen familie, vrienden en kennissen geld bij elkaar. Er is een soort lijst. Iedereen spaart voor iedereen totdat het jouw beurt is om je kansen te beproeven in een land buiten Afrika. Bijna schaam ik me voor mijn geld. En dan ben ik maar blij met de grote hoeveelheid kansen die ik in Nederland krijg om deels te kunnen kiezen hoe zo’n leven ik leid.

2. Donderdag 28 juli – ‘s nachts

2. Donderdag 28 juli – ‘s nachts

Een beetje sprakeloos zit ik op mijn bed. Het is 2.15 uur Nederlandse tijd (00.15 Ghana) en ik ben in Afrika. Het is donker. Ik heb niet veel gezien. Wat ik wel zag was een nette luchthaven. Een grote brede geasfalteerde weg die Accra inloopt en vervolgens een wijk waarbij ik me niet echt op mijn gemak voel. Ik denk dat ik voor Afrikaanse begrippen een schone kamer heb, maar het komt op mij over als een hok. Buiten de luchthaven stond een meisje mij op te wachten. Ik was blijer dan ik had verwacht toen ik mijn naam op haar papier zag staan. Zij regelde een taxi en dit hotel New Haven en verbood mij mijn portemonnee te voorschijn te halen. Zij onderhandelt met mensen en spaart mij een hoop geld uit. Morgenvroeg haalt ze mij op en gaan we een buskaartje regelen voor mijn tocht vrijdag naar Tamale. Ik heb wel 3 keer naar haar naam moeten vragen, maar nu heb ik een ezelsbruggetje. Ik denk aan de beer met zijn mislukte grappen uit de Muppets, Fozzie. Zij heet Fauzia.
En wat ben ik nu blij met deze lieve Fauzia. Het is niet niets om midden in de nacht in donker Afrika aan te komen, kom ik achter.

Ondanks de betrekkelijke rust op de vluchthaven dendert er toch van alles over me heen. Ook de kalmheid tijdens de hele reis heeft energie gekost. Eerst Schiphol met de late chauffeur die een passagierslijst heeft waar ik niet op sta. De douane in Düsseldorf verloopt goed, behalve dan dat ik een schaartje in mijn handbagage had zitten en nu kwijt ben. Ik moest hem in een bak gooien en zag dat ik duidelijk niet de eerste was die vergeten was de schaar in de grote bagagetassen te stoppen. Vlak voordat ik wil instappen wordt mijn ticket in beslag genomen. ‘Zijn er problemen?’ ‘Nee, u krijgt zo een nieuw ticket. Andere mensen willen op uw stoel zitten’. ‘O’.
In het vliegtuig is ruimte voor 150 mensen en het is één grote stoelendans. Ghanese families willen bij elkaar zitten. De stewards staan letterlijk met hun handen in het haar. Heel wat later dan gepland taxiet het vliegtuig naar de startbaan. De mensen voelen nu pas een lichtelijk druk dat ze inderdaad eens moeten gaan zitten en hun bagage met rust moeten laten. Tijdens de vlucht hoor ik dat ze allemaal zoveel bagage mee hebben genomen dat een deel van de koffers is overgepakt naar een vliegtuig van de KLM dat morgen in Accra landt. Benieuwd of ik vannacht mijn spullen nog in handen krijg. Ook maken we een ongeplande stop op Mallorca om te tanken. Uiteindelijk duurde de vlucht 7,5 uur.

Ik wil mijn lakenzak uit de rugtas halen en draai het cijferslot op de goede combinatie. Helaas, het slot blijft dicht. Nog een tijd proberen, maar nee. Het geeft niets mee. Ik haal intussen mijn vingers open omdat ik denk het met brute kracht te kunnen oplossen, maar de slotjes zijn toch sterker dan verwacht. Gelukkig ook maar. Ik denk aan hoe dat rekensommetje ging. Hoeveel combinaties heb je met 3 cijfers 10x10x10…. eerst maar weer op de code die ik dacht aangebracht te hebben. Nu maar hopen dat ik vanmorgen 1 cijfer niet helemaal goed heb ingesteld. Ik heb geluk. Na een kleine 10 pogingen schiet het slot open.
Ik pak mijn lakenzak. Leg kleding klaar voor morgen en zal nu eens kijken of ik hier kan slapen.
Ik vind het allemaal nog erg vreemd. Ik blijf liever zo zitten schrijven. Maar ben ook wel moe. Zal me proberen over te geven aan deze nieuwe situatie.
Welterusten.

1. Woensdag 27 juli

1. Woensdag 27 juli

1 juli 2005. Deze maand zou ik in Afrika zitten zei ik het jaar daarvoor na terugkomst uit Zuid Amerika. Ik heb echter nog niets geregeld. 27 juli 2005. Ik zit in de bus op weg naar het vliegveld in Düsseldorf. Bestemming Ghana.
In de 6 weken die volgen heb ik mijn schrijfblok volgeschreven.

Ik zit in de bus. En dat is al heel wat. Ik sta namelijk niet op de passagierslijst en rij nu van Schiphol naar Düsseldorf. Uiterlijk een half uur voor vertrek moest je instappen. En daar stond ik braaf, ruim voor de afgesproken tijd bij een onbemande balie van Ghana Airways. Het is inmiddels 10.30 uur en ik zou nu in de bus moeten zitten. Elke donkere man bekijk ik. Zou dat de chauffeur zijn? Andersom wordt er trouwens net zoveel bekeken. Maar dan na een hele tijd vriendelijk glimlachen, komt er eindelijk een blanke chauffeur aan met groot walrus-gehalte. Hij pakt de passagierslijst en ik zeg mijn naam. Of hij leest niet zo snel, of ik sta er niet op. Ik kijk over zijn schouder mee op het papier en nee, geen Zweers. Gelukkig zie ik dat hij niet in de stress schiet en ik dus ook niet. Ik wissel een paar woorden met een mede-passagier. Ze zegt wat ben je kalm. Je staat hier alleen. De chauffeur komt eerst niet opdagen en dan sta je ook nog eens niet op de lijst. Ik blijf dapper neuriën. Dat is mijn geheim.
Ik betrapte mezelf erop en kwam erachter dat ik al hele symfonieën had gecomponeerd. Ik schiet in de lach. Het woord symfonie doet me denken aan Jan Smit en de Zwarte Cross waar dat nummer de hele dag te horen was. Al zingend loop ik nu in de regen naar de bus. ‘Als de nacht verdwijnt en de zon weer schijnt – als ik jou zo zie klinkt een symfonie – en je weet hoeveel ik van je hou – heel mijn hart staat open voor jou’.
En op dat moment mis ik even een man. Nu sta ik in de stromende regen naast mijn tassen die in de laadruimte moeten worden getild. Anders was ik de bus ingesprongen en had ik mijn kapsel kunnen redden. Nu sta ik te wachten totdat ik ze zelf één voor één een veilig plekje geef.
De bus vertrekt een half uur later dan gepland, nadat de chauffeur, zo’n stadse gast met goede babbel, mopperend rondloopt en tot de conclusie komt dat de hele lijst niet klopt. De bus zit vol Ghanezen en ik hoop dat ze niet allemaal Nederlands verstaan.
O shit, ik ben nog maar net op reis. Zit zelfs nog in Nederland en heb mijn eerste blad al volgeschreven ……