Mijn dorp

Mijn dorp

Ik wil de donkerte instappen. De laatste gasten in het café achterlaten. Ik word staande gehouden. ‘Hier, wacht.’ Hij trekt een paar van zijn toen nog rossig gekrulde haren uit zijn hoofd. ‘Leg die straks maar op het kussen van je vriend.’ Het is 20 jaar geleden. Ik ga uit in Tollebeek. Mijn toenmalige vriend was aan het stappen op het oude land en bleef daar de nacht. Een rare Urker stopt mij lachend wat haren in de hand.

Ik vertoef weer in De Goede Aanloop. De Urker, nu inmiddels met grijze haren, zit op het podium op dé stoel. Hij is Tollebeker van het jaar en ik ben trots op hem. Net zoals dat ik trots ben op de dorpsvoorzitter die hem de oorkonde overhandigt en net zoals dat ik trots ben op de eigenaar van het café-restaurant die samen met zijn vrouw bij de deur staat. Ik ben trots op de oudste bewoonster die wordt gehuldigd en trots op de vader van het 4 dagen oude baby’tje die het speciale lepeltje in ontvangst mag nemen. Trots op alle kampioenen van afgelopen jaar. De helft van de zaal staat inmiddels op het podium; autocrosser, voetbalhelden, zwemmers, stepteam, turnsters en meer. Alle namen worden genoemd en er wordt voor iedereen geklapt.
Zelfs het officiële gedeelte van een nieuwjaarsreceptie is in een dorp als Tollebeek een feest.

De Urker-Tollebeker vertelt; hij kwam naast Jan Hermsen senior te wonen en dan gaat het inburgeren snel. Voordat ik, zoals velen, ook voor Hermsen en zijn dorp mocht werken en zodoende het ook míjn dorp mocht noemen, kruiste Martha Jelies 22 jaar geleden mijn pad. Daar stond ik als anoniem blondje, sinds kort bij Tollebekers ook bekend onder de naam Kees, bier te tappen in Martha’s heiligdom; de voetbalkantine. Tel daar 10 jaar reporter voor de dorpswebsite bij en mijn kennismaking met Tollebeek vorderde snel.

Tollebeek gevormd door haar vele diverse activiteiten en evenzovele mooie bewoners. Voorbeelden daarvan te over. Vorige week las ik nog een stukje in mijn dagboek uit 1995. Het ging een tijdje niet zo lekker met mij. In de dorpswinkel legt Teus een arm om mij heen en vraagt hoe het gaat. Ik was nog niet zo’n prater. ‘Komt wel weer goed met je meid’ is zijn reactie op mijn stilte en hij geeft mij een bemoedigend schouderklopje. Bij de kassa aangekomen zegt Bert: ‘Zal ik nu eens niet vragen hoe het met je gaat?’ Beide mannen zijn engelen en met een warm gevoel verlaat ik de winkel.
Vanavond was het ook weer mooi, maar ik zal naar huis. Mijn oppasmeisje, de kleindochter van brugwachter Pit aflossen.

Ik loop het café uit. Wat een kracht schuilt er in het samen doen! Wat een trots kan je dan voelen. Ik ben ook zo oprecht blij als ik de lichtjesboom op de rotonde zie staan als ik het dorp in kom rijden. Het is als de lamp bij de voordeur. Ik kom thuis.

One Response »

  1. Met aandacht gelezen.tot de kleindochter ter schrijve kwam.
    Ik ,1971 heb verkering gehad met de dochter van oude Pit de brugwachter
    Ria, leuke meid, geen idee hoe het nu met haar gaat.
    Zaterdag om 00.00 einde biertje.dat ging zo in die tijd. Geloof ofzo
    Leuke tijd gehad.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *