Category Archives: 11. Dagboek 2014

Huilen

Huilen

Dit moet echt stoppen. Of op z’n minst iets minder. Het kind gaat zich straks doodschamen. Zal je zien, word ik later geweigerd voor de maandafsluitingen op school en de muziekuitvoering.
Gisteren trok ik haar in de kleedkamer van de sporthal voor het eerst haar gympakje aan. Ze draait een rondje. Dat blauwe pakje, haar blonde haartjes, dat blije gezichtje en het sprongetje dat ze maakt uit verrukking.
En daar ging het weer. Moeders heeft de tranen in de ogen. Nog even en ik sta met stip op nummer 1 bij de jankbuules.

Vanmorgen daarentegen won die kleine het met glans. Net op een ochtend dat we naar de opvang en het werk moeten, besluit ze eens een keer uit te slapen. Ik moet haar om zeven uur wakker maken. Überschattig te zien hoe ze als een klein konijntje haar holletje weer opzoekt nadat het koppie even omhoog ging. Ze nestelt zich in het dekbed en draait me de rug toe.
De komende twintig minuten is het huilen om de onderbroek die niet goed zit. De legging. Nee, niet het vest aan, maar ook geen trui! Nog een geluk dat de labels overal al wel zijn uitgeknipt, anders hadden we die ergernis er deze ochtend ook zeker nog bij.

Ooit in mijn jeugd had ik besloten dat ik niet meer ging huilen. Had trouwens niets te maken met kleren aantrekken, maar gewoon in het algemeen. Wat er gebeurde, gebeurde toch wel of je daarna nu huilt of niet. Het diende geen enkel nut. Ik voelde me vervolgens opgelaten toen mijn opa overleed en ik naast huilende familie in de kerkbank zat en er zelf geen traan uitkreeg.

Huilen uit protest, uit boosheid. Huilen van verdriet. Huilen van ontroering. Huilen omdat je je teen stoot. Huilen kan wel heel divers.
Waarom huil je meisje? Ben je moe? Wil je nog niet meedraaien in de grote wereld? Zal ik je optillen? Je wangen droog kussen? Zacht liedjes zingen. Ja, het liefst die van Sinterklaas, ik weet het meis. Wat heb je nodig.
Ik weet wat ik nodig heb. Oordoppen en geduld. Met terug schreeuwen en proberen te dwingen bereik ik niets bij dit meisje. Ik moet luisteren. Wat wil ze zeggen met dit huilen. Wat heb je nodig.
Ik ben geen perfecte moeder. Heb net heus wel haar kleren op de grond gegooid met de woorden ‘Zoek het zelf maar uit!’ en ben haar kamer uitgelopen. Ik vond de volumeknop bij haar al op heel hoog staan, maar het kon nog harder kwam ik toen achter. Na een diepe teug lucht het hol van de leeuw, het konijntje is inmiddels ver te zoeken, maar weer in. Eens kijken of ik vandaag nog op tijd op mijn werk ga komen.

Huilen van opluchting? Is dat er ook eentje? Als ik in de auto zit, kijk ik over mijn schouder. Een schattig meisje met grote capuchon zit schuin achter mij. Heel stilletjes. We glimlachen naar elkaar.
We hebben het beiden weer overleefd.

Lichtje

Lichtje

‘Kijk mama! Slingers in de lucht!’ Ik stap de auto uit en kijk naar de opvangboerderij. Nee, ik zie niets hangen. Wel zie ik een erg mooi oranje gevlamde ochtendlucht. Dan hoor ik boven mijn hoofd de ganzen. Ze vliegen in slingers door de lucht. Mijn meisje staat inmiddels ook op het erf met haar hoofd in de nek.

De broodkruimels nog rond de mond en hoogstwaarschijnlijk de plak van snoep nog op haar kiezen. Ze mocht in de auto een snoepje mee van haar buit van gisteravond. Op de opvang had ze een mooie lampion geknutseld. Super schattig zong ze er een liedje bij. Maar ja dat was thuis. Hoe zou ze het doen bij de voordeur van de buren.

De eerste kinderen kwamen gisteravond al aan de deur om hun Sint Maarten liedjes te zingen, terwijl wij nog achter ons bord boerenkool zaten. Mijn meisje had er schik in om de deur te openen en ze de schaal met snoep voor te houden.
Toen zelf de jas aan en op pad. Het eerste huis ging zo frank en vrij. Moeders trots glunderend ernaast. Het tweede huis werd ze overvallen door verlegenheid. Het zelf aanbellen was te eng en zingen al helemaal. Het snoepje uitzoeken was zelfs pittig. Het huis daarop liet ze haar lampion wel trots zien, maar zingen werd hem nog niet. Op de vraag zullen we weer thuis zingen, schudde ze druk met haar hoofd heen en weer. En ineens na een paar huizen kwam ze er weer in. Zelf zoeken of het huis een bel had. En met een o zo lief zacht stemmetje het liedje ‘Micky Mouse ging lichtje lopen’ zingen. Haar ogen gericht op haar tenen. Als het liedje is afgelopen dat hoofdje zo schuin omhoog. Een schuchter glimlachje en overrompeld worden door het vele snoep dat steeds wordt voorgehouden.

Het was zo knus in het donker. Veel jonge kinderen met allemaal een lichtje in de lampion. Een paar buurmannen hadden een groot vat met daarin vuur op straat gezet. Sommige kindjes die we tegenkwamen kende ze.
Thuis het snoep uitstallen op de tafel. Ze wilde alles delen met mij. Op zich niet zo heel gek, want de eerste huizen zong ik, maar nee lieverd alles is voor jou. Dan moest ik op z’n minst wel even dit snoepje proeven en die en die.

Knus zitten we tegen elkaar aan op de bank. Zij inmiddels in pyjama. Lampion en snoep zijn opgeruimd. Samen lezen we een boekje. Ze pakt mijn arm en legt hem om haar schouders heen. Ze kruipt bijna in mij weg, haar hoofd tegen mijn borst. Als ik even niet verder lees, stoot ze me aan. Sorry, mama moest even slikken.

Lichtjes hoeven niet zo groot te zijn om het goed te hebben en voor de slingers moet je gewoon oog hebben.

Echt

Echt

En ik heb er weer één. Gisteravond na het optreden aangeschaft.
Tuurlijk, ik kan de nummers op de cd ook vast wel ergens op het internet vinden, maar ik wil wat in handen hebben. Het is iets extra’s met beleving.  De laatste tijd heb ik minder cd’s gekocht, maar een paar jaar terug kocht ik ze regelmatig. Had ik muziek gehoord die mij wat deed, kocht ik na een optreden op een festival, in een theater of kroeg een cd. Eventueel handtekeningen erop laten zetten en de sfeer van de avond kleefde dan aan het cd’tje, aan de muziek.
Alsof de muziek echter werd. Voller.

Ik weet hoe de geur is van mijn meisje. Ik kan er vertederend aan denken. Maar het echte. Dat is zoveel malen heerlijker. ‘s Nachts, voor ik mijn bed in stap even op haar kamertje staan. Haar toedekken en haar geur opsnuiven. De warmte voelen die haar lijfje uitstraalt.
Ik wil het weerbericht niet beleven via Helga van Leur. Ik wil het zelf voelen. De mist die mijn wangen koud maakt. De nevel op mijn huid. Ik wil horen hoe het herfstblad kraakt en de koude plak voelen als ik met mijn hoofd door een spinnenweb fiets.

Ik wil leven in je nabijheid. Ik wil je mond op mijn mond. Kussen om bij weg te dromen. Nee, ik wil niet dromen. Ik wil nu voelen. Je lippen op mijn borst. Je handen op mijn billen. Trek me tegen je aan. Nu. Hier. Ik wil het echte leven leven.
Lachen als ik plezier heb. Huilen als ik me rot voel. Een fles whisky aan mijn lippen. Zachte als het alleen wat zelfmedelijden betreft. Een scherpere als het echt even fucked up is.
Ik wil wat doen. Actie. Ik wil niet in mijn hoofd leven.

Wat er in mijn hoofd zit is volgens mij namelijk geeneens altijd echt. Ik kan zoveel bedenken.  Van een deel weet ik het al als ik het denk. ‘Je zit fout Zweers.’ Sommige dingen zijn denk ik wel echt, maar er is ook nog een stuk waarvan ik het niet zeker weet.
Wat ik doe met mijn handen. Wat ik nu ruik, zie, hoor dat is echt. Het hier en nu!
Dat leven is zoveel meer puur. In mijn hoofd kan ik in liefde aan je denken, maar merk jij daar iets van? Mijn streling over je haren. Mijn vraag hoe was je dag. Het voorzetten van geschild fruit en een verdwaalde zoen in je nek. Dat is het toch? Dat is toch wat jij waarneemt? Het samen aan tafel zitten. De smaak van ons eten. De verhalen die we elkaar vertellen.

Mooi dat je van alles kan bedenken  in je hoofd, vast kan leggen op foto’s, op een computer, maar het is een aftreksel. In het meest gunstige geval een mooie herinnering. Het is een mist aan interpretatie. Maar niet de echte mist van gisteravond toen ik erdoor fietste op weg naar het theater.

Traptree

Traptree

Ik ben lid geworden van Happy Single Moms. Een club op facebook. De toevoeging Happy vind ik best Heavy. Een alleenstaande moeder ben ik. Ik draag de zorg voor mijn meisje 24/7 in mijn eentje. Tuurlijk ben ik godsgruwelijk blij met haar en met mijn moederschap. Maar net zoals de niet alleenstaande moeders ben ik niet altijd happy.

Vandaag zat ik moedeloos op de onderste traptree. Mevrouw was gepikeerd naar boven gestierd. We hadden een opruim- en poetsdag. Alle speelgoed uitzoeken. Alles afnemen met een doek. Stofzuigen en dweilen. Alles ging in volstrekte harmonie.
Het grasmaaien moest ik vervolgens alleen doen, maar dat vond ik juist wel fijn. Mevrouw zat heerlijk op de schommel. Ik hoorde haar roepen boven het geluid van de grasmaaier uit. Ik moest kijken naar haar gevaarlijke stunts. Een drieste dame is het.
Vervolgens samen naar de dorpswinkel fietsen voor een brood van Jan de Bakker en gehakt voor in de stamppot wortels van vanavond. Zij dit keer niet in het kinderzitje achterop mijn fiets, maar op haar eigen fiets. Niet zo bijzonder, maar wel dat haar fiets, zoals ze zelf zegt, nu met zonder zijwieltjes is. Ik zoek de kleine paadjes op. Ook weer niet te smal. Ze heeft een meter breedte nog wel nodig. Voordeel van een dorp is dat je ook gewoon door sommige straten kan fietsen als enige verkeersdeelnemer.

Thuis gekomen gaat Mevrouw met wat fruit op de bank een filmpje kijken. Ik was intussen de ramen. Met het veranderende herfstlicht zie je ineens al die handjes van Mevrouw op het raam. En toen, bij het derde raam ging het mis. Mevrouw ging lopen uitdagen. Terwijl ik het raam aan het wassen ben, laat ze één vinger door het sop op het raam glijden. Als ik aangeef nu het raam droog te trekken en dat ze moet stoppen, kijkt ze me met een paar glinsterende ogen ondeugend aan. Eerst probeer ik met een grap de uitdaging die ze opzoekt op te lossen. Alles gaat zo gezellig vandaag. Ik heb geen zin om deze heerlijke dag te onderbreken. Maar ja, ze moet ook leren luisteren. De ramen maken mij niets uit. Maar als ze vervolgens bewust haar vingers op het droge raam drukt, terwijl ze mij aankijkt, zet ik haar om het niet-luisteren op de gang en vertel waarom.

Als ik haar na een paar minuten ga ophalen en wat wil gaan zeggen, spurt ze naar boven. Het eerste deel heb ik eindelijk voor elkaar. Dat ze op de gang blijft. Het tweede deel, het sorry zeggen, iets van erkennen of de knuffel opzoeken, vertikt ze. Stronteigenwijs, overgevoelig voor correctie of is het de leeftijd.
Ik blijf op de onderste tree van de trap zitten. Op tv bij ‘The Nany’ duurde het ook geregeld lang voordat kinderen de meest gewenste omgangsvorm ontdekt hadden. Die van mij doet er héél lang over. Ik vind het dan zo moeilijk. Op die momenten vind ik het zwaar om alleenstaand moeder te zijn.
Ik ben blij met mijn lieve vriend aan wie ik mijn verhaal kwijt kan, maar een mede-ouder is wat anders. Misschien ooit toekomstmuziek, we groeien door en gaan het zien.
Als ik een mede-ouder al mis, is dat echter het meest op de léuke momenten. Het trotse delen. Hoe leuk en goed we het hebben en dat ze bijvoorbeeld met haar drie en een half jaar al kan fietsen zonder zijwieltjes. Dat je iemand kan aanstoten en dat die ander dan precies datzelfde oergevoel kan voelen bij dat mooie meisje.

Zittend op de onderste tree ontwaar ik op het raam naast de voordeur, allemaal handjes. De deur neem ik even later af. Het raam laat ik ongemoeid. Het zijn aan de buitenkant allemaal handjes van mijn lieve Mevrouw haar vriendjes en aan de binnenkant ontdek ik zelfs haar mondje.
Mom with mixed feelings op de trap.

Beweging

Beweging

Vlug rennend de auto in. Het licht moet het nog dag maken. De wind en regen maken ons wel wakker. Het voelt knus in de auto. Rijdend door de storm.
Uitstappend op de opvangboerderij, maalt zij niet om de kou. Al het blad op het erf en de plassen doen haar ogen glimmen en ze checkt of ik het allemaal ook wel zie. Mama wier haren naar de hemel vliegen en die druk doende is haar jas dicht te trekken. Zij aait ombekommerd de rode poes over de kop die naar haar is toegelopen. Het woord ‘guur’ kent ze nog niet.

Het zou een woord van Jip en Janneke kunnen zijn. Elke avond als ze in bed ligt, lees ik haar een prentenboek voor. Sinds kort afgewisseld met verhaaltjes van Jip en Janneke. De verhalen sluiten naadloos aan op haar belevingswereld. Een rondje in de kruiwagen mogen maken. Een nieuwe jas die vies wordt en waarom je dan moet huilen. Fantasiespelletjes als dat je een vogel bent en een nestje gaat bouwen. Jip pakt vier zuurtjes, dat zijn de eieren die Janneke moet uitbroeden. Ik vervang het woord zuurtjes voor snoepjes. Later zeg ik weer gewoon zuurtjes. De verhaaltjes krijgen er charme door. Toen ík de verhaaltjes kreeg voorgelezen op de kleuterschool, waren het al woorden van voor mijn tijd.

Taal is in beweging. ­Evolueert. De wereld maakt kennis met nieuwe activiteiten waar ook weer woorden aan gekoppeld worden. Het nieuwe is leuk. Spannend. Een tijdje helemaal een hype. Later is het ook weer gewoon. Er zijn dan al weer tig nieuwe activiteiten. Ik vind het mooi dat ik mijn dochter een breed aanbod aan spel kan aanbieden. Nieuwe filmpjes op dvd die ook heel goed in een goede opvoeding kunnen passen. Het heerlijk spelen met een trein op de grond. Knutselen aan de grote tafel. Sinds een paar dagen spelen we samen het spel memorie en op de kinderlaptop van Nijntje heeft ze plezier in de speels aangeboden oefeningen. 

Alles is aan verandering onderhevig. Een nachtzoentje, werd een weltrustenkus. Geschreven werd het in de jaren ’80 ineens als xxx. Via de app worden het smileys met getuite lippen en blozende wangen.
Vandaag de dag doen wij thuis aan kusjes vangen. Zij ligt in haar bed en ik sta in de deuropening. Druk met mijn lippen een kus op mijn hand. Leg mijn hand plat en blaas hem eraf. De kus vliegt door de lucht en zij vangt hem op. Haar armen uitgerekt boven haar hoofd en ze drukt hem met twee handen op haar mond. Vervolgens is het: ‘Mama, vangen!’ Ik spring en grijp in de lucht. Ja, ik heb hem en druk haar kus liefdevol op mijn wang.

Veel verandert. De dag in liefde afsluiten, verandert hopelijk nooit.

Bonuspunt

Bonuspunt

‘Wat heeft u een zachte huid.’ Ik voel me gevleid. Ik heb net mijn panty afgerold en sta met mijn blote benen op een trappetje voor hem. Hij streelt mijn bovenbeen. Vervolgens gaat hij over het maanlandschap en kan ik nog net teren op het compliment, voordat ik rode wangen van schaamte krijg. Ik geef aan dat ik een kleine tien jaar eerder voor spataders ben behandeld. Het laseren deed echter zoveel pijn, dat de behandeling gestopt werd. Mocht ik nog lichtelijk zweven na zijn eerdere handelen, hij zorgt er vervolgens ook voor dat ik weer lekker land. ‘Ja met zulke stevige benen, haal je het ook niet met een gewone verdoving.’

Einde van het consult volstaat met de zin; het valt reuze mee. Een behandeling wordt daarom niet vergoed. Dat eerste zou een opluchting moeten zijn, ware het niet dat ik mij stoor aan mijn bovenbenen.
En nee, dat verdwijnt niet met een cursus mindfulness ‘Accepteren & Loslaten’. Het verdwijnt alleen lichtelijk onder A-klokkende rokjes op knielengte.

Nu ben ik een vrouw. Zouden mijn bovenbenen er beter uit komen te zien, gaat me vast iets anders aan mijn lijf tegenstaan. Als eerste schiet mij iets geks te binnen dat ineens over mijn broek hangt als ik zit, mijn buik.
Ik ben reuze blij, dat sinds ik de veertig gepasseerd ben, de laatste jeugdpuistjes verdwenen zijn. Blijkbaar is het echter ook een teken dat de jeugd zich in zijn totaal aan het terugtrekken is uit mijn lichaam. Het verval is begonnen.

Ach, eigenlijk merk ik er niet veel van. Kijk af en toe wel onderzoekend naar de bovenkant van mijn handen. Zijn die hele lichte bruine vlekjes nu ouderdomsvlekjes? Maar ik loop nog gewoon rechtop, dans zonder rollator, mijn meisje zegt regelmatig dat ik mooi ben en op straat voel ik ook dat er nog wel eens een blik op mij blijft hangen.

Tuurlijk je hebt een lichaam, maar de uitstraling is misschien wel belangrijker. Heb je een open gezicht of sprankelende ogen. Sta je trots. Beter nog, hoe sta je met je gedachten in het leven. Spat je levenshouding van je af.
Ooit tijdens het collecteren werd de deur voor mij geopend door een jong meisje. Ze ging haar moeder halen onder het roepen: ‘Mama, die mevrouw met die lieve lach staat aan de deur!’ Ik voelde me zo trots, dat dat voor haar mijn kenmerk was.

Uiterlijk is belangrijk. Een soort visitekaartje van jezelf. Het voelt fijn als je er een positieve reactie op krijgt. Niet dat mijn welbevinden afhangt van andermans mening. Oké, dat doet het soms wel, maar ik weet heus wel dat ik zelf degene ben die het moet aansturen. Ga ik gewoon zorgzaam met mijn lichaam om. En werken de jaren nu in mijn voordeel, doordat mijn zelfvertrouwen mee heeft kunnen groeien, dan straal ik dat uit. Eerst zelf mijn eigen punt maken. Vinden anderen dat vervolgens leuk, is dat een mooi meegenomen bonuspunt.

Samen

Samen

Plakjes worst veranderen met een paar happen in bootjes. Een autostoeltje in de gang is de boot. De vloer water en de deurmat een eiland.
Er is een jongetje op bezoek met een liefde voor boten. Mijn kleine en haar kleine vriend spelen super met elkaar. Zij leert hem kleuren en knutselen en hij leert haar het ‘bootje spelen’. Ze liggen dubbel om hun eigen gesprekjes. ‘Jij hebt een krokodil op je hoofd’ ‘En jij bent een poepiescheetmevrouw!’ Samen laten ze mij zien dat je echt vanaf alle kanten een bank kan bestormen en er op je kop en achterstevoren weer af kan.

Het ‘Ik ben klahaar!’ klinkt bij elk kind hetzelfde kom ik achter. ‘O wat een stinkpoepie’, zeg ik quasi bozig als ik zijn billen afveeg.  Hij kijkt beteuterd, maar o wat is hij weer trots als ik zeg, dat dat hoort bij poepjes. Hoe meer ze stinken, hoe beter ze gelukt zijn.
Als zij ziet dat hij tijdens het lunchen even onthand naar zijn gekookte ei zit te kijken, wil zij hem wel even voordoen hoe je het ei uit zijn schilletje krijgt. Ze tikt het ei op de tafel. Hij leert haar graag grapjes en doet een druif in zijn wang. Alleen omdat zij dan zo schaterlacht.

In de motregen liepen ze vanmorgen hand in hand door het dorp. Op weg naar de kapper. Een roze K3 paraplu boven hun hoofd. Zingend; een treintje ging uit rijden. Het is zo gezellig. Zij probeert te huppelen. Er loopt een droomkoppeltje voor me. Jip en Janneke verbleken erbij.

Wat een relatie. Verzorgend, elkaar nieuwe dingen leren, plezier maken.
’s Middags in de auto, als ze samen op de achterbank zitten hoor ik plots een geïrriteerd:  ‘Hé, wat doe je?’ ’Huh?’ ‘Je kijkt door míjn raampje!’ O, nu wordt het spannend. Stiekem heb ik pret. Hoe gaat dit verder. “Nou, dan kijk ik door jóuw raampje’, klinkt het duidelijk en beslist. In mijn achteruitkijkspiegeltje zie ik dat zij nog helemaal geen besef had van míjn en jóuw raampje en het nog even op haar in moet laten werken. Voordat zij hem echter van repliek kan dienen, worden ze afgeleid door een paar schapen in het weiland. De koppies kijken weer dezelfde kant op.

Wij kwamen bij hem toen hij net geboren was. Ik lopend en zij liggend in mijn buik. Wat lief zo’n baby’tje en tegelijk een sprookjes doorbrekende gedachte, hoe krijg ik die van mij er over een maand uit? Wat is een baby groot zeg. Maar ik was gelijk verliefd op hem en zij nu ook. Alhoewel verliefd? De buurjongen is ook haar beste vriend. Ach meid, ook al ben je op iedereen verliefd, als ik maar op nummer 1 blijf staan.

Schrijfblok

Schrijfblok

Ik kom vanmiddag per toeval mijn oude youtube filmpje, gemaakt van reisfoto’s tegen. Wie weet zijn die foto’s al wel weer tien jaar geleden gemaakt.
Vanavond zocht ik op zolder naar mijn schrijfblok met reisverslag. Verrek, in oktober 2004 stapte ik in mijn eentje in het vliegtuig naar Peru.  In het vliegtuig begon ik al te schrijven. Met als eerste zin ‘What the hell am I doing is this plane? Bijna 9 uur vlieg ik nu. Ben duizenden kilometers weg. Weg waarvan? Waar is die meid die zo’n zin had in avontuur?’ Na een volle bladzij lees ik ‘Ik zie in mijn ooghoek land onder mij. Zuid Amerika? En ja, ik schrijf en ik word weer daadkrachtig.’

Ik blader door mijn schrijfblok en lees over het straatbeeld en onder andere mijn beklimming van de Huaya Picchu, de berg in Machu Picchu. ‘…. Ik slinger mijn voet omhoog. Werk met mijn onderarmen, bovenarmen, zet mijn voeten af tegen rotswanden en daar lig ik. Op míjn rotsblok. Nadat de ergste angsttrillers verdwenen zijn, beklim ik de laatste 3 rotsblokken. En daar sta ik. Ik schreeuw nog net niet ‘ I’m the king of the world!’,  maar o wat zit ik vol adrenaline. Zo’n 10 rotsblokken en op elk daarvan ligt iemand te genieten. Allerlei nationaliteiten zitten op deze top en ik vertegenwoordig Nederland. Iedereen glimlacht en is trots op elkaar. Er worden foto’s gemaakt met onder ons de vage contouren van Machu Picchu…..’ (zie 2.18 min.)

Ik scrol met mijn ogen over een gebobbelde bladzij. Ik lees een andere keer wel wat er staat. Ik weet dat ik in een cafeetje zat, toen ik dat schreef. Cheesecake etend. Nadenkend en huilend om mijn verbroken relatie eerder dat jaar. Een relatie van bijna 13 jaar.
Ik lees over mijn dagen met Walter van Stichting HoPe, met wie ik mee mocht de bergen in om scholen te bezoeken. Ook lees ik mijn halfslachtige afscheidsbrief die ik ‘s nachts schreef en achterliet in mijn postvakje bij de receptie. Ik zou de volgende ochtend met een Indiaan, die ik de avond ervoor had ontmoet, mee de bergen in en daar overnachten. Het was te ver voor een dagtrip. Het zou daar zo mooi zijn en reïncarnatie verhalen, goede energie  en paarse aura’s omringden mij. Stel dat ik niet terug zou komen. Ik kende hem bekant 4 uur. Maar ik was zo nieuwsgierig naar dit idiote gevoel dat hij  losmaakte met zijn verhalen. Ik moest het meemaken en anders maar dood gaan.
Na een trip in busjes en meeliftend in een vrachtwagen kwamen we hoog in de bergen aan. Daar mocht ik, in het hutje waar we zouden logeren, aanwijzen welke cavia ik ’s avonds wilde eten. Ze liepen vrij door het huisje op de zwarte grond. Ik dronk chi cha. Een maïsdrank. Ze haalden de beker door een grote ketel en boden het me aan. Het zag er gruwelijk uit en ik dacht aan wat ik ooit gelezen had over deze drank. De Indiaanse vrouwen kauwen de maïs fijn en spugen het dan uit in de ketel. Hier blijft het vervolgens lekker lang liggen nawerken. Ik goot een goede plens als offer op de aarde voor pachamama, moeder aarde. Vervolgens nam ik een slok. Het smaakte naar bier. Ik nam nog een grote slok en kon toen met goed fatsoen de beker terug geven. Iedereen in deze hut had me gevolgd en ik was geslaagd als ik de gezichten zo zag. Ik zwom in warm water dat zo uit een bron uit de bergen kwam, liep langs een pad vol bloemen met kolibri’s en werd vernieuwd.

Het is inmiddels nacht en morgen is het weer een volle dag. Een andere keer maar weer verder lezen. Verhalen te over. Een schrijfblok vol. Wat rijk, wat rijk!

Filmpje van mijn reisfoto’s

Slaap lekker

Slaap lekker

Wat is er nu heerlijker dan tegen je mama aan op de bank in slaap vallen. Beter gezegd, wat is er nu heerlijker voor een mama dan …
Met mijn neus in je haren ruik ik nog net een vleugje van de anti luizenshampoo. Zwaar ligt je hoofd op mijn borst. Uitgeteld na een dag spelen en rozig van het bad. Ik draai me voorzichtig op mijn zij. Mijn armen om je heen. Ik heb gewoon een kindje in mijn armen. Mijn kindje. Ik mag je mama zijn.

De eerste nacht van je leven brachten we samen door in het ziekenhuis. ’s Avonds om 20.53 uur werd je geboren en we mochten nog even blijven logeren. Je lag in een doorzichtig bakje naast mijn bed. De adrenaline en vreugde vervulden mijn lichaam en verdrongen de slaap. Telkens keek ik opzij naar jou. Ademde je nog wel? Op een gegeven moment kon ik me niet meer bedwingen en nam ik je bij mij in bed. Ik wilde je tegen mij aanvoelen. Ik wakker liggend en regelmatig tranen wegvegend en jij slapend, afgewisselend met drinkend aan mijn borst.

De toon was gezet. Een kleine drie jaar volgden we dit patroon. Kanttekening; jij bleef net zo als mij wakker en huilde ook.
Alle gevraagde en ongevraagde adviezen, die ik in het begin niet kon aanhoren, heb ik uiteindelijk opgevolgd. Allereerst het inbakeren. Toen je daar te groot voor werd een vast naar bed gaan ritueel ingevoerd. Een donker kamertje of toch een lampje aan. Wel een middagslaapje. Geen middagslaapje. Je laten huilen. Je troosten. Naast je bed zitten en mezelf in de loop van de tijd steeds een meter richting de deur proberen te schuiven. Melatonine tabletjes en muziekdoosjes.

De nachten die ik de eerste twee jaar ongestoord heb kunnen slapen, zijn op één hand te tellen. Dat derde jaar kwamen er wat goede nachten bij. Afgewisseld met wekenlang maar een paar uurtjes slaap per nacht.
Steeds kwam je maar naar mijn bed toe lopen. Ik kon je ontelbaar keer terug leggen, maar steevast liep je weer naar mijn bed. Je oom en vervolgens één van mama’s vriendinnen, hebben toen zelfs bij ons geslapen. Proberend of zij het patroon konden doorbreken en niet geheel onbelangrijk, ik even in het logeerbed op zolder een paar redelijke nachten kon maken.

Ondertussen moest ik namelijk wel op mijn werk verschijnen en probeerde ik ook vele andere activiteiten te blijven ondernemen.
Eén van die activiteiten, een weekend Zwarte Cross, was appeltje eitje qua uithoudingsvermogen. Als laatste in bed en als eerste eruit. Geen problemen mee. Heerlijk, vijf aaneengesloten uren te kunnen pakken. Rustige nachten. Al twijfelde ik s’nachts, zwalkend over het terrein wel of ik enkele opgeschoten pukkelige jongens met hun koppen tussen het hek zou duwen in verband met irritant milf-geblèr.

Nog steeds ben je ‘s nachts wel een paar keer wakker. Volgens mij is het de overgang van de ene naar de andere slaap. Ik hoor je en prevel in gedachten: ‘Draai op je zij en val weer in slaap lieverd.’ En maak jij eens een goede nacht, dan lig ik alsnog wakker van het geluid van een torretje dat door de tuin scharrelt. Vanaf onze eerste nacht ben ik gespitst geweest op geluidjes. Adem je nog? Ik wil je nooit meer kwijt.

Ik sta op van de bank en til je voorzichtig op. Intens gelukkig loop ik met jou in mijn armen naar boven. Ik leg je in je bed en dek je toe. Kus je op je blonde haartjes en wens je een fijne nacht. Mama houdt van jou!

Slaap lekker

Afbeelding 1 van 1

Kriebels

Kriebels

‘Mama, mag ik een vlooienbandje?’ ‘Huh?’ ‘Ja, net zoals Dikkie Dik. Tegen de kriebelbeestjes.’ Nee lief, dat was een plant die gisteren kriebelde. Dat waren geen beestjes. De schat stapte net in dat ene polletje brandnetels op een grasveld ten grote van 300 m2. Ze liep op haar slippers. Auw! Grijpt naar haar voeten. Verliest haar evenwicht en valt met ontblote armen languit in dat ene polletje. Arme ziel, arme lieverd. Tubes homeopathische crème en natte koude doeken stillen de tranen niet. Het liggen in een lauw warm bad om zodoende de brand in de steeds groter wordende blaasjes op haar arm te bestrijden is meer effectief.

De volgende dag is het brandnetelavontuur gelukkig op zijn retour. Wij blijven echter krabbelen. Ja, ik doe inmiddels enthousiast mee.
Alsof we op de apenrots in Emmen zitten, pluist vriendlief mijn haren door op zoek naar luis. Stiekem is dit gevlooi heerlijk. Een vriendin en later een collega die ook aanbieden te kijken, weiger ik dan ook niet. Eva Luna die niet veel op heeft met haren kammen, gaat er deze dagen ook heerlijk voor zitten. Het klinkt allemaal als een verwennerij ware het niet, dat ik ‘s nachts wakker lig van de jeuk en ik mijn kleine ‘s morgens in de zo karakteriserende houding van afgelopen weekend, hand bewegend op hoofd, naast mijn bed zie verschijnen. Op beide hoofden echter nog geen luis gezien.

Zijn we bij deze dan echt ingewijd in het leven van de kinderdagverblijven? Ik had er al kennis meegemaakt. Elk rondvliegend snotje is bij mij al binnen gekomen en heeft zich strak in mijn voorhoofd en bijholtes genesteld. Jaloers ben ik op die kleine van mij die op één waterpok na en één week snotterbellen per winter, moeiteloos door al die gevaren heen laveert. Zouden dit de positieve resultaten van drie jaar borstvoeding zijn? Ik ga eens op zoek naar speciale vaccinaties voor ouders waarin moedermelk is verwerkt. In ieder geval ga ik op zoek naar anti luizenshampoo.

’s Avonds zitten we allebei zeker een kwartier met een sterk ruikend goedje in onze haren. De wasmachine draait en alle kussens op de bank en autostoelen spuit ik in en zuig ik schoon. Als de wasmachine voor de tweede keer draait, lees ik het briefje dat Eva Luna meekreeg van het kinderdagverblijf. Er is hoofdluis op het dagverblijf geconstateerd en op het briefje staat onder andere dat wassen van beddengoed, knuffels en kleding niet meer nodig is. Dit kan veel tijd en stress schelen. Oké, dan …

En dan. Eindelijk! Zie ik voor het eerst in mijn leven een hoofdluis. Het is nacht. Half 5 om precies te zijn. Ik sta voorover gebogen met mijn hoofd boven de wasbak mijn haar, met dat fucking kleine fijnmazige kammetje door te kammen. Ik vernaggel mijn soepel vallende krullen in pluizige leeuwenmanen, maar heb alles over om van die jeuk af te komen. Eerst ontwaar ik enkel wat ondefinieerbare bruine krummels tussen de fosse uitgekamd haar. Maar ik zet door. En dan?! In de wasbak zie ik 3 kleine kegelvormige bewegende bruine lijfjes met pootjes bovenaan; hoofdluizen!

Met stille hoop op rust stap ik weer in bed. Krabbel nog ev­en over mijn rug. Alles jeukt inmiddels. Probeer dat onbereikbare plekje tussen mijn schouderbladen te bereiken en zet met mijn nagels een kruisje in de muggenbulten op mijn enkel.
Het resterende stukje nacht droom ik over anti kriebelbandjes. Leverbaar in diverse kleuren, met mooie printjes, met en zonder strass steentjes en eventueel zelfs voorzien van een belletje.