5. Vrijdag 29 juli

5. Vrijdag 29 juli

Ik dacht dat ik vroeg wakker was om 4.45 uur, maar zo te horen is er al volop leven in de stad. Onder andere van zo’n islamitische omroeper. Fauzia en familie zijn moslims en de vrouwen wisselden ‘s middags regelmatig van kleding om vervolgens knielend op een matje te gaan bidden.

Ik word door Fauzia en Issah naar het busstation begeleid en liefdevol uitgezwaaid. De bus is luxe en de 12 uur durende reis is goed te doen. In de bus worden films vertoond en buiten is er ook genoeg te zien. Een paar keer houden we een korte pauze bij een tankstation. Bij het zien van de wc’s zit je liever op je hurken aan de kant van de weg en de aasgieren met hun smerige lange halzen plunderend in het afval ontnemen je voor even de eetlust.
Een jongen werpt zich op als mijn vriend en zorgt dat ik ’s middags bij een warme maaltijd kan aanschuiven in een wegrestaurantje. Zie een hutje van planken voor je met houten bankjes en tafels en ik met 3 mannen om één pan. Je pakt met je hand wat rijst van je bord en doopt dat in de pan met saus en vist er af en toe nog eens wat groente en vlees uit. Rare gewaarwording, maar wel lekker na een ontbijt van volkorenkoekjes en een lunch van volkorenkoekjes en banaan.
Soms staan we stil met de bus en waar ze vandaan komen, geen idee, maar de bus is dan gelijk omsingeld door vrouwen met schalen fruit en groente op het hoofd. Ik wil wel graag een banaan. 5.000 cedis, dat klinkt duur. Na even rekenen kom ik op ongeveer 50 eurocent. Prima. Maar wat blijkt. Ik krijg de hele stam met bananen, zo’n 20 stuks. Ik deel met mijn buren. Het zijn heerlijke bananen. Als je een zakje haribo-banaantjes opentrekt ruikt dat zo overdreven naar banaan, maar nu is de geur echt van een echte banaan. De smaak is ook zo veel meer puur dan de bananen in Nederland.

Aangekomen in Tamale ben ik nog niet uitgestapt of er komt alweer een nieuwe vriend aanlopen. Ik merk dat ik lichtelijk geïrriteerd raak. Nee, ik hoef geen taxi. Nee, ik hoef niet door jou naar het natuurpark Mole te worden gebracht. Nee, ik hoef geen hotel.
‘Lazer op!’ denk ik, maar ik blijf vriendelijk. Volgens mij bedoelt hij het echt wel goed en ben ik te achterdochtig en te op mijzelf.
Habiba, de contactdame haalt me op en 3 jongens lopen met mijn bagage. Ik wil het zelf dragen, maar daar is geen sprake van. De vriend uit de bus en de nieuwe vriend van het busstation willen geen fooi. ‘We are friends’ en ze hopen dat ze mij de komende tijd nog eens zien. Ik zie wel hoe het loopt. Ik weet even niet zo goed wat ik met al die vriendelijke mensen aan moet. Hoe ik dat moet interpreteren.

Als ik bij het gastgezin in huis kom denk ik even ‘Jezus, wat doe ik hier in deze stad die zo compleet anders is dan al onze steden. Wat doe ik bij deze mensen’.
Gelukkig kan ik mijn kamer, het huis, de familie snel een beetje voor mijzelf in kaart brengen en heb ik weer overzicht. Doris, de gastvrouw en ik wisselen een paar woorden uit. Ze wil dat ik me hier thuis voel. Ik moet me gedragen alsof dit mijn tweede huis is. Ook de kinderen reageren hartelijk. Dochter Francisca, zoon Sibon, dochter Samantha, zoon Salomon en dochter Eddena. Morgen zal ik kijken of ik geschikte cadeaus voor hen in mijn tas heb. Ik denk aan de bellenblazer voor het jongste meisje en een rummicubspel voor het hele gezin. Ik zal het morgen eens bekijken, maar nu ga ik slapen.
Ik heb me net gewassen met water uit een emmer, de douche werkt niet en verlang naar een nacht met wat meer slaap dan de afgelopen twee nachten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *