Help

Help

‘Help!’ Ik schreeuwde het meerdere keren. ‘Help me, help me!’ Hij had mij ingehaald en zijn arm zat om mijn nek. Mijn roepen lukte daardoor eerst ook niet zo goed. Midden op straat stonden we met voor ons een plein en naast ons een lantaarnpaal. Ik schreeuwde inmiddels wel goed luid. Ik kon mijzelf horen, maar de mensen om ons heen en het waren er veel, liepen gewoon door. Ze keken zelfs geeneens naar ons. 

Ik word wakker van mijn eigen geschreeuw. Ik schop het beklemmende dekbed van mij af. Draai wild heen en weer. De angst zit nog in mijn lijf. Niet door die kale afgetrainde man die mij vast hield. Mijn autosleutels had ik inmiddels in zijn arm gestoken en zijn greep verslapte. Ik was bang voor al die mensen om mij heen. Ze liepen gewoon door.

Ze liepen gewoon door. Vlak voor mij liep een wat oudere vrouw met een grijze jas aan. Ze moest ons hebben gezien toen ze aan kwam lopen. Gezien hebben hoe iemand mij tegen mijn wil wilde meenemen. Hoe hij zijn arm krachtig om mijn hals legde en mij wurgend naar de grond wilde toetrekken. Ze moet mij hebben gehoord, maar ze deed niets. Heeft ze geen moederinstinct? Of een ander oergevoel dat ingrijpt bij het zien van onrecht? 

Huilend lig ik in bed.
Ik zoek de hand van mijn Lief. Zijn warmte weekt mij los uit mijn droom. Mijn ademhaling wordt weer rustiger. Nog steeds hem aanrakend dommel ik na een tijdje weer in. 

Inmiddels zit ik rechtop in bed.
Het is ochtend. Een nieuwe dag. Het rolgordijn is nog dicht en de kamer daardoor omfloerst. De grijze beelden van de nacht dringen zich op en ik word terstond verdrietig. De droom van vannacht was geen droom. 
En om deze constatering schiet ik weer vol. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *