Tag Archives: Mole National Park

Foto’s Ghana bij deel 11 t/m 20

Foto’s Ghana bij deel 11 t/m 20

Over de rode wegen naar Wechiau om te overnachten in de Lodge van het Hippo Sanctuary.
De rivier de Black Volta op om nijlpaarden te spotten.
Op safari door Mole National Park en o.a. waterbucks en olifanten, op de foto nog op afstand, gezien.
Zitten op het platform genoten van het uitzicht en de wassende olifanten.
Kinderen schminken op school.
Jongens trots poserend met hun auto.
Mijn fietsenmaker.

 

16. Maandag 8 augustus

16. Maandag 8 augustus

Ik heb heerlijk geslapen en om 7:00 uur sta ik klaar om met de gids mee te gaan voor een wandeling naar de waterplas waar de olifanten zijn. Er zijn 4 groepjes van 4 a 5 personen met een ranger. Alleen in het begin zien we even een ander groepje, maar al snel loopt elke ranger een kant op.
We lopen door de grassen. Soms over uitgesleten smalle paadjes, maar meestal dwars door alles heen. We komen ook bij de eerste waterplas en zien 6 olifanten in het water liggen. We staan op de rand van de oever en we houden elkaar goed in de gaten; wij hun en zij ons. Met hun slurf zuigen ze water op en brengen dat naar hun bek. Vervolgens spuiten ze het restant aan water de lucht in. Super grote oren wapperen heen en weer en ze laten zich zo op de kant vallen en verdwijnen vervolgens helemaal onder water. Ze zijn zwart van kleur nu ze zo in het water liggen.
Ik vind het jammer dat er niet ergens een paar op de oever staan. Ik had wel willen zien hoe groot ze zijn. Tuurlijk weet ik wel dat ze groot zijn, maar ik wil dat indrukwekkende grote beest wel hier in het echt aanschouwen.
Zittend op het speciale platform bij het hotel zo’n 100 meter bij de plas vandaan heb ik ze  al gezien en zelfs van zo’n afstand maken ze  veel indruk.

We lopen verder. We zien vele hoefsporen op de grond. Er zijn hier veel verschillende soorten antilopen. De ranger steekt zijn hand op. We kijken naar de richting waarin hij wijst en zien een groepje waterbucks. Een soort antilope met dikke bruingekleurde vacht met zwarte poten, een wit plekje onder de staart en een witte rand in de oren. De mannetjes hebben horens. Ze hebben ons opgemerkt, kijken naar ons en staan klaar om weg