‘Let op.’ Het koolmeesje dat ik zag aan het begin van de Tollebekerweg bracht mij deze boodschap. Het was niet in de sfeer als waarschuwing voor gevaar. Sowieso, een boodschap van een koolmeesje …
Aan het eind van de Tollebekerweg weet ik echter wat het bedoelde.
Rijdend langs akkerland met vergezichten aan weerskanten wordt plots mijn blik getrokken naar het speciale schouwspel voor mij. Groen licht als schijnend door de sluiers van een hemelbed. Ik rij onder een dak van bladeren. Het blad reflecteert het zonlicht spelend boven mijn hoofd. Het tintelt in de lucht. Lichtbolletjes zie ik dansen. De warmte voel ik niet in de auto, maar ik weet nog hoe ik ditzelfde vroeger inademde. Dat ik één was met de omgeving.
Ik fietste over een smalle weg. Bomen aan beide kanten van mij, dicht aan het pad met kuilen. Een geborgen boog van takken en blad boven mij. Kwikstaartjes huppen met hun zwart witte staartjes een tiental meters voor mij uit, vlinders fladderen mee terwijl in het veld een leeuwerik het muzikaal begeleid.
Er is alleen dit. Het licht. De warmte. Een wind die liefdevol streelt. Hier is geen tijd.
Mijn moeder fietst naast, voor en achter mij. We kijken om ons heen en praten ook wel met elkaar, maar niets is nodig. We fietsen naar oma, mijn moeders moeder. Vanaf ons huis een half uur tussen de weilanden door naar Ane. Mijn moeder wijst de erven aan waar haar vroegere schoolvriendinnetjes woonden en op welke boerderij haar geliefde nicht nu zit. We fietsen langs haar lagere school en de Löstersweg. We steken een grote weg over. Waar nu het asfalt ligt daar schaatste zij vroeger. Oma’s boerderij ligt aan de parallelweg genaamd De Vaart.
Mama is anders als zij praat over vroeger. Alsof er in dat leven een andere vrolijkheid zit. Totdat ze ging trouwen woonde ze op de boerderij en in gedachten zie ik een oude zwart wit foto voor mij. Er staat en zit een lachend gezin met zes kinderen buiten op het erf. Mijn moeder is de jongste en vertelt dat ze zo lachend op de foto staan omdat het paard het boeket margrieten dat op de tafel voor hen stond probeerde op te eten.
Bloemen en bramen te over in deze bermen, net zoals het voedsel op het land, net zoals de liefde in deze boerenlucht.
Ik rij maar kort onder de bomen. In de Noordoostpolder heb je niet zoveel wegen waar je onder bogen door kan, maar net lang genoeg om even op een plek te zijn geweest waar niets hoeft. Waar geen tijd bestaat. Enkel feestelijk onbezorgd licht.
Let op. Je ziet zo wat moois.
Bedankt koolmees.
okt9