Tag Archives: Kakum National Park

40. Donderdag 1 september

40. Donderdag 1 september

Met de taxi naar het trotro-station. In verband met de markt moet ik een straat eerder uitstappen. Ik stap het pleintje met taxi’s op. ‘Nee, er  bestaan geen trotro’s naar Kakum National Park.’ Ik weet zeker van wel, maar ze willen mij graag in een dure taxi. Bijna alle mensen in Ghana zijn vriendelijk, maar de taxichauffeurs vallen bij mij meestal niet onder die categorie. Elke keer is het weer een strijd over de prijs. De taxichauffeur die me naar dit station bracht, wilde mij wel naar Kakum brengen voor 130. De taxi’s hier vragen 70. Gelukkig voor mij loopt er een jongen rond die mij fluisterend vertelt dat het trotro-station een straat verderop is. Ook op dat plein is het eerst weer goed kijken met wie ik mee zal rijden. Uiteindelijk rijd ik voor 5 naar Kakum.
Ik zit op de voorbank. Ik bekijk het dashboard. Alle meters wijzen naar links onder, alle schuifjes naar uiterst links. Zoals bij de meeste auto’s en busjes hier werkt alleen de motor. De voorruit heeft tig sterren en barsten en van de oorspronkelijke bekleding is weinig meer te herkennen en vering in je stoel is een uitzondering. Rijdend met een raampje open is het te doen, maar stilstaand in een busje dat gevuld is met twintig personen voel ik het zweet op mijn voorhoofd verschijnen.
Tijdens het rijden doet de chauffeur ineens een gordel om. Vreemd. Even later stapt er een man uit, gewoon langs een doorgaande weg waar op het moment geen huis of afslag te zien is. Humor, er verschijnt een politiecontrole in beeld. Papieren worden gecontroleerd en ik zag dat de chauffeur briefgeld in dezelfde hand had als zijn papieren toen hij uitstapte. Als hij even later met een lachend gezicht wegrijdt, doet hij zijn gordel niet opnieuw om. Honderd meter verderop staan we stil en gaat hij zogenaamd een beetje met zijn contact prutsen. En ja hoor, daar gaat de achterdeur open en stapt de man die zojuist uitstapte weer naar binnen. Ik vraag de chauffeur of we teveel mensen in de bus hadden en of de papieren wel kloppen. Het lijkt of hij twijfelt of hij mij de waarheid zal vertellen. Dan knikt hij, omdat ik inmiddels al hardop zit te lachen. We maken een high five in de lucht.
Ik heb er intussen een heel busje vol vrienden bij. Achter mij bekijken ze namelijk enthousiast het boek met alle foto’s van Nederland dat ik vaak bij me heb als ik op pad ga. Ze verbazen zich over al het water in Nederland. Ik vind het jammer dat er geen foto’s van gewone huizen in het boek staan. Alleen kerken en oude indrukwekkende gebouwen, Amsterdamse herenhuizen of van die idioot ontworpen huizen. Leg dan maar eens uit in hoe zo’n huis de gemiddelde Nederlander woont.

Na tegen iedereen ’goodbye’ te hebben gezegd, stap ik uit bij Kakum National Park. Ik ben mooi op tijd. Het is 9.00 uur en samen met 3 Italianen en een schoolklasje zijn we nog de enigen.
Na een tijdje geklommen te hebben, kom ik aan bij de touwbrug en volg de canopy walk. De touwbrug is 350 meter lang en 50 meter hoog. Ik ga ruim over de meeste bomen heen. De brug is in 1995 gemaakt met als doel het beter kunnen observeren van de flora en fauna. Met staalkabels gaat het van de ene hoge boom naar de 50 meter verderop gelegen boom. Tussen de touwen ligt op een soort metalen ladder één enkele plank van ongeveer 20 cm breed en om dit hele zaakje zit een net. Soms wiebelt het vervaarlijk. De tip niet naar beneden te kijken als je soms even last krijgt van angst, schiet me een paar keer te binnen. Sommigen hadden het over een afgezaagde attractie, maar ik vind de brug en zijn omgeving bijzonder genoeg.
Na ruim een uur sta ik weer bij het informatiecentrum. Ik neem mijn laatste capsule diclofenac in. Gelukkig heb ik nog wel wat gel van dit medicijn. Soms denk ik dat het beter gaat met mijn voet. Ik kan ook weer gewoon lopen zonder nagekeken te worden om dat getuk. Op momenten echter als deze, als ik extra inspanning heb moeten leveren, ben ik toch heel benieuwd wat er nu echt mis is gegaan in mijn voet, want goed is het absoluut nog niet. Het enige echt zichtbare zijn 3 blauwe stippen onder mijn voet in het zachte gedeelte net na de bal van de voet.

Na een hele poos buiten op een bankje in het park te hebben gezeten en alle kerk-organisaties en schoolklassen te hebben gezien, mijn dagboek te hebben bijgewerkt en mijn voet rust gegeven te hebben, loop ik weer naar de hoofdweg.
Een mannetje stookt wijn van de rode vruchten uit de palmen en ik word uitgenodigd voor een drankje. Ik sla beleefd het drankje in de vieze flesjes af en ga in op de uitnodiging om op zijn bamboebankje te zitten. Er passeren een aantal trotro’s, maar ze zijn allemaal tot de nok toe gevuld. Iedere keer steek ik mijn rechterhand naar voren en dan na helemaal niet zo heel lang wachten, stopt er een busje. Volgens mij zit hij bommetje vol, maar oké. Op een holletje ren ik naar de bus die 100 meter verderop tot stilstand is gekomen. Het is even passen en meten, maar dan kan de deur met mij aan de binnenkant van het busje, toch weer dicht en sta ik drie kwartier later in Cape Coast.

Ik stap uit bij de markt en verken al lopend het centrum. Op de gok loop ik een soort apotheek binnen en vraag naar diclofenac. Ze hebben het. Het zijn alleen rood-witte capsules in plaats van de blauw-witte die ik had. Zouden het nu wel de goede medicijnen zijn? Ik bekijk het beter en zie dat mijn capsules 75 mg bevatten en dit is 100 mg. Helemaal prima.
In de Bradt Travel Guide las ik iets over een speciaal restaurant gekoppeld aan een goededoelenorganisatie. Ik kan, na een paar keer door de aangegeven buurt gelopen te hebben, niets vinden wat er op lijkt. Dan maar weer langs het strandrestaurant. Het beviel gisteren goed en aangezien de restaurants hier dun bezaaid zijn, neem ik plaats aan mijn tafel.
Op weg van het restaurant naar mijn hotel loop ik weer door het mooie nachtelijke theater van de straat. Het is genieten om hier te wandelen.
Een jongetje komt frontaal op mij aflopen, pakt mijn heen en weer bungelende hand in het voorbijgaan en zegt ‘let me see your ring.’ Tegelijkertijd voel ik hem aan mijn vinger zitten. In een reflex schreeuw ik dat hij eraf moet blijven. De kinderen die om hem heen stonden, deinzen terug. Even zie ik in zijn gezicht onzekerheid en zijn ogen schieten heen en weer. Ik heb even niets geen oog voor het verdere leven hier op de straat. Ik zie alleen mijn zilveren vlinderring die heel speciaal voor mij is en dit jongetje. Hij herstelt zich. Het jongetje verandert weer in het bravourachtige straatjochie en imiteert mijn schreeuw. Ineens ben ik mij bewust van al de volwassenen in hun kraampjes langs de straatkant die ons opnemen. Luid en duidelijk zeg ik tegen hem dat hij zijn handen thuis moet houden en van mijn spullen moet afblijven. Mijn ring is niet van jou. Iedereen moet dit gehoord hebben. Hopend heb ik hiermee het voorval toegelicht. Zijn vriendjes proberen hem mee te trekken en terwijl ik verderloop voordat er een opstootje ontstaat, hoor ik achter mij het jongetje stoer mij naschreeuwen. Gelukkig hoor ik ook gelijk een paar volwassen stemmen die hem afstraffen. Het straattheater is om te genieten, maar wel met je ogen open.