‘Zo Stil van Bløf. We stappen de auto in na het laatste afscheid van mijn vader. We zetten de radio aan en ik hoor dit nummer.’ ‘Boris van Guus Meeuwis. Er is een jongetje geboren en dat heet Boris.’ ’Het gedicht Mom. Ik ben haar dankbaar. Sommigen zeggen, het is niet mijn echte moeder, maar voor mij is ze als een moeder.’ ‘The Rose van Bette Midler. Ons bruiloftsnummer.’ ‘Bad van U2. Gedraaid tijdens de afscheidsdienst van mijn man.’
Ik ben overrompeld door de vele aanvragen. Ik maak posters. Jouw favoriete lied in hartvorm. Ik ontvang een app. ‘De verkering was tot tranen geroerd. Dank voor het maken.’ Er wordt weer een lijst opgehaald. De voor mij onbekende vrouw schiet vol. Ik raak ontroerd. Heel even mag ik mee in de speciale levensmomenten van de ander. Liedteksten die je anders alleen maar hoort, komen nu binnen. De mensen komen binnen. Velen delen hun verhaal.
Ik ben dankbaar. Gewoon om hoe ik hier mag zitten in mijn huis. Omdat ik vanmorgen met mijn meisje kon liggen kroelen. Omdat de lichtjes in de kerstboom branden. Dankbaar voor deze dag. Dankbaar voor het besef dat het leven geleefd wordt. Verdriet, liefde, blijheid; dat alles samen. Samen is het pas compleet. Misschien de verhoudingen niet bij een ieder in balans, maar er zal genoeg zijn om te koesteren.
Om met warmte aan te denken. De mooie momenten, als ook de mensen die je mist. Die gedachte kwam bij mij op na het lezen van het woord ‘Everglow’. De titel van één van de posters. Eeuwige gloed. Het is de tijd van de donkere dagen, maar er is altijd licht. Ook al is het enkel gloed. Licht om te koesteren.
Category Archives: 07. Dagboek 2018
Hakuna Matata
‘Eruit! Opgedonderd! Allebei mijn huis uit.’ Ik trek bruusk de voordeur open en kijk in het verbaasde gezicht van postbode Appie. Ik ben er zo klaar mee dat ik mij totaal niet schaam voor mijn geschreeuw. Als een ware redder overziet hij de situatie en helpt. Ik grijp poes Nova in de kladden en Appie vangt de muis op de trap.
De afgelopen weken heb ik meer dieren in mijn huis dan mij lief is. De eerste keer was het nog leuk te noemen. Nova neemt een spitsmuis mee naar binnen. We onderscheppen het beestje met gewond achterpootje. Het mag in een schoenendoos met mos en blaadjes en Eva Luna zoekt vliegjes en spinnetjes. ‘Is goed meid, je mag hem een nachtje houden.’ ’s Avonds zit ze op de grond met de muis te spelen. Ik zit op de bank. In mijn ooghoek zie ik een muis onder de bank vandaan roetsjen. ‘Hé lieverd, je moet hem wel bij je houden hoor.’ ‘Maar ik aai hem nú.’ Welkom muis nummer twee. Deze had duidelijk geen last van zere pootjes.
Een paar dagen later. ‘Kijk mama, Nova speelt heel leuk met haar voerbakje.’ Raar, ze heeft behalve de inhoud nog nooit het bakje aangeraakt. En ja hoor, er zit een muis onder het bakje die ervoor zorgt dat het bakje de hele keuken doorschuift.
In de weken daarna liggen er dode vogeltjes naast haar voerbak. Muizen piepen strompelend tegen de plint op. Onder de tafel blaast een volwassen mol zijn laatste adem uit. Voor de wc deur vinden we een salamander met ingekorte staart en gisteren stond ik gillend op een kikker.
We hebben verdorie gewoon een killer in huis gehaald. En ondanks dat ik al die kleine beesten er niet bij wil, heb ik wel een glimp van trots op mijn gezicht. Wij hebben in ieder geval geen doetje. Ze past echt bij de andere twee vrouwen in dit huis. Toch google ik nog even. Zouden we de aanvoer iets kunnen minderen. Tuurlijk hangt er al lang een belletje aan haar halsband. We hebben gewoon een katachtig roofdier. Onze eigen Lion King.
Uhh zijn wij dan Pumbaa het wrattenzwijn en stokstaartje Timon? De verzorgers van de kleine Lion King? Ik zie ze dansend en zingend voor mij. Willen we alle gastdieren een beetje aankunnen, nemen we bij deze maar lachend hun filosofie over. Hakuna Matata! What a wonderful phrase. Hakuna Matata ain’t no passing craze. It means no worries fort he rest of your days. It’s our problem-free philosophy. Hakuna Matata!
Ernst
Hij zegt iets over ‘verkroepen’. Ik schiet naar voren. Hang deels over de balkon balustrade en klap mijn handen in enthousiasme tegen elkaar. Grote desillusie volgt als Daniël toch een heel ander nummer inzet dan dat ik even dacht. Ik sta in poppodium Hedon bij een favoriet muzikant van mij, Daniël Lohues. Het nummer zit in het slotakkoord. De drummer slaat niet af, maar blijft doorjammen. De man achter het Hammondorgel sluit weer aan. De gitaristen, drie man sterk gaan achter op het podium staan. In een klein kringetje voegen ze allemaal wat toe. Het klinkt als een magisch ontstaan van een nieuwe wereld en plots ontwaar ik de klanken van het nummer ‘Nie veur spek en bonen’ van Skik. Het nummer waarvoor ik net een sprong vanaf het balkon de zaal in had willen wagen. Het nummer dat ik de afgelopen zeker vijftien jaar niet live heb gehoord, terwijl ik toch elk jaar Lohues heb bezocht.
Ik schreeuw de tekst mee. Kan mijn voeten niet tegelijk op de grond houden. Lach en voel de kracht in mij toenemen. Dit lied, deze tekst heb ik heel vaak op het hoogste volume door de boxen laten schallen.
‘k Heb een hekel an veul woorden, ‘k heb een hekel an gemekker
Mar wat ik nou om hands heb dat zit me lang nie lekker
Waor’k normaal veur op de loop gao, waor’k mij anders goed veur waar
Kiek ik nou recht in de ogen anders komp ’t nie veur mekaar
Ik kan der nie umhen, ’t is mij nog nooit zo rauw op ’t dak vallen
’t Liefst zol ik op de rekken gaon
Mar dit is nie veur spek en bonen, dizze keer is’t eerns
Ik kan me niet verkroepen achter ’n riege coniveren
En waorum zol ik dat ok doen, waorom zol ik dat ok doen
Dit is nie veur spek en bonen, dizze keer is ’t eerns
Tweeëntwintig jaar geleden stap ik huilend uit de auto. Ik neem afscheid van mijn vriend. Door de week woon ik een tijdje ergens anders. Ik stap de drempel over naar mijn therapiesessies. Ik praat niet. Ik leef zoals van mij verwacht wordt en lukt dat niet, dan drink ik. Maar ik moet het in de ogen leren kijken. Ik kan er niet meer omheen. Wil ik echt leven in plaats van overleven, dan is dit het moment. Het is ernst.
Het liefst zou ik op de rekken gaan. Ik heb de kracht in mij om naar de andere kant van de wereld te rennen. Maar het gaat nu om later. Ik moet het er op wagen. Vandaag moet ik gaan praten, al weet ik nog niet precies hoe ik het uit moet leggen.
Steeds heeft Daniël zonder dat te weten mij aangespoord. Telkens als ik dacht, meer kan ik niet verdragen, ging ik door. Niet verkroepen. Niet verstoppen.
Blij en vol in het leven staand, sta ik op het balkon. Wie döt mij wat vandage, ‘k
heb de banden vol met wind, nee ik heb ja niks te klagen. Wie döt mij wat, wie döt mij wat vandage. ‘K zol haost zeggen, jao het mag wel zo.
Grote Beer
Nog net op tijd bijt ik mijn tong af. Ik zou Eva Luna wijzen op een zwarte plek op het plafond. Het is zaterdagmorgen en we liggen heerlijk in mijn bed met boek en tv. Als ik zonder contactlenzen al duidelijk kan zien dat er wat boven ons zit, is het een knoeperd. Wil ik nog even zo blijven liggen, moet ik niets zeggen.
Even later zeg ik wel iets, dat van alles oplevert. Het creatieve idee is bedacht om Barbie-haren te kleuren. Ik weet dat er op zolder een doos staat waar er denk ik wel eentje in ligt. Het is de doos met spullen voor een eventuele rommelmarkt. Nu is het echter de schatkist geworden. Onder luid roepend: ‘Nee, dit mag niet weg’ en irritante speelgoedgeluidjes, die nu plots door nostalgie, vertederend klinken, verdwijnt het zicht op de vloerbedekking. Alsof er een bom ontploft is.
Wanneer is het wijs om te spreken. De kans dat de spin zich had laten zakken was nihil. Is de rommel op zolder erg? Nee, het woog niet op tegen het plezier.
Spontaan en open. Angst en grenzen. Help je jezelf of een ander ermee. Is het kwetsend. Is het nodig. Luister naar je hart en je weet het. Of is soms het verstand toch beter?
Wil ik niet dat straks mijn keuken paars is, kan ik mij nu beter even concentreren op de pop die nu met haar haren in een verfbadje ligt.
De zaterdagavond is een cadeau. Na het avondeten doen we een rondje om het blok. Mijn meisje op haar hoverboard en de poes loopt gezellig mee. We komen langs het huis van haar vriendin en ze belt aan. ‘Zullen we samen spelen en dan kan mijn moeder met jouw moeder spelen.’
Ach, we kunnen wel even een drankje doen.
Het is een zachte avond en we zitten in de tuin. De houtjes worden gestapeld, een vuurtje brandt. Kindergelach vanaf de trampoline. Een bezorgde moederstem. Een kinderlijke kreet vervult van spanning en plezier. Het begint te schemeren en de vleermuizen vliegen door de tuin. Meiden spelend op een kleed op de stoep. De gloed van vlammen op hun wangen. De lucht die zwart kleurt. Steeds meer sterren geven zich prijs. Wijzend met onze vingers in de lucht volgen we het steelpannetje. We praten over alledag. Drankjes worden bijgeschonken. Kinderen weten wanneer ze moeten stoppen met te nadrukkelijk aanwezig zijn.
Het is goed. Het hart verwarmt door samenzijn. Verstand dat rusten mag.
We lopen naar huis. De grote beer beschermend boven ons. Als je contact maakt met jezelf, weet je denk ik het beste wat wijsheid is.
Verjaardagstaart
‘Zesenveertig jaar geleden stapte mijn moeder ’s avonds haar bed in. Toen ze lag, vouwde ze haar handen liefdevol om haar dikke buik. De dag erna werd ik geboren.’
Het is avond. Nova komt binnenlopen en nestelt zich tegen mij aan op de bank. Ze begrijpt wat ik vertel; mijn bewustheid van mijn leeftijd en dat ik in een adem door, 46 jaar langs zie komen. Ze geeft mij lieve kopjes. Nova is onze poes.
De slinger hang ik, balancerend op de stoel staand, op. De mooie bloemen schik ik nogmaals in hun vaas. Ik ruim wat speelgoed op. Leg een paar flesjes bier in de koelkast en dweil de vloer.
Ik lig in bed en hoor krekelgeluid. Wat leuk, ik ontvang alvast een serenade. Ik kan mij niet herinneren ooit krekels onder mijn slaapkamerraam te hebben gehoord. Zou het een storingssignaal van de wasmachine zijn. Ik stap uit bed en luister staand op de zoldertrap.
Intussen appt vriendlief dat het over anderhalf uur gaat gebeuren. Zijn reactie op de twijfelkrekel; dat is de ouderdom, dat heet oorsuizen.
Morgenvroeg krijg ik cadeaus. Op eentje, half verstopt onder mijn bed heb ik al gestaan. Op de vraag of ze het misschien beter wil verstoppen antwoordt ze ontkennend. Ze is bang dat ze de verstopplekken vergeet. Een paar dagen geleden heeft ze met vriendlief cadeautjes voor mij gekocht. Als het aan dochterlief lag, had ik ze al tien keer uitgepakt, maar ik weiger. Vanavond moest ik wel alvast een rood getekend hart in ontvangst nemen.
Het was vandaag haar eerste schooldag in groep 4. Als ik haar ophaal bij de opvangboerderij zie ik haar blonde koppie en roept ze mij toe dat ik niet mag kijken. Even later drukt ze mij stralend de tekening in handen. ‘Hoe was het op school?’ ‘Leuk!’ En de hele reis op weg naar huis hoor ik blijde verhalen.
Ik stopte je net nog even beter onder het laken en kuste je zachte huid die zo lekker naar jou ruikt. Wat gaat jouw levensverhaal worden, mooi lief meisje van mij?
Ik weet wat ik ga wensen, als ik morgen de kaarsjes op mijn verjaardagstaart uitblaas.
Simply Wild
‘Drink je biertje op en kom mee.’ Als een volwassen vrouw dirigeert mijn zevenjarige dochter hem uit zijn campingstoel. Samen fietsen ze even later het zandpad af. Mij achterlatend onder een joelend: ‘Wij gaan weer gokken!’ Verliefd glimlachend kijk ik mijn stel na.
Ik zit alleen voor de tent. Mijn gebruinde benen, voorzien van een glimmend olielaagje liggen in de zon op een stoel voor mij. Boek op schoot, maar van lezen komt niets. Ik denk aan gisteravond. Heel even leek het erop dat wij door de politie thuis werden gebracht.
We stonden na middernacht met tienduizenden mensen tussen tientallen trams. Plots moet Eva Luna huilen. Een agent snelt toe en vraagt bezorgd of wij hier al lang staan. Ik laat in het midden dat wij hier net aan komen lopen. Wij hebben wijselijk een extra drankje op het terras besteld. We zagen een uurtje geleden een eindeloos stromende rij mensen het strand afkomen en voorzagen de drukte hier naast het Kurhaus. Ik geef de politie echter een compliment voor hun voltallige aanwezigheid en orde en vraag langs mijn neus weg of ze nog een auto over hebben voor een ritje naar Camping Kijkduin.
We wilden een hapje eten in Scheveningen. Toen we eind van de middag aan kwamen rijden met de Dodge overviel de drukte ons. Mijn vraag aan een verkeersregelaar of hij een parkeerplaats weet, levert een mooie reactie op. In één glimlach verpakt hij zijn bewondering voor de pick up en verbazing over onze stomheid om hier nu te rijden samen. ‘Rij een paar kilometer verder. Parkeer daar en kom terug met de tram’, krijg ik in een plat Haags accent te horen.
We besluiten om de 10 kilometer terug naar de camping te rijden. Vervolgens maken we de avonturier in ons meisje los door met de bus naar Scheveningen af te reizen. Terug in de badplaats lezen wij op de billboards dat het Internationaal Vuurwerkfestival vanavond plaatsvind.
We vinden het laatste vrije plekje op het terras van een strandtent. We zitten met ons drieën op een halfronde bank voorzien van kussens. Eva Luna zittend in ons midden nestelt zich wisselend tegen een van ons beiden aan. De restaurantkeuken kan de drukte niet aan en is ermee gestopt. Ik scoor een paar hotdogs op de boulevard. Ik heb boeken en spelletjes in de tas en samen hebben we het zo goed. Wat kan het leven simpel zijn tussen ruim 100.000 vuurwerkbezoekers in, die de gehele boulevard en het strand hebben overgenomen.
Met de taxi gaan wij naar huis. Vriendlief zet zich met het vermoeide meisje op de achterbank. Ik hoor hun lieve woordjes en zijn zorg voor haar misselijkheid. Hij stapt uit bij de bushalte Kijkduin waar onze drie fietsen staan. Wij reizen de laatste kilometer alleen en staan dan voor de camping. De frisse buitenlucht montert mijn meisje gelukkig weer op. Met haar altijd warme kinderhand in de mijne stappen we in het donker over het kiezelpad. Niet veel later horen we een knerpend geluid achter ons en een blijde stem: ‘Hé, daar zijn mijn meiden.’ Zittend op de vouwfiets, een andere vouwfiets naast hem en een kinderfietsje geslingerd om zijn nek, staat hij achter ons. Ik knuffel mijn held en de kleine meid wurmt zich tussen ons in.
Meer dan deze vierkante meter van de wereld hoef ik niet. Ik ben gelukkig met onze bubbel die vanavond zo mooi zijn weg vond tussen alle wildernis door.
Gisteren haalde mijn kleine, zo goed als zelfstandig inmiddels, een gokkast leeg. Ik kreeg een foto doorgestuurd. Op de kast staat ‘Simply Wild’. Het leven is simpel en wild tegelijkertijd. Soms denk je het leven in de hand te kunnen hebben, maar de toekomst ligt niet vast. Het is toch altijd een beetje gokken. Doe het dan zoals die twee op de fiets en stap er met plezier op af!
Schrijven
Vriendlief speelt gitaar. Hij zit op de bank. Aan zijn voeten zit dochterlief. Ze maakt een puzzel. Ik heb haar net een dik zacht plaid gegeven om op te zitten. De poes ligt opgerold in haar mand. Aan de ronde tafel zit ik. Een beker warme chocomelk aan mijn lippen. Naast mij een vaas met verse seizoensbloemen en voor mij ligt het blad Schrijven Magazine. Ik heb mij onlangs getrakteerd op het kopen van dit tijdschrift.
Ik schrijf graag. Gewoon, zo wat in mijn opkomt. Wat mij raakt. Enkele schrijfsels komen als Inktspettersblog onder ogen van anderen. Het meeste blijft in mijn dagboek.
Ik weet niets van het vak schrijver. Niet bekend met schrijftips, oefeningen en workshops, maar het schrijven van een boek gaat toch kriebelen.
Afgelopen dagen maakte ik weer zo veel mee en ik merk dat ik er woorden aan wil geven. Dat ik het zou willen delen. Maar waarom eigenlijk. Kan je een ander een plezier doen met jouw beleving? Denk je zelf zo belangrijk te zijn met je leven? Als ik een boek schrijf zal het namelijk over mijzelf gaan. Ik betwijfel of ik genoeg fantasie heb voor een fictief verhaal.
Ik ga al een mooi tijdje mee. Ik heb inmiddels aardig wat levenservaring opgedaan. Dat ik ouder ben geworden vernam ik afgelopen weekend ook op de Zwarte Cross. Werd ik daar eerder aangeduid als mooie meid en daarna met twijfelachtige eer; milf, nu hoorde ik ‘die mevrouw met krullen’. Ik voelde spontaan de grijze lokken groeien.
Voor dit alles was ik een klein meisje. Had ik vriendinnetjes net zoals Eva Luna nu. Logeerden we bij elkaar en maakten ook zeepzakjes. Op de Zwarte Cross kwam ik mijn allereerste jeugdvriendinnetje tegen. De omhelzing voelt warm. De glimlach vertrouwt.
Als ik voor ‘het echie’ zou schrijven, zou dit terug moeten komen; herkenning, al zal dat nooit voor iedereen zo zijn, en mooier nog is de erkenning. Erkennen van het leven, in dit geval mijn bestaan. Mijn eigen leven zien. In de ogen kijken en dan met tranen in mijn ogen kunnen glimlachen. Het is nu goed.
Vandaag
‘Leef met de dag, niemand heeft je een morgen beloofd.’
De openingstekst op de rouwkaart van opa Wietse. De afgelopen week hebben we dit nageleefd. Soms op het randje met mijn geweten; is het verantwoord? Ik had mijn meisje van zeven jaar oud, drie avonden mee naar de feesttent van het Dorpsfeest genomen.
Donderdagavond werd de standaard bedtijd met een uurtje verlaat. De vrijdagmiddagborrel stapte ik met datzelfde voornemen de feesttent binnen, maar wat was ze aan het feesten. Spelend met de kinderen buiten. Dansend op het podium. Zo trots, of was het misschien zelfs wat verliefderig, dat ze de zonnebril van meester Fokke mocht dragen en zijn stoere zwarte jasje. ‘We moeten nu echt gaan’, schoot het steeds door mijn hoofd ‘Morgen gaan we alweer naar de Bonte Avond’. Maar wat als er geen morgen is of minder dramatisch, wat als ze morgen niet in de flow zit. We leven nu. Nu moeten we het pakken! En wat hebben wij dat goed gedaan. Laat in de avond slingerden we op mijn fiets naar huis.
De zaterdagavond haalde ze trouwens gewoon nog een keer alles uit de kast. Rond middernacht fiets ik dan met haar achterop, door het dorp. ‘Als het nu oud en nieuw was, knalde op dit moment het vuurwerk de lucht in’, schets ik haar, om uitleg te geven aan de tijd.
‘Maandagavond zal ik misschien wel weer vuurwerk zien’, denk ik verheugd.
We staan in Tivoli bij een concert van Volbeat. Vieren de verjaardag van mijn Lief. Kussen omdat we een kleine vijf jaar geleden elkaars liefde vonden, bij een concert van deze band.
Herdenken de herinneringen die we hebben aan een jaar geleden. Het is avond. Vijf minuten voor halftien. De bliksem slaat ongenadig hard in en met een oorverdovend gekraak velt deze een boom. Wietse stort neer. Moeders belt. De sprong zo over de salontafel heen. De Dodge die de oprit afscheurt. De week van het ziekenhuis begon.
En wat zet Volbeat preciés op dat moment in; Goodbye Forever. We kijken elkaar aan. Ongeloof. Stilte. Alles en iedereen is weg. We staan alleen in de zaal. De muziek, de tekst knalt onze versteendheid in. ‘Word wakker voordat je vertrekt. Er zullen geen tweede kansen zijn. Leef nu. Voel. Morgen komt misschien niet.’
We strengelen onze pinken ineen. Meer contact is voor nu niet te velen. Wat zijn we klein beseffen we. Wat weten we veel niet.
We verlaten met onze vrienden als laatste de concertzaal. Als laatsten verlaten we de naastgelegen kroeg. We bezoeken de terugweg uitgebreid een pompstation. We zijn in goed gezelschap. Over vier uur gaat mijn wekker, maar dat is morgen. Eerst alles uit déze dag halen.
Niets
Ga door. Alsjeblieft, ga door. Ik wil nog veel meer horen. Neem mij mee met je muziek. Ik volg je. Ik zal niet zeggen dat het tijd is om te gaan. Speel door! Ik zit in het theater te genieten van het piano- en gitaarspel van Daniël Lohues. Ook al zou Eva Luna nu vanuit bed schreeuwen ‘Ik kan niet slapen’, ik zou haar negeren. Als ze vraagt ‘Wat gaan we morgen doen?’ Als ze vraagt of ik help zoeken naar een knuffel. Oké als ze haar troef ‘Ik heb groeipijn’ inzet zou ik twijfelen, maar verder kan de rest van de wereld deze avond roepen wat ie wil, ik ben onbereikbaar.
De werkdag is voorbij. Ik rijd naar de opvangboerderij om mijn meisje op te halen. Een cd van Beth Hart schalt door de auto. Ik wil weer mee. Weg uit mijn verantwoordelijkheden. De auto langs de kant van de weg zetten. De mais is nog niet hoog genoeg om mij in te verstoppen, maar als ik op mijn rug er tussen lig, zal het toch lukken. Mijn blik naar de hemel. Het vale blauw zien. Heldergroen jong blad. De geur van aarde. De brokken klei drukkend in mijn rug. Mijn armen wijd. Neem mij mee. Weg uit mijn hoofd. Weg uit mijn denken en analyseren. Mijn agenda en mijn plichten.
‘Ik wil altijd kind of poes zijn als we vadertje en moedertje spelen.’ ’Waarom?’ ’Nou dan hoef je niet op te letten, dan mag je gewoon spelen. De andere kinderen die de moeder of vader zijn aaien je soms zelfs nog over je hoofd. Ik wil later óók geen moeder worden, want dan moet je zorgen. Of nee, ik wil wel een kind, maar eigenlijk alleen als het onweert. Kan dat mama?’ ‘Volgens mij niet, maar wat niet kan, is nog nooit gebeurt.’ ’Wat zeg je mama?’ ‘Ach laat maar, maar waarom wil je dan wel een kind?’ ’Nou als ik dan misschien bang word van de donder, is er tenminste nog iemand bij mij en dan is het nooit zo eng. Ik ben wel blij dat jij in het echt mijn mama bent.’ ‘Ik ook.’
Vorige week deden we na het avondeten een rondje Urkerdwarspad. Zij op de skeelers en ik op de fiets. Ze kletst honderduit.
Even niets aan je hoofd, alleen maar spelen en op spannende momenten zorgen dat er iemand bij je is. Meisje, ik neem je idee even over.
Uitbreken
‘Mama, hoe weten de dieren waar de dierentuin is?’ ‘Denk je dat de dieren zelf naar de dierentuin lopen?’ ‘Nee, want daar zitten ze in een hok en in hun echte leven zijn ze vrij.’
Het echte leven leven. Het kan je keihard om de oren slaan, maar op dit moment is het totale vrijheid voor mij. Ik zit op Dauwpop en schrijf de achterkant van mijn geprinte A4 entreeticket vol. Ik kom net uit de Jupilertent en ben gegrepen door de muziek. Mijn pen stuitert over het papier.
Denken is ‘overbedacht’. Over gekwalificeerd. Voelen. Verdomme, dat is het. Dat moet je je kind leren. Voelen. Ondergaan. Niet wegstoppen met denken, met ratio. Voel. Voel in je donder. In je lijf. Dat is je leven.
Ik sta in tranen bij Triggerfinger. Ik hoor de drum. Even later voel ik hem. Net als ik denk dat hij mij heeft, flitsen de grote rode lichtbakken op wit. Ze resetten. Het nummer krijgt een andere wending. Wie gaat ermee. ‘t Grootste gedeelte van het klapvee haakt af. Wie kan blijven voelen. Wie heeft vertrouwen. Wie durft. Wie durft even zonder grenzen te leven. Nee, geen durven. Het is jezelf gunnen. Of toch durven. Naar die andere wereld. Een andere dimensie. Dat is wat Eva Luna moet leren. Ik breng haar naar school. Super dat ze letters leert en sommen kan maken. Maar dit. Dit, wil ik haar meegeven.
Het is zo belangrijk en stom genoeg kan ik niet uitleggen wat het is. Mijn hand met pen gaat op en neer in de lucht. Klaar om de letters op te schrijven, maar ik kan je niet zeggen wat het is. Het is echter zo belangrijk. Ik wil woorden eraan geven zodat je weet wat ik bedoel. Maar waarom? Zodat ik ga denken? Zodat jij mijn gebeuren kapot kan denken? Als je er over kan denken is het een discussie? Is het een welles nietes? Ben je ermee eens of niet? Dit. Dit wat ik nu voel is waarheid.
Lieve lieve schat van mij. Je wil geen moeder worden. Je wil voor altijd bij mij, je mama in bed kunnen liggen. Dat is je reden om kind te blijven. Ach Lief, altijd, altijd kunnen we tegen elkaar aan blijven liggen. Als aapjes, als dieren met enkel instinct. We voelen. We voelen over het denken heen. Schat, als mama zover is kan je mee. Moét je zelfs mee naar festivals, naar de muziek. Maar nu nog niet. Ik wil even een dag geen vragen beantwoorden als ‘tot hoever kan je tellen’ en ‘hoeveel rondjes moet je draaien voordat de wc-rol leeg is’.
Mama breekt even uit. Uit de dierentuin en galoppeert met wapperende haren over een onbekende savanne.