Het mooiste van vandaag was die onderarm uit het autoraampje, waarvan de pols en al de vingers met goud bedekt waren. De hand wenkte mij naar zich toe. Het was de hand van Chief Nana Kwesi Mensah II, Chief of Kwaprow (zie foto onderaan).
Hij liet zijn auto midden op straat stoppen toe hij mij zag lopen. Wuifde met zijn hand als teken dat het om mij ging en wenkte mij naderbij. Hij gaf vervolgens zijn mannen voorin de auto de opdracht om een visitekaartje van hem uit het dashboardkastje te pakken en aan mij te overhandigen.
Super! Het Engelse stelletje waarmee ik net kennis had gemaakt en samen opliep was mijn getuige. Niet om iemand anders te moeten overtuigen van de waarheid, maar om mijzelf te overtuigen. Gebeurde dit echt?
Ik had vanmiddag op het festival al een beetje kennis gemaakt met deze chief, maar dit was toch wel erg bijzonder. Ik kan lacherig doen over dat chiefgebeuren en heb ook erg gelachen, nadat de auto uit zicht was, maar de chiefs staan hier wel op een voetstuk. Ze hebben veel macht en aanzien.
Ik blijf dat beeld van die hand uit het raam van de witte auto met al dat blinkende goud, dat volgens mij nooit massief kan zijn want dan had iemand zijn arm moeten ondersteunen, steeds weer voor me zien. Dat wenkende gebaar. Dat serieuze gezicht, dat ongeduldig werd toen het visitekaartje niet snel genoeg gevonden werd. De op zich sympathieke glimlach toen hij het me overhandigde. Fantastisch gewoon. Ik voelde me wel gevleid.
’s Middags zittend op het podium naast de andere chiefs had hij wel naar mij geglimlacht, maar ik interpreteerde dat als een soort toestemming op mijn handgebarentaal waarin ik toestemming vroeg of ik foto’s mocht maken. Maar nu ik eraan terug denk, weet ik eigenlijk niet wat hij dacht. Misschien zag hij wel vrouw nummer zoveel voor zich, voor bij hem in de harem. Al heb ik ook verhalen gehoord dat polygamie niet meer gewoonlijk is, behalve dan voor de moslims in het noorden.
Vanmiddag was het festival zo speciaal om te zien. Ik keek rond en kon alleen maar denken, hoe leg ik dit vast in mijn geheugen. Koninginnedag met koek happende prinsen is echt niets vergeleken met het onthaal van al de chiefs die in grote stoelen, een soort bed, werden gedragen. Allemaal dragen ze vele gouden sieraden en mooie gewaden. Ze worden boven de mensenmassa uitgetild en hebben grote ronde parasols boven hun hoofd. De parasols dansen in de lucht, net zoals alles op dit moment om me heen danst. De straatkanten en balkons staan vol mensen en op straat lopen grote dansgezelschappen. Alles aan de mensen danst. Na een rondtocht door de stad eindigt men op het terrein bij het strand. In een vierkant is er een soort arena opgesteld. Aan de oost- en westkant staan een soort grote overdekte tribunes. Aan de noord- en zuidkant staan rijen plastic kuipstoeltjes, overdekt met partytenten ter bescherming tegen de zon. Om dit alles heen is voldoende catering te vinden.
Ik stond om 12.00 uur op het feestterrein toe te kijken en wachtte op het begin. Vanmorgen om 10.00 uur stond ik er ook al even. Om 13.00 uur echter is er behalve opbouwwerkzaamheden nog steeds niets te zien. Ik besluit op het terras bij een strandtent te gaan zitten. Van daar kan ik wel een beetje in de gaten houden wanneer het begint, hoop ik. Ik eet wat, kijk naar de vele kinderen die in de opkomende oceaan spelen, schrijf en kan er niet onderuit komen om weer aangesproken te worden. Waarom kan je nooit eens gewoon rustig zitten, zonder dat iemand denkt je beste vriend te willen worden en zich aan je opdringt. Als ik het festivalterrein weer oploop, zijn alle stoelen ineens bezet. Dat is even balen. Ik loop wat heen en weer, zoekend naar een goede plek om te staan. Voorzichtig waag ik mij in de vierkante arena en probeer foto’s te maken van de enkele chiefs die inmiddels op het podium zitten.
Dan hoor ik trommels en zie over de bovenliggende straat een grote stoet aankomen. Ik zie de parasols en ontwaar de grote stoelen met chiefs. Ze komen het terrein op. Ik sta in een hoek bij de eretribune van de chiefs en schuif me een beetje tussen de mensen en de cameraploegen in. Als ik, na bijna aan iedereen toestemming gevraagd te hebben, de trap met drie treden opstap heb ik een super uitzicht op de hoek van het podium. De chiefs worden naar het podium gebracht waar ik inmiddels op sta en komen dus recht op me af en voor me langs en door de verhoging staat niemand in mijn gezichtsveld. Ik voel alleen een warm iemand tegen mijn benen aanliggen. Schuif eens wat op denk ik eerst. Dan kom ik erachter dat het één van de dragers is en dat hij halfdood is door het gewicht dat hij al dansend op zijn schouders door de stad heeft gedragen. Wat ik zo zag is dat er maar 4 dragers onder zo’n stoel, een grote fauteuil omgebouwd tot bed lopen. Onder die erezetel zijn twee planken bevestigd. Eén voor en één achter. Deze planken rusten op de schouders van de man linksvoor en rechtsvoor en linksachter en rechtsachter. De erezetels zijn zwaar. En dan zijn de chiefs ook nog eens goed uit de kluiten gewassen. Dat gecombineerd met de zon, al de drukte op straat en dan ook nog eens de stoel soms dansend de lucht induwend is een gigantisch zware klus voor de dragers.
De king van Ashanti is inmiddels ook gearriveerd en zit vooraan op het podium. Cameraploegen staan voor hem. Ik vraag aan een man met camera of ik daar ook mag gaan staan. Recht voor de Ashanti koning sta ik. Neem mijn foto en buig mijn hoofd naar hem.
Ik zit op de bovenste tree aan het eind van het podium. Belangrijke mensen lopen voor de eerste rij met chiefs langs en schudden handen en omhelzen elkaar. Aan het eind van de rij op de grond zit ik en glimlach maar zo beleefd mogelijk. Geregeld krijg ik een hand. De ministers die langs zijn gelopen en iedereen begroet hebben, lopen naar de tribune aan de overkant. Alle plastic kuipstoeltjes zijn gevuld met belangstellenden. Vervolgens is het een tijdje een saaie bedoening. De ministers en de chiefs wisselen elkaar af met toespraken waar ik mede door de beroerde geluidsinstallaties niets van versta. Een act van twee acrobatische dansers fleurt de boel weer even op.
Even later lopen de eerste kuipstoeltjes leeg. De mensen lopen over het terrein en ergens wordt er wat getrommeld. De rek is eruit. Ik zit te denken. Wat zal ik doen. Zal ik richting hotel lopen of blijf ik wachten tot het echte einde. Wie weet komt er nog een spetterende slotact. Ik besluit dat ik genoeg heb gezien. Terwijl ik voor het podium langs loop, waar intussen veel mensen lopen en op de grond zitten, kijk ik nog eens naar al dat goud. Ik twijfel en trek dan mijn dappere schoenen weer aan. Ik wil graag een foto van al die juwelen. Ze zijn zo overdreven groot en protserig. Oogcontact maken met de chief blijkt niet zo moeilijk te zijn. Ik word bij elke stap gevolgd. Ik krijg toestemming. De chief heeft een programmaboekje in zijn handen en ik ben al zo vrij dat ik aangeef dat hij dat even weg moet leggen. Dat staat niet zo mooi op de foto. Even later zit ik zelf tussen de chiefs in en word ik op de foto gezet. Ogenschijnlijk heel vrij en spontaan, maar ondertussen aardig op scherp, vertoef ik in dit gezelschap. Ik wil niemand voor het hoofd stoten. Ik wil me niet opdringen en besef heel goed dat zij hier hoog in aanzien staan.
Al lijken de jonge kinderen die langs het podium lopen toch nog steeds net zo naar mij te kijken als naar de chiefs. Misschien dat ik daarom wel in deze situatie terecht mag komen. Ik ben voor velen van hen net zo’n uniek fenomeen als zij voor mij.
Terwijl ik nog wat rondhang, kom ik in contact met een Engels stelletje. Ze zitten in een hotel achter dat van mij en we lopen samen op. Het klikt heel leuk en we besluiten ’s avonds samen uit eten te gaan en een lokale bar te bezoeken. Er zijn namelijk meerdere blanken op dit festival afgekomen, geen tientallen overigens, maar toch, we ontlopen ze liever.
Aan tafel worden we vergezeld door vier jongens van een jaar of twaalf. Ze dansen en we lachen om hun stoere gedrag. Ik koop een flesje bier voor ze. Ze gedragen zich als jongens die denken dat ze al mannen zijn, maar na hun eerste slok bier proesten ze het bijna uit, zo smerig vinden ze het. Groots met de ogen dicht, nemen ze een tweede slok, want ze zijn per slot van rekening grote mannen. Het halve liter flesje gaat van hand tot hand.
In de lokale bar zitten de echte grote mannen. Hardhandig kom ik met één van hen in contact. Ik zit in een kuipstoeltje en word plotseling door een grote hand in mijn nek vastgepakt en onder de woorden ‘I’ll marry you’ omhoog getrokken. Ik kan nog net voorkomen dat ik een grote kleffe zoen in mijn gezicht krijg. Ik ben niet zo groot als hem, maar kan me wel heel groot maken. Hoe ik mijzelf nu precies van die zware hand in mijn nek bevrijd heb, weet ik geeneens. Ik weet alleen nog dat de vent naar drank rook en dat later jongens lacherig mijn bovenarm komen betasten.
De Engelse jongen kijkt in mijn ogen en onderzoekt of het gaat. Het is oké. Ik heb het gezellig met Ben en Nora, maar merk dat ik geen zin meer heb in al die praatjes die men constant met mij wil maken. Ik ben moe en houd het voor gezien.
Buiten op straat gekomen, ben ik blij dat Ben en Nora ook besloten hebben om naar huis te gaan en achter mij aan zijn gelopen. Het is namelijk een heksenketel op straat. Nog steeds wil iedereen een praatje maken met een blanke en omdat ik ze door het lawaai niet altijd hoor, voel ik soms ineens een hand als een klem om mijn pols van iemand die mij vastgrijpt. De kunst is om vriendelijk maar duidelijk over te brengen dat ik nu ga, zonder al teveel mijn rot-op-gedachtes die door mijn hoofd knallen op mijn gezicht te laten zien.
Voor de laatste keer loop ik door het nachtelijke straattheater dat inmiddels, gezien het tijdstip en nu we het centrum verlaten hebben, een stuk rustiger is.
Ik wil morgen op tijd bij het trotro-station staan, zodat ik vervoer naar Krokobite Beach kan regelen. Morgenvroeg zal ik dus weer tegelijk met de Ghanezen wakker worden, vroeg dus.
okt22