35. Zaterdag 27 augustus

35. Zaterdag 27 augustus

Ik kan nu helemaal niet meer op mijn voet staan. Qua uiterlijk is hij maar heel iets dikker dan de linkervoet en blauw is hij ook niet. Geen kneuzing dus, want dan is het toch blauw en opgezwollen? Wat is het dan? Middenvoetsbeentje kapot? Ik hinkel naar de badkamer ondertussen op mijn tanden bijtend. Gisteren was de badkamer nog zo lekker dichtbij. Nu is 5 meter een idioot grote afstand.
In plaats van de grootste markt van Ghana te bezoeken en het daar in de buurt gelegen paleis van de Ashanti’s zal ik een hospital moeten zoeken. In The Bradt Travel Guide staan alle hotspots maar stom genoeg zie ik geen informatie over een ziekenhuis. Ik zit op het balkon en heb gelukkig nog brood en sinaasappels van gisteren. Ik heb mijn voet op een stoel naast me liggen. Ik hoop dat het beter gaat als ik hem gewoon even laat rusten. Af en toe test ik even of ik hem kan bewegen, maar de tranen schieten in mijn ogen. Toch doet de pijn van het idee dat ik niet verder kan reizen, meer zeer dan de lichamelijke pijn. Ik wil nog zoveel zien. Ik ben nog lang niet klaar.

Om 12:00 uur komt Zybourn aan op het STC-station. Hij had voorgesteld om samen nog wat te ondernemen. Het lijkt me gezellig en ik heb hem geld als afscheidscadeau gegeven voor o.a. een busticket naar Kumasi. Zondag gaan we samen naar Bobiri Forest, het vlinderbos. Ik zou hem opwachten bij het STC-station en durf het risico niet te lopen om nu in een taxi naar een hospital te gaan. Ik ben er vast nooit voor 12:00 uur weer. Plus ik vind het ook wel makkelijk als Zybourn meegaat. Hij kan voor tolk spelen. Ik wist niet goed of ik het super leuk zou vinden om met Zybourn samen even in Kumasi te zijn. Ik had me er eigenlijk al op ingesteld om alleen te reizen. Ach, die anderhalve dag en twee nachten is ook wel weer gezellig om samen met mijn broer te zijn. Ik moet hem alleen op lichamelijke afstand houden, helemaal straks op de gedeelde hotelkamer.
Hij had hier een vriend in Kumasi en wie weet kunnen we vanavond nog even stappen. Iets dat ik in mijn eentje hier denk ik niet zo gauw zou ondernemen. Maar voor nu moet ik misschien even niet teveel plannen maken. Ik moet even zo koelbloedig mogelijk nadenken. Ik kan proberen zo naar het station te hinkelen of achter op een voorbijgaande fiets te springen. En dan zal ik toch denk ik naar het ziekenhuis moeten. Misschien kan ik krukken krijgen en kan ik me weer even redden. Ik wil niet naar huis!
Maar ik ben bang dat ik het hier echt niet red met mijn voet. Het huilen staat me nader dan het lachen.

Ik sta op het punt om op mijn achterste te gaan zitten en zo de 2 trappen in het hotel af te dalen en tegelijk de trap met mijn broek schoon te vegen als er plotseling een blanke hotelgast de trap opkomt. Hij ondersteunt me en totaal uitgeput laat ik me op de bank in de receptie vallen. Ik kan echt helemaal niet op de voet staan. De weg naar het busstation is niet te nemen voor mij. Ik leg in de receptie uit dat er iemand op het station op mij wacht en vraag of ik de telefoon mag gebruiken. Tegen de tijd dat Zybourn is gearriveerd, heb ik de naam van het ziekenhuis. Ik wil dat er foto’s van mijn voet worden gemaakt. Ik wil weten wat er mis is. Ik wil weten waar ik aan toe ben.

Het ziekenhuis oogt iets frisser dan in Tamale, gelukkig. Zybourn geeft aan dat ik foto’s van mijn voet wil en al snel krijg ik een verwijsbrief voor de röntgenafdeling zonder dat de arts eerst heeft gekeken of het nodig is. Ze zullen wel denken, die blanke heeft toch geld zat, stuur maar door. Terwijl ik in de rolstoel zit te wachten voor de röntgenafdeling probeer ik mijn tranen te verbergen. Mijn voet bonkt door al het gehinkel. Veel mensen vergapen zich aan de blanke vrouw en ik verdom het om er als zielig vogeltje bij te zitten.
In Nederland gaat iedereen achter een wandje staan als de foto’s genomen worden i.v.m. de straling. Hier staat Zybourn gewoon naast de tafel waar ik op lig. Ik verbaas me over al de röntgenapparatuur in deze verder kale bruine kamer. Het zullen vast verouderde modellen zijn, maar het staat er wel allemaal. Terug rollend naar de wachtkamer bekijk ik snel de foto’s. Ik zie zo niets geen aparts. Raar is dat. Ik wil dat alles goed is en toch hoop ik heel eventjes ook dat er een donker lijntje in de witte botten zichtbaar is. Slaat nergens op. Misschien omdat ik bang ben dat ze me een aansteller vinden? Of omdat ik wil weten waar ik aan toe ben?

