Stop met dat mopperen in jezelf. Je krijgt er alleen maar rimpels van. Fietsen in die klote zon, over een klote zandpad vol kuilen en stenen met 3 vage jongens om me heen, waarvan er een zelfs zo’n groot kapmes in zijn hand heeft. Ik moet de farm van broer Solomon bekijken. Vorige week benaderde hij mij. Hij had een project voor zichzelf opgezet. Hij wil geld verdienen en dan weer terug naar school. Het stomme alleen is, dat het illegaal is.
Hij gaf me een handgeschreven brief van 3 kantjes met daarop zijn levensgeschiedenis. Een triest verhaal. Hij eindigt zijn verhaal met de vraag of ik hem wil ondersteunen en geeft vervolgens dus aan dat het illegaal is. De familie mag niets weten, anders zullen ze hem het huis uitzetten. En dan komen bij mij de vraagtekens en de eerste lichtelijke irritaties. Hij geeft mij het adres van zijn mailbox en wachtwoord. Dan kan ik de mailtjes van de andere 4 vrijwilligers lezen. Ze ondersteunen hem allemaal, zegt hij trots. Ik word er echter niet veel wijzer van. Behalve dan dat hij ze blijkbaar grote cadeau’s heeft gegeven waarvoor ze hem hartelijk bedanken en dat ze grote sommen geld naar zijn bankrekening hebben overgemaakt. Doris had er met gemak haar operatie en medicijnen van kunnen betalen.
Voor vandaag heeft Solomon iemand geregeld die mij naar zijn farm brengt. Ach, een kijkje nemen kan geen kwaad. Om me enigszins in te dekken had ik Ruud, een eerdere vrijwilliger een mail gestuurd met dit wazige verhaal. Hij kan toch zo goed met Zybourn en de familie overweg. Deelt hij mee in het geheim van Solomon en zegt hij niets tegen Zybourn? Ik heb intussen een mail teruggekregen, met dat het hem ook niet lekker zat en zich kan voorstellen dat ik mijn vraagtekens heb. Hij schrijft dat hij Solomon ook iets in de trant had gezegd van het niet prettig te vinden dat hij achter de rug van de familie om geld bedelt bij de vrijwilligers. Ik kan me voorstellen hoe boos Doris zou worden als ze dit hoort en terecht. Ik vind dit eigenlijk ook geen stijl, maar ja als je in nood zit maak je misschien rare sprongen.
Om 9:00 uur ben ik samen met een vreemde jongen, die ik op de hoek van de straat tref en zich voorstelt als een vriend van Solomon, in een taxi gestapt en naar het trotro-station gereden. Na een uur wachten is de trotro vol en rijden we de 10 à 11 mile. Dat was de afstand naar de farm in de village was mij verteld. Waar ga ik in hemelsnaam naartoe. Is dit wel slim wat ik nu doe? Geen idee meer hoelang 1 mijl is. Moet je dan 1 kilometer keer 4 doen of was dat met de Pond toen er nog guldens waren. Of was het keer 2. Of zijn dat de Dollars. Zal dan ook wel in de tijd van de guldens zijn geweest want nu is de Dollar toch minder dan de Euro? Een uurtje rijden, zei de chauffeur. Hoe snel zou het busje rijden? 50 km per uur? 50 km is dan dus die 10 mile. Dan is 5 km, 1mile? Een groot gedeelte van de weg is niet geasfalteerd en volgens mij halen we het gemiddelde van 50 km bij lange na niet.
Het maakt ook niets uit. Ik zie wel waar ik terecht kom.
In the middle of knowhere stap ik uit. Samen met de jongen loop ik de village in. Wat een heerlijke rust. Af en toe zie ik kinderen naar mij spieken vanachter een boom. Een village bestaat uit verschillende compounds. Een compound houdt in een stuk of 7 ronde huisjes die aan elkaar geschakeld staan en een grote cirkel vormen. Op de binnenplaats die dan ontstaat kookt de familie of zoals ik nu tegenkom, liggen er pinda’s, mais, ocra’s e.d. uitgespreid om te drogen. In een compound leven vader + moeder (of moeders) en hun kinderen + eventueel een oma. De mannen zijn op het land en ik maak kennis met enkele vrouwen en vele kinderen. De jongen die me vanmorgen begeleidde regelt nu met zijn hier wonende broer en nog een jongen een paar fietsen en ik fiets nu door schitterende velden over dat klote weggetje me af te vragen wat ik hier nu doe.
Als ze kwaad in zin hebben leg ik het af tegen ze. Nu zullen ze me waarschijnlijk niets doen. Ze willen juist overkomen als vriendelijke en hardwerkende mannen, zodat ik Solomon geld geef voor zijn project en hij weer geld kan geven aan de mensen die zijn stuk land bewerken. We fietsen in een slakkentempo en ik vind mijn rol in dit verhaal helemaal niet leuk. Ik ben kriegel en knoop geen sociale gesprekjes aan. Even tussendoor. Ik ben vandaag ongesteld geworden, wie weet heeft dat ook enige invloed op mijn humeur. Ik zoek de horizon af op zoek naar een farm. Ik heb geen zin meer in dat gestuiter en dat zadel zit ook niet lekker. Het rode zand stuift in mijn ogen en ik heb er gewoon even geen zin meer in. We rijden van de weg af en fietsen nu gewoon door een maïsveld. Plotseling stopt de jongen voor me. Ik moet ook stoppen. Hij pakt mijn stuur vast. Achter mij stopt de andere jongen. Wat willen ze hier midden in het veld?
Trots wijzen ze naar de maïs.
Dit is de farm.
Ohhh, een boerderij is geen huis, zelfs geen schuur of schuurtje. Het is een boom waar je je fiets tegen aan kan zetten en een veldje tussen alle andere veldjes in. Waarschijnlijk gemarkeerd met de enkele bomen die hier her en der staan. Er is mais verbouwd. In vergelijking met de andere mais die ik heb gezien, staat het nog erg laag. Ik vraag naar de planttijd en de lang uitgebleven regen en sjok mee over het stukje land. Ik probeer de mieren die hier 3 keer zo groot zijn dan in Nederland te vermijden met mijn blote voeten in slippertjes, zwik mijn enkels, krijg kriebelbenen door al de grassen en onkruid die tussen de mais staan, moet eigenlijk plassen, irriteer me aan dat eeuwige gespuug van de mannen hier en gun deze jongens een goede toekomst, maar niet met mijn geld. Ik werk verdorie ook het hele jaar hard. Heb nu een te dure huurwoning, ben door Rijksbezuinigingen mijn halve baan kwijt en heb ook geen normale televisie of dvd-speler of modern mobieltje, spullen die ik hier genoeg zie (oké, niet in de village). Ik vertaal iets van mijn gedachten naar het Engels, maar bedenk me halverwege. Laat me eerst maar weer in de village staan, hier 20 minuten vandaan, voordat ik hardop ga zitten mopperen. Ik kan zien dat ze me echt zo goed mogelijk willen rondleiden en mijn insteek word positiever. Ik glimlach meer en zet ze tussen de mais op de foto nadat ze daar schuchter om gevraagd hebben.
De terugweg irriteer ik me aan tegenliggers, waardoor ik soms gedwongen word door het mulle zand te fietsen. Ik irriteer me aan dat gegroet en dat ‘naah’ zeggen de hele tijd als antwoord op een begroeting. Het klinkt zo zeurderig naaaaaah, met een neusklank. Kinderen vanuit het veld roepen naar me. Een enkele keer schreeuw ik een groet terug, maar vaker zwaai ik alleen en mopper vervolgens in mezelf als ik dan een schuiver maak met de fiets. Dat ge-hello-hello met van die hoge piepstemmetjes. En net zolang dwingend hello roepen totdat je terug groet. Je denkt ze tevreden te hebben gesteld met je groet, maar ze worden nog enthousiaster en ze krijgen je zo gek dat ik nu al schrijvend, ze nog in mijn hoofd hoor roepen. Gelukkig zie ik ook hun blijde gezichtjes daarbij en toveren ze daardoor ook nu weer een glimlach rond mijn mond.
Aangekomen in de village gaan we in de schaduw onder een boom zitten bijkomen. Alle kinderen verzamelen zich om ons heen. We hebben plezier. Later mag ik in de compound enkele huisjes binnen gaan. Ik maak kennis met de vader van het gezin. Vraag 1: Hoe gaat het? Vraag 2: Heb je al kinderen gebaard? Ik denk aan mijn verhaal over de hangborsten hier (zie ergens mijn verhaal bij Mole dacht ik) en kijk naar beneden. Hangen ze zo uitgelubberd in mijn shirt? Of heb ik een nazwangerschapsbuik? Of heb ik zo’n oude kop? Of is het voor hier een hele gewone vraag en zegt het misschien iets over je status. Ik antwoord dat ik single ben en ik word van top tot teen bekeken; waar zitten dan de mankementen. Ik krijg een maaltijd aangeboden, maar weet dat met veel sorry’s en met nadruk te leggen op mijn maag en blanke huid dat ik de maaltijden hier helaas slecht verdraag, beleefd te weigeren. Leugentje om bestwil. Mijn darmen kunnen aardig wat hebben, maar ik vind die tizet zo afschuwelijk.
We lopen weer naar de doorgaande weg en gaan zitten wachten op een trotro. Er komen alleen maar vrachtwagens, volgeladen met grote zakken levensmiddelen met daarboven op zittende mensen voorbij. Ik twijfel of ik daar op kan zitten. Het moet wel lukken, alleen blijf ik ook zitten met al die hobbels en stuiters? Ik stel het voor aan de jongens die samen met mij zitten te wachten. Ik ben wel een erg rare salaminga (ander woord voor obroni/blanke). Er word mij duidelijk gemaakt dat dit geen optie is. Intussen moet ik nog steeds naar de wc. Ik vraag of er hier een wc is of dat ik het maïsveld in moet lopen. Ik word naar een muurtje gebracht en alle 30 mannen + kinderen die hier rondhangen weten nu dat ik op een paar meter afstand van hen met mijn blanke blote billen gehurkt zit. Alinda, opletten en niet daar aan denken, anders heb je straks natte voeten of een natte broek.
Ik ga weer bij de anderen zitten en begrijp al de hier rondhangende mannen niet. Waarom zijn ze niet aan het werk. Ga eens wat doen, dan hoef je ook geen geld te vragen aan mij. Hoe denk je dat ik aan mijn geld kom.
Hé, daar zie ik een jongetje in een typische tante Sina blouse. Zou ze ooit kleding in een speciale zak voor Afrika hebben gestopt? Je ziet hier veel shirts met Nederlandstalige teksten of printjes die bij ons uit de mode zijn. Bedankt tante Sina, ik kan weer even lachen om de zwarte blouse met geel/oranje kleurige bloemen. Ze hebben alleen je schoudervulling eruit gehaald. Ik kijk nog maar eens bij het spel dat de mannen spelen om te onderzoeken of ik het kan begrijpen. Ik heb toch tijd zat en kan geen kant op. Een spel bestaande uit 2 plankjes met daarin 6 ronde uithollingen en een soort knikkers, opgedroogde zaden, gezien in het Monkey Sanctuary.
Om 17:00 uur ben ik eindelijk thuis, terwijl gezegd was dat het alleen een ochtend zou duren. Ik ben bekaf. De taxirit was een ramp. 4 volwassenen waarvan één een hele dikke vrouw was, op de achterbank van een oud opeltje. Ik heb mijn benen gekruist over elkaar en zit helemaal bekneld. Op mijn rechterschouder ligt de hele tijd mijn in slaapgevallen buurvrouw. Ik druk haar weleens terug als het me te warm word en het zweet van mijn armen afdrupt, maar bij de volgende kuil stuitert ze weer terug. Als we weer in Tamale zijn aangekomen en ik verlost word uit mijn positie, zak ik naast de taxi in elkaar. Mijn been slaapt en dat had ik niet door. Het duurt een heel tijdje voordat ik er weer op kan staan en het voelt niet prettig.
Ik doe mijn best om het beeld van de village, de mooie contacten goed voor mijn geest te halen en de rest te verkleinen, want ik wil niet met zo’n mopperkop bij Solomon aan komen zetten. Ik weet dat hij zo graag hoopt dat ik een goede dag heb gehad. Hij is blij me te zien. Hij was erg ongerust. Bang dat er iets gebeurd was, omdat ik maar niet thuis kwam.
Ik vertel hem dat ik het dapper van hem vindt, dat hij dit probeert op te zetten. Dat hij zichzelf zo wil helpen en de familie in de village die het land onderhoud. Tegelijk vertel ik hem ook dat het mij niet aanstaat dat hij het achter de rug van de familie omdoet. Ik vraag waarom. Twee eerdere projecten zijn mislukt en hij wil eerst dat dit slaagt voordat hij het vertelt. Ik kan hem wel een beetje begrijpen, maar zeg toch dat ik geen illegale projecten ondersteun. Er is niets geen toezicht op het geld. Solomon komt niet vaardig genoeg op mij over. Ik wil best wel mensen helpen, maar niet door lukraak ergens geld aan te geven. Ik vind het niet prettig om dat nieuws tegen hem te vertellen. Hij wil mij woensdag mijn toegezegde cadeau’s geven. Ik zeg dat dat niet hoeft. Hij moet het geld in zijn land steken en niet in mij. Het is al geregeld zegt hij en hij geeft het me graag als vriendschappelijk gebaar. Ik voel me hier niet prettig onder. Ik hou mezelf voor dat ik goed gehandeld heb. Vriendelijk en duidelijk, maar toch blijft het gevoel van onvrede deze dag overheersen.
Ik maak het gevoel nog rotter door te besluiten Zybourn iets van dit project op de hoogte te brengen. Ik voel me een verrader, maar wil ook niet meegaan in dit stomme geheim en later ooit nog eens moeten zeggen als alles misgaat ‘oja, dat wist ik allemaal wel’.
Zybourn heeft dit jaar ook een stuk land beplant en denkt nu te begrijpen waarom de chemicaliën e.d tekort waren. Solomon heeft ook een sleutel van die opslag. Ik probeer Zybourn te overtuigen, dat Solomon echt denkt dat hij goed bezig is. Ik wil niet dat hij Solomon gaat straffen, maar een oogje in het zeil houden kan geen kwaad en misschien dat hij door het nu te weten, Solomon eens uit zijn tent kan lokken. Zybourn zegt het met me eens te zijn, maar ik heb geen idee wat er echt in zijn hoofd omgaat. Hij geeft aan zich verraden te voelen door Solomon en door de vrijwilligers die zo open leken te zijn, maar dit niet deelden.
Zybourn is de vervangende vader voor het gezin nadat ze hun vader jong verloren hebben en hij onderhoudt het gezin (Solomon is aangenomen, omdat hij wees is en Doris iedereen het beste gunt en wil delen in het weinige dat ze zelf hebben).
Gatver, waarom kan ik niet als ieder ander een zak geld geven en mezelf goed vinden en er verder niet meer naar omkijken. Moet het weer eens verstandig en eerlijk uitgesproken worden. Er lag een mooie asfaltweg en jij kiest het stoffige rode zandpad met al de hobbels en stenen.
Het gezicht van oma in haar hutje in de village, dat was zo mooi vandaag. PUNT.
sep8