‘Kom Alinda, ga je mee?’ Klonk zijn stem eerder laconiek nu is het er een die wijsheid tot opvolgen overbrengt. Zo even stond de man die mij dit vraagt in de lijn tussen de veteranen. Ik zag hem een collega begroeten met wie hij in Srebrenica diende. Ik stond een paar meter achter hen. Een geel parapluutje met daarop rode hartjes en de woorden vrijheid en verbinding in de lucht stekend.
Een half uur eerder stapte ik een wereld vol liefde binnen. Het Museumplein staat vol blijde mensen. Grote rode hartvormige luchtballonnen dansen in de wind en diezelfde wind neemt flarden muziek mee. Ik dring mij langs iemand in een groot teddybeerpak die mensen voorziet van gratis knuffels, ik wil dansen. Ik loop mij vast in een groot spandoek van Moeders voor vrijheid. Ik begroet de moeders. Het zijn gewone vrouwen en ik herken mijzelf in hen.
Rechts van mij had ik reeds een leger aan politie zien staan en zijstraten vol politiebussen. Ik bereik het veld aan de noordkant. Een lange sliert blauwe ME bussen komt aanrijden. Tientallen ME-ers vormen zich in linie. Een groot waterkanon rijdt voor en van rechts komt er nog een. Ik meng mij weer in de groep. Mijn hele festivalgevoel is weg. Ik wist dat ik niet naar een feestje ging. Of ja, ik hoopte wel dat de liefde het zou winnen, maar voor nu sta ik overdonderd door al het zwijgende geweld op trillende benen. Plots hoor ik mijn stem luid mee scanderen ‘Liefde! Vrijheid! Geen dictatuur!’ Het matrixbord geeft al een tijdje aan dat het noodbevel afgekondigd is. De ME linie heeft reeds commando gekregen en staat al dichter bij ons. Wat ik niet gezien had en waar ik nu op gewezen wordt, er zijn een aantal lijnbussen voor komen rijden. Klaar om onze groep in af te voeren.
Vanaf de zijkant van het veld aanschouw ik het gevecht. Al het hondengeblaf, het busje met romeo’s dat voor mij staat, de angst die dat opwekt vind ik zo niet eerlijk naar mij toe. Het in mijn ogen onrecht vult mij met kracht en steeds verder stap ik weer het veld op. Oog in oog sta ik inmiddels met de ME. Opgefokt sta ik een staredown te doen. De man kijkt weg. Naast hem staat een vrouw. Ik zie haar halflange blonde lokken gedrukt tegen de binnenkant van haar helm. We kijken elkaar aan. Ze is jong. Ze zou mij nooit uit haarzelf slaan. Ik voel mijn gezicht ontspannen en tranen opkomen. Wat staan wij hier te doen. Waar kwam ik voor.
Ik wilde mij zichtbaar maken.
Zichtbaar maken dat ik mij niet vind in de coronamaatregelen van de overheid. Ik wil mij verbinden met gelijkgestemden of eigenlijk breder, mij verbinden met mensen.
Ik vind het spannend om mij zo te laten zien. Als er een discussie komt heb ik de woorden niet altijd paraat. Toch voel ik feilloos aan dat wat er nu gebeurt niet klopt. Daar heb ik geen wetenschapper of grafiek voor nodig.
De duisternis die ik nu om mij heen beleef, die wil ik niet klakkeloos over mij heen laten komen. Ik wil mijn licht opsteken. Het is moeilijk met eenzijdige informatie die gedeeld wordt door overheidsmensen waarbij hun gezichten en woorden niet matchen met dat wat er in mijn hart gebeurt als ik hen zie en hoor en aan de andere kant, daar waar ik meer aansluiting in vind, ontwaar ik soms uit zijn verband getrokken artikelen.
Maar. Ik ben mij bewust van mijn eigen licht. Ik voel dat ik daar contact mee heb. Ik vertrouw mijn licht. En dát licht, zal ik zichtbaar laten stralen!
mrt29