In de wachtkamer (gewoon naast de parkeerplaats half in de open lucht) zit een man met een kind op schoot. Het kind lijkt wel buiten bewustzijn. Een ander kind heeft een dicht oog en ik zie een vrouw met haar arm in het gips. De mensen zijn stil. Net zoals in een ziekenhuiswachtkamer in Nederland waar je ineens gaat fluisteren als je wat wilt zeggen. Je neemt elkaar een beetje op en gokt wat de ander voor klachten heeft. Ik ben blij dat ik gewoon op mijn beurt moet wachten en ze mij geen voorkeursbehandeling geven. Terwijl ik de spreekkamer al wordt binnen gerold, zitten er nog 2 mannen in discussie met de jonge vrouwelijke arts. Ze praten verder in hun eigen taal waarin af en toe wel eens een Engels woord in wordt gebruikt, maar ik kan niet volgen waar het over gaat.
De vrouw krijgt mijn sympathie. Ze praat zonder te schreeuwen en in haar gezicht kan je aflezen dat wat zij nu zegt waarheid is en dat de mannen niet moeten zeuren. De vrouwen die ik hier ben tegen gekomen praten amper kalm. Ze gedragen zich half hysterisch of ongeïnteresseerd, gezien door de ogen van een Nederlandse vrouw. De arts komt over als een moderne vrouw. Het lijkt me best moeilijk om dan in Ghana te blijven wonen en werken en niet je heil te zoeken in een Europees of ander meer ontwikkeld land waar je jezelf misschien nog meer vaardigheden aan kan leren. Aan de andere kant, hier ben je zo gewenst en zo nodig.

Ik heb intussen heel veel Ghanezen gesproken en het spijt me om te zeggen maar echt intelligent komen ze niet op mij over, uitzonderingen daargelaten natuurlijk. Misschien zit de intelligentie wel in ze, maar hebben ze er niet echt naar gezocht?
Ze leven bij de dag. Ik moet vandaag leven en morgen en dan zien we wel weer verder. Als eten zoeken voor je gezin je grootste zorg is, hoef je ook niet zoveel na te denken over je dromen. Je moet eten hebben, anders heb je helemaal geen toekomst. Vooruit denken en een plan ontwikkelen is dan ook niet aan de orde. Maar kan je dan echt het puzzelen en nadenken hoe je je dromen zou kunnen realiseren stop zetten?
Iets dat me in de weken op het schooltje ook zo opviel. Het zelf nadenken wordt niet gestimuleerd. Het is niet denigrerend bedoeld, maar hoe werkt het? Sluit iemand een week op in een kamer zonder eten en misschien dat hij dan in deze benarde positie ineens wel kan nadenken en iets bedenkt om vrij te komen? Maar als het niet echt hoognodig is, ach waarom zou je dan de inhoud van je hersenen gebruiken. Wat zou je je dan druk maken?
Iets in deze houding spreekt mij wel aan. Ik denk dat ik in het afgelopen jaar ook wel iets meer zo’n houding hebt ontwikkeld; leef maar in het nu en niet in het verleden of in de toekomst. Je bent niet zo oppermachtig als mens dat je echt al je dromen kan realiseren hoe hard je je verstand ook gebruikt. Er zijn ook elementen in het leven waarover je niets te zeggen hebt.

De 2 mannen druipen af en de arts bekijkt mijn foto’s. Ze verontschuldigt zich voor de slechte kwaliteit. Alleen de grote botten in de voet zijn te zien. De rest blijft in het lichtgrijs verscholen. Ze gaat er van uit dat er iets heel erg is opgerekt en zegt dat dat meestal net zo zeer doet als een breuk. Ik mag 2 dagen geen druk op de voet zetten. Ik zou ook niet weten hoe ik dat zou moeten doen, want ik zit tegen het plafond als ik ook maar iets op de voet steun. Ik krijg een recept voor pijnstillers en een gel. Mocht er na 2 dagen geen verandering zijn opgetreden dan moet ik terugkomen.

Geduld hebben en 2 reisdagen verspelen, erg moeilijk om te accepteren, maar alles beter dan de reis te moeten afbreken. We laten ons met de taxi naar de apotheek brengen en vervolgens naar Vic Baboos, een erg populair eetcafé zoals blijkt aan de meerdere toeristen. Was ik in mijn eentje geweest had ik heerlijk kunnen zitten lezen of schrijven, maar nu voel ik me een beetje verplicht om met Zybourn te praten. Ik baal gigantisch voor mezelf, maar nu ook nog eens voor hem. In plaats van dat we samen op stap gaan in Kumasi en het vlinderbos bezoeken zit hij hier nu stil, terwijl hij dan misschien ook wel wat beters te doen zou hebben gehad in Tamale.

Gelukkig kunnen we ook erg lachen met elkaar. Helemaal ’s avonds in het hotel als hij er op staat mij de trap op te dragen. Hij heeft een iel en pezig lichaam en volgens mij zegt het knak als ik op zijn rug zit. Als hij een grote emmer had, waarin ik in zou kunnen zitten, zou hij mij op zijn hoofd tillen zegt hij. Ze tillen hier echt van alles op hun hoofd en vaak zijn het hele zware gewichten. Ze leren het al van kinds af aan.
We zouden de straat op kunnen gaan en gaan bedelen. We zijn vast een hoofdact. Helemaal als ik dan ook nog eens fluit ga spelen vanuit de emmer. Het geld kunnen we wel gebruiken, want doordat ik nu niet kan lopen, geef ik een vermogen uit aan taxi’s en eten we in restaurants (ik betaal voor ons tweeën) i.p.v. in goedkope eetkraampjes langs de straat. En ook nog eens het ziekenhuisbezoek en de medicatie. Vermogen in cedis, maar als ik het omreken in euro’s is het ook wel weer te overzien.
Na een erg indringende blik van zijn zwarte ogen weet ik dat ik nu moet stoppen met tegensputteren en hem moet geloven en vertrouwen. Aangezien er ook niet echt een ander alternatief is laat ik me op zijn rug hijsen. Ik al lachend en hij al ploeterend komen we de 2 trappen op, gadegeslagen door mensen die op ons geluid afkomen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *