Ik geniet van de kleine kerstboom staand in de hoek van je bed. De tientallen gekleurde lampjes branden om de beurt. Als ik inadem schijnen de groene. Als ik uitadem doven ze langzaam en gaan de gele aan. Ik adem in en de rode gaan branden. Het lome tempo is heerlijk rustgevend. Het te lange lichtsnoer hangt om de boom en slingert vervolgens door de lattenbodem van het bovenste bed in het stapelbed. Jij slaapt onder deze lichtjes. Een warme gloed kleurt je wangen. Ik zit al geruime tijd middenin de nacht op de grond voor je bed.
Ik wil je beschermen. Ik zou de hele nacht hier kunnen zitten als dat nodig is. Je liefhebben gaat voor mij vanzelf. Je jouw leven laten ontdekken is soms moeilijk.
Ik hoor de hoge stem van Willy Alberti zingen: ‘Je bouwt het liefst een muurtje om haar heen’.
Eigenlijk zou ik beschermengelen voor je moeten regelen. Ik denk dat ik er heel veel zou kunnen vinden. Ik ken tenminste veel mensen die overleden zijn. Ik denk aan twee opa’s van je. De een zou je super verwennen en de ander gaat zeker weten met je op kabouterjacht. Mijn twee oma’s zouden ook vast wel een oogje in het zeil willen houden. De een zou samen met je de slootkanten en bermen bloemvrij plukken. De ander zou je leren werken, zelfstandig te zijn en trots. Mijn hoofd vult zich en ik moet glimlachen. In mijn verbeelding is je kamer nu vol met jonge en oude mensen.
Ooit kon jij ze echt beleven. Als 2-jarige beschreef je geregeld de aanwezigheid van een man op de overloop als je van jouw naar mijn slaapkamer liep. Als 3-jarige danste je heerlijk vrij door de woonkamer. Plots hield je in. Alsof je bijna botste. Je lijfje verstijft. Je draait je om naar mij. Ja, ik heb het gezien. Je kijkt weer terug, glimlacht naar iets en danst verder. Ik kijk naar de ruimte voor de deur. Ik zie niets, maar weet wel de nabijheid van iemand.
Soms pols ik je nog. Zie jij dingen die ik niet zie? Je weet niet waar ik het over heb.
Geregeld denk ik, ik en meerdere mensen kijken helemaal niet goed. We hebben de muurtjes veel te dicht om onszelf heen geplaatst. Een beperking van het leven. Het is ook moeilijk, de balans; het plezier en de angst van het leven te beleven.
Ik zit stil. Ik adem rustig in en uit. Ik voel vertrouwen. Ik voel mij beschermd door iets vanuit mijzelf. Liefde. Is Liefde doorgeven bescherming? Zijn wij elkaars beschermengelen?
Category Archives: 08. Dagboek 2017
Moed
‘Keep shining. The world needs your light.’ Ik pak een tijdschrift van de deurmat en een kaartje met deze tekst waaiert eruit. We shinen zo wel weer. Komt goed. We moeten alleen nog even opdrogen en bijkomen.
Intens genoten we net van het Sinterklaasfeest op mijn werk. Staand op de stoel stond je te dansen en zwaaien. Je ontving een pakje met haarspulletjes van de Sint.
Thuis sta je voor de spiegel. Hoe jong je ook bent, als je haar niet goed wil zitten, ben je gewoon gefrustreerd. Dan snauw je tegen de spiegel. Dan gooi je wat je in je handen hebt aan de kant. Dan voel je je rot en kan je wel huilen. Echt huilen lukt nog net niet, zo erg is het dan ook weer niet, maar een nephuiltje kan je er best tegenaan gooien.
Ik zit op bed en vouw de was. Ik krijg alles mee. Ik kan zeggen: ‘hou op met je belachelijke gedoe’, maar ach. Ik zeg ‘Kom maar bij mama’. Je rent de vier passen van de badkamer naar mijn uitgestrekte armen toe. Stort je tegen mij aan en begint ineens écht te huilen. Ik schrik van het in en intrieste geluid en streel je haar. ‘Ik wil naar papa Edwin’, snik je. Drie jaar geleden hadden we voor het laatst contact met hem. Ik til je in mijn armen en laat ons achterover op het bed vallen. In de foetushouding lig je op mij. Je huilt.
Zo even vond ik een mooie tekening met daarop de tekst ‘Van Eva Luna Voor papa’. Hij lag in bed op Paul’s kant. Voor wie zou hij zijn. Soms lijkt er een verband; hoe closer je bent met Paul, hoe pijnlijker de loyaliteit naar je vader.
‘Ik kan nu eindelijk schrijven. Ik ga een brief sturen. Vragen of hij komt.’ ‘Wat zou je samen willen doen?’ ‘Maakt niet uit, als hij er maar even is.’ Ik lig op mijn rug. De tranen vloeien zo mijn oren in. Ik wil geen geluid maken. Dit is jouw moment. Je lijfje trilt tegen dat van mij aan. ‘Ik weet dat ik soms niet leuk doe.’ Dat je twijfelt aan jezelf doet míjn lijf trillen. Woede; inherent aan mens zijn, is soms niet leuk zijn. Verdriet; omdat je denkt aan schuld. Ik praat nooit negatief over je vader. Heel voorzichtig zeg ik nu echter dat hij een beetje dom is. Iedereen zou toch zo’n mooi en aardig meisje willen kennen?
‘Ik wil mijn foto terug.’ Ik weet precies welke je bedoelt. In het voorjaar had je de foto van jou en je vader, inclusief een deel van het fotolijstje in de tuin begraven. ‘Als hij toch niets doet, kan ik hem net zo goed begraven. En het doet mij zeer om hem iedere keer op de foto te zien.’ Ik heb de foto, nadat ik dit drie dagen na het gebeuren meekreeg, ik vond het glasplaatje in de tuin, laten liggen.
‘Kom, we gaan naar zolder. Mama heeft daar nog foto’s van jou samen met papa Edwin.’ Ik zit in kleermakerszit op de grond. Jij kruipt als een gewond dier huilend in het holletje dat ontstaat en laat een paar foto’s door je handen glijden. ‘Mogen ze naast mijn bed liggen?’ ‘Ja hoor.’
We lopen naar beneden. Je ziet speelgoed op de trap. ‘Zullen we samen spelen mama?’ ‘Is goed schat. Zet het beneden maar alvast klaar. Ik kom zo.’
Ik leg de foto’s op je nachtkastje. Kniel op de grond en leg mijn hoofd op jouw bed. Mijn mond druk ik in het dekbed. Ik wil niet dat je mij beneden hoort. Ik wil niet dat je mijn verdriet ziet, al weet ik dat jij alles kan zien, ook zonder je ogen te gebruiken.
Lieverd, ik zag net ook al die vaders op het Sinterklaasfeest. Overal zijn vaders die voor hun kinderen zorgen. Ik wil alles wel 2x voor je doen. Je dubbel knuffelen. Dubbel zoveel spelletjes met je doen. Dubbel zo vaak boos worden lukt ook.
Ik kom beneden. Pak een tijdschrift van de deurmat. Er waaiert een kaartje uit. Ik loop de kamer in en zie dat jij klaar bent voor de volgende ronde. Ik voel mij ook weer oké.
Keep shining. The world needs your light!
Verrijking
‘Oelewapper!’ schreeuwde ik in de klas. Lachend vertelt ze over de nieuwe letter die ze vandaag heeft geleerd. ‘Juf vroeg wie er een woord kende met de ‘oe’. De hele klas moest hard lachen’, om er ineens beschaamd achteraan te zeggen ‘en ik had geeneens mijn vinger opgestoken.’
‘Pfff’, ik zucht en verleg mijn hoofd op het ligbed. ‘Wat is er schatje?’, klinkt het zoet vanaf het strandbed naast mij. Ik schuif mijn zonnebril omhoog en doordrenkt van luiheid en warmte antwoord ik: ‘Geef me nog een keer zo’n 24 uur’. Ik zie een kameel mijn blikveld binnen lopen. Rek mijn arm uit om de cocktail op de tast naast mij te zoeken en kijk hoever ik in mijn boek ben.
Ik zie geen enkele piramide in Egypte. Ik bezoek geen bedoeïenen in de woestijn. Loop niet met een plattegrond in mijn handen door een grote stad. Ik dobber enkel in het zout van de Rode Zee.
Ik ben trots op mijzelf. Het lukt mij voorzichtigjes om de woorden van Jan Heemskerk ‘Jullie vrouwen zijn ten enenmale onmachtig om niets te doen’ te weerleggen. Zijn schitterende column geplaatst in 2015 in het tijdschrift Linda heb ik destijds uitgescheurd. Het is een waardevolle tekst met als titel: ‘Vrouw durf te ontspannen’ en legt haarfijn een verschil uit tussen man en vrouw. ‘… Dat komt doordat jullie vrouwen denken dat vrije tijd is bedoeld om van te genieten. Jullie verwachten er iets bruisends van en actiefs. Iets wat je verrijkt en ontplooit. Waar je op magische wijze van opknapt en jezelf ook nog mee ontwikkelt. Niets is echter minder waar. Vrije tijd is bedoeld om bij te tanken. In de standby-modus te gaan. Te vergeten. Te rusten. Aan te sterken en te ontspannen. Waarom denk je dat mannen, als ze al niet de hele dag in hun nest gaan liggen, van die breindode dingen gaan doen als ze vrij hebben? Bier drinken. Golfen. Bier drinken…..’
Wat ben ik een oelewapper dat ik hem op zondagmiddag van de bank af probeer te krijgen. Ik moet er juist naast gaan liggen. Kleedje over ons heen en de beelden van Gold Rush, Moonshiners, Pawn Stars en de krabvissers van Deadliest Catch over mij heen laten komen.
Ik hoef niet braaf in de klas te zitten. Op te letten of ik nog wat kan leren. Ik hoef geen vinger op te steken of uit te steken om mijzelf eens goed te verrijken. Is niets doen misschien wel juist verrijking, bedenk ik glimlachend?
Volgens mij heb ik mij zojuist ontwikkeld. Mooi meegenomen in mijn vrije tijd!
Tja, ik blijf toch nog een beetje vrouw-minded.
Dankbaar
’Ik ga een andere moeder zoeken, mama!’ In de categorie ‘ooit krijg je als ouder deze zin naar je hoofd geslingerd’ werd hij vanmorgen door haar gemaakt. Boos en krachtig staat ze voor mij. Ze kijkt mij uitdagend aan. Kom maar op, straalt ze uit, ik lust je rauw.
Ik voel mij niet gekwetst. Stiekem spreekt het idee mij wel aan. Ik moet mij dan ook inhouden om haar niet op weg te helpen. Haar in de auto te zetten. Huizen van vriendinnetjes bij langs te rijden en haar ergens te dumpen onder de woorden: ‘Probeer het daar maar even lieverd van mij!’
Wat ben ik blij met al het geduld van juffen en badmeesters. Van al de mensen om ons heen die haar kansen willen geven om haarzelf te ontwikkelen. Haar haarzelf willen laten zijn. Nu zal ze daar ook vast geen brutale mond hebben. Ze zal eerder staan met haar koppie licht voorover gebogen, vingers in de mond, spelend met een wiebeltand. Al zie ik, als ik haar stiekem op de opvang even kan waarnemen, een heerlijk spelend kind; zo vrij en blij.
Ik ben dankbaar dat meester Ben haar in het zwembad allerlei spannende oefeningen kan laten doen, terwijl ze een glimlach op haar snoetje houdt. Dankbaar voor haar half-zus die in Burgers Zoo met haar op avontuur gaat door de Bush en maakt dat mijn meisje zo trots op haar is. Dankbaar dat ze van haar juf haar beer ‘s morgens in de kring op schoot mag houden, ondanks dat het geen spulletjesdag is. Dankbaar dat mijn meisje zelfs op vrijdagmorgen nog graag naar school wil, omdat ze hoopt dat ze gaat rekenen.
Ik ben oma dankbaar die haar speciale koekjes geeft en altijd wel eentje meer, dan dat ik zou doen. Dankbaar dat mijn vriend haar laat gieren van de pret en dat ze hem soms verkiest boven mij bij het naar bed brengen. Dankbaar dat een vriend haar bij de hand pakt en zegt: ‘Kom, we gaan de andere kinderen buiten op het erf zoeken.’ Dankbaar dat de grote meisjes die op het erf spelen, het zo leuk lijkt om eens op haar te passen. Dankbaar voor de oppasmeiden die ik al heb en haar zoveel aandacht geven; daarin vast uitgebuit door mijn meisje.
Het is soms moeilijk.
Het allerliefste meisje van de wereld opvoeden. Om haar alles mee te geven, óók de grenzen.
Ik ben dankbaar voor de steun van mijn vriendin, die mij deze ochtend helpt, als wij uitgeput en met tranen in onze ogen voor school staan.
Koesteren
Staand achter mij. Zijn kin op mijn hoofd. Zijn armen om mij heen. Het stevig vasthouden van elkaars handen. Ik zie de tranen niet, maar weet dat ze er zijn. Misschien nog ingeslikt, maar ik voel ze. Zijn verdriet.
Ik zet mijzelf aan het werk. Bij elke inademing zuig ik mij vol met mooie muziek, de frisse buitenlucht, de blijdschap die er hangt op het Ketelhuisplein. Ik vul mij. En wel zo vol dat ik over kan stromen. Ik voel de liefde als een vuurbal in mijn buik groeien. Lijf tegen lijf. Dat de gloed hem mag troosten.
Ik zie de beelden op het grote podium. Schermen gevuld met een vallend skelet in rode gloed. Ik hoor de bassen over mij heen denderen. Hoor Volbeat met ‘See me falling, yeah down and lonely. Are the angels on their way, I’m in the dirt. Hear me screaming, see me bleeding. Cause the days, no more the same without you. Feel the sadness burning in my heart. You left to early father love.’
Bij Lola Montez staan wij innig zoenend. Het nummer dat ons bij elkaar bracht. Ik hoor Dead but Rising en wring mij door een paar rijen mensen heen zodat ik, voorzichtig want ik heb verkeerde schoenen hiervoor aan, in de pit mee kan douwen. Vriendlief achterlatend die het liefst zijn knokkels vel-loos slaat op elke gast die mij beukt. Mijn osteopaat zal mij lichamelijk wel weer oplappen en ik ken een adelaar. Alles komt goed.
Ring of Fire en Sad Man’s Tongue. Voorzien van heerlijk intro. De voorpret bezorgt het publiek al bijna een orgasme. De gedachte dat mijn vent vanavond nog de zoetigheid van cola en whisky van mijn borsten kan likken, de persoon voor mij tikte mijn glas aan, laat mijn ogen stralen. Ik spring, schreeuw, geniet!
We staan in de open lucht. Heel af en toe de nevel van regen ontvangend. Verkoelend bij al het vuurwerk van de meer dan geweldige show. Opgaand in de band. Fijne vrienden om ons heen. Elkaar met een knipoog aankijkend als Still Counting wordt ingezet; ‘Counting all the assholes in the room.Well I’m definitely not alone.’
We leven! We hebben het goed! We vieren het leven!
Mooierd
‘Als je mooie woorden gebruikt mama, dan wordt het nog mooier!’ Eva Luna weet het mij feilloos uit te leggen. ‘Jij wilde toeren, maar als we Pauls woord ‘cruisen’ gebruiken, is wat we doen veel cooler.’
Ondanks de airco, staan de ramen naar benee. We hangen nonchalant onze elleboog naar buiten. Eva Luna maakt het geheel af door met regelmaat een vinger de lucht in te steken. Een groet aan gapende voorbijgangers.
Wij hebben even oponthoud. Midden in het centrum van Domburg is een poppentheater aan de gang. Er staan mensen op straat. Wij, als twee goedlachse knappe blondjes, wachten wel geduldig. Ondertussen meer aandacht trekkend dan de hoofdact.
We rijden namelijk in het grote glimmende zwarte beest; de Dodge Ram 1500 Laramie.
Oke, mooie spullen kunnen ook meehelpen in de beleving, maar buiten dit centrumdingetje om, had ik met mijn Opel Astraatje hetzelfde genietende effect gehad.
‘Mama jij hebt niet zo’n kaartje als Paul. Verdwalen we nu niet?’ Ach, dat is ook maar een woord. We cruisen door de punt van Walcheren. We hebben de tijd. Genieten van het uitzicht en joelen gillend mee met de te hard aanstaande muziek.
We zijn hier goed in; plezier beleven, vrij zijn, ontdekken.
Eerder deze week ontdekte Eva Luna een krabbetje op het strand in haar schepnet. ‘Voor het eerst in mijn leven mama!’ Later volgden de zeesterren.
Nu liggen we op onze buik op de handdoeken. Voor ons een bult schelpen. Ik mag helpen uitzoeken. Welke schelpen mogen er mee naar huis. Ik selecteer op gave hele versus kapotte. ‘Nee mama, als de binnenkant van een scherf heel mooi gekleurd is, is hij ook goed en je moet kijken naar de zeeribbels die erop zitten.’
Ik hou van de overvolle emmer schelpen die later in de strandkar staat. Ik hou van mijn meisje met haar oog voor al het mooie.
Terwijl we aan het uitzoeken zijn zegt ze: ‘Eigenlijk mama, zeggen de woorden die ik ken, niet wat ik zie. Deze schelp is mooier dan ‘witte schelp’. Ik noem deze Saladi. Deze heet Samana en deze heet Maskoeda.’
Als een malle ga ik meeschrijven. Haar woorden blijven maar komen. ‘Deze heet Seeda, deze Halla en dit is een Ganza. Dit is een Koesamisteen die zorgt dat je niet gaat opgeven. Dit is een Wasanasteen. Dit een Proesaanschelp die zorgt dat mensen beter voor elkaar en de huisdieren zorgen…’
De rest van de woorden gaat verloren in de wereld waarin ik door haar verblijf.
Mooie woorden. Soms misschien fantasie, maar wat een heerlijke kracht; het mooie benadrukken! Wat goed voor je welbevinden! Dankjewel Mooierd, voor al jouw moois!
Liefdevol
“…. trampoline-billen.” Mijn meisje zit op een kussentje, op mijn bagagedrager. We fietsen een rondje door het dorp. Heerlijk om soms haar armen om mijn middel te voelen, terwijl ze haar blonde koppie tegen mijn rug aanvlijt. “Wat zei je? Ik kan je niet helemaal verstaan.” “Dat je trampoline-billen hebt mama.” Om haar woorden kracht bij te zetten pakt ze met beide handen mijn billen vast en veert ze op en neer.
Mijn rondingen zijn de laatste tijd erg in trek bij haar en dan met name de beweging daarvan. Vriendlief pakte tijdens het stoeien mijn borsten vast en schommelde ze in zijn handen op en neer. Mijn meisje hoort mij schateren. Ze vindt het heerlijk als mensen plezier hebben. Ik zie haar denken; waarom lacht mama zo hard. Ze had het door en sloeg het met stip op in haar geheugen. Te pas en onpas voert ze de grap nu uit. Verbaasd als ik in de saaie kassarij niet superblij reageer op haar grap.
Liever heb ik niet zoveel aandacht voor mijn rondingen. Ik vind alles net wat te rond. Af en toe gooi ik er wat sportactiviteiten tegenaan of wat minder suiker; onder het mom ‘eet minder suiker, je bent al zoet genoeg’, maar lang houdt het nooit stand. Zo gauw ik de extraatjes eraf heb, verslapt mijn fanatisme weer.
Tevreden ben ik niet. Gelukkig sijpelt er wel een klein beetje acceptatie in na een half mensenleven. Dit ben ik. Ik begin van mijn lijf te houden. Mijn huid is zacht. Er zit veel kracht in dit lichaam. Het is knuffelbaar. Heerlijk om mee te vrijen. Het heeft mijn dochter gedragen, gebaard en gezoogd. Mijn dochter kan er erg om lachen en ik kan er goed mee dansen.
Als ik blijf zoals ik nu ben is dat goed. Een paar kilo minder nog beter. ‘Doe er dan wat aan Zweers’, bijt ik mijn eigen gemopper toe. Of anders eigen je deze spreuk toe; perfectie is een illusie van mijn ego. Liefdevolle intentie de creativiteit van mijn ziel.’
Dag
In mijn ene hand zijn hand. In de andere hand een pen. Ik waak naast zijn bed. Ik streel zijn wang en schrijf zijn in memoriam. Het is goed om samen te zijn. Ik weet wat er komen gaat. Het is bizar en niet te bevatten.
Mijn schoonvader is overleden. We hebben net zijn uitvaart gehad. De mis en koffietafel zijn voorbij.
Ik dans mijn voeten zwart.
De pumps liggen uitgeschopt tegen de muur.
Hij zit in zijn nette pak,
op zijn knieën op de vloer.
We zijn in de bedrijfshal en tranen stromen.
De radio staat hard.
De muziek hartstikke fout.
We hangen in elkaars armen.
We zwalken omarmd
tussen vlindermachines, werkbanken en het wagenpark.
We lachen.
We zijn verslagen.
Niet dat er een winnaar is.
We zitten in een niemandsland.
Hier bestaan geen woorden als leven of dood.
Dit is het gebied, als de liefde alles overstijgt.
Respect
De tranen schieten mij spontaan in de ogen. Ik was er totaal niet op bedacht. Snel mijn ademhaling onder controle brengen, voordat de tranen over mijn wangen stromen. Aan de andere kant, het zijn tranen van blijdschap. Puur genieten. Pure liefde. Maar het is wel zo’n sentimenteel gedoe van mij.
Het is de peuter- en kleuterochtend van weer een schitterend Dorpsfeest. Dit jaar is er zowaar een band aangerukt voor de jongste Tollebekers en die van mij, die danst erover. De band zet de eerste noten in, nee sterker nog, de drummer tikt alleen nog maar af en ze springt al overeind. De kinderen zitten op lange lage banken en hebben zojuist gekeken naar een toneelstuk. Het is super wat de Feestcommissie elke Tollebeker aanbied. Maar Eva Luna staat dus al te springen. Met vriendinnen hand in hand en lekker los en gek en wild. Even front row bij de band en stralen van oor tot oor.
Er was al geen twijfel dat dit meisje mijn dochter was, maar de bewijsvoering is nu zeker rond. Ik ben wel zo idioot trots op dit blonde meisje en stiekem ook op mijzelf. Zo trots dat ik de liefde voor muziek in haar bloed heb kunnen laten doorstromen. De liefde voor vrij bewegen. Ik ben trots op haar dat ze mij mijn zicht terug geeft. De vlag uithangen wat stelt dat nu voor. Maar daar vergiste ik mij in. Eerst het wisselen van de Nederlandse vlag die aan de stok hing, voor de Tollebeker vlag, dat was al een heel ding. Dan met de vlaggenstok voor je buik mogen lopen en rond marcheren door de kamer. Tot slot buiten juichen als ik hem met stunt- en vliegwerk in de houder krijg en klappen als de wind hem mooi bol blaast.
Het is echt zo gruwelijk mooi om met haar een Dorpsfeest te vieren. Het bezoeken van de feesttent. De verwondering over de straatversiering. We volgen rode schoenen, proberen te ontdekken welke sporten de poppen uitbeelden en bekijken de gefotoshopte foto’s die ik heb gemaakt voor onze straatversiering. Dat laatste vervult haar met blijheid. Ze is zo trots dat ik meehelp. We groeten de mensen op straat. En nee, we kennen niet iedereen, maar het is goed, want je bent vast een goede bekende van weer een goede bekende van ons. We zijn dorpsgenoten.
Ik heb respect voor het dorpsgevoel. Hopelijk mag dat ook bij een ieder door gegeven worden in de bloedbanen, want wat is dit heerlijk feesten zo samen!
Bewust
Vanaf de achterbank hoor ik non-stop geklets, zoals alleen vrouwen dat kunnen. Als je de pech hebt dat je adem moet halen, neemt de ander snel het gesprek over. Naast mij een vrouw die met haar hele lijf mee zit te zingen met de net te hard aanstaande cd van Kinderen voor Kinderen. En ik, achter het stuur. De blijdschap in mij voelend van deze 3 lieve 6-jarige meiden. We gaan een dagje uit naar Avontura.
Gelijk na bijna elk avondeten zoeken de 2 vriendinnen elkaar op. Bij mooi weer schuimen ze de straten af en anders vliegen ze een der huizen binnen. Ze nemen vrolijkheid mee. Nadat we met z’n drieën een spelletje hebben gespeeld, hoor ik ze boven giechelen en schateren. Tegen half 8 roffelt er eentje de trap af. ‘Ik moest van mama om 7 uur thuis zijn.’ ‘Ja, ga maar mee je vriendin wegbrengen naar de straat achter ons, maar nu beiden rap jas en schoenen aan! Intussen app ik je mama.’ Later die avond krijg ik een berichtje terug: ‘Alinda was de tijd vergeten mama…’
Het is ochtend. Ik sta aan het aanrecht en vul haar broodtrommel en drinkbekers. De merels vliegen af en aan voor het raam. Vlogen ze een tijd geleden met takjes, inmiddels hebben ze hun snavel vol wormen. ’s Morgens in mijn bed met mijn slaapkamerraam open hoor ik de kleintjes al roepen om de zorg van hun ouders. Zou die moeder merel ook denken ‘laat mij eens een keer ongestoord van mij afschijten’ of ‘laat mij eens wakker worden in mijn eigen tempo?’ Zou ze zorgzaam de nog aan elkaar geplakte veertjes schikken. Een slaapliedje voor ze fluiten? Is ze al bezig met het aanleren van de eerste vliegoefeningen? Haar kroost wordt nog sneller groot en zal nog eerder uitvliegen.
De cliché opmerking: ‘Geniet er maar van. Voor je het weet, zijn ze groot’, lijkt te kloppen. Een goed bedoelde opmerking die mij soms kortaf in de oren klinkt. Een beetje toegebeten, alsof men met boosheid zit over dat men zelf niet goed heeft opgelet destijds. Alsof dat groot worden plotseling is gebeurd, zo uit het niets. Alsof het ze is overkomen, zonder dat ze genoeg genoten hebben van hun jonge kinderen.
Ik moet ook opletten dat ik niet teveel achter mijn laptop zit te werken. Dat ik het maar voor lief neem, dat er een heel mooi meisje in mijn kamer zit te spelen, maar gelukkig, wat beleef ik veel samen met haar en door haar!
Zes jaar is ze alweer. Ik ben blij met mijn dagboeken en fotoboeken vol verhalen over ons samen. Nog meer kans dat onze herinneringen levend blijven en we de afgelopen zes jaar zo lang kunnen laten duren als we maar willen.
Extra bewust leg ik haar deze avond in bed. Eigenlijk gebeurt er niets anders dan andere avonden. We liggen naast elkaar in haar bed. Bespreken wat het meest grappige of verdrietige van de dag was en knuffelen elkaar.
Ik ben mij bewust, dat ik het mooiste meisje van de wereld mag zien opgroeien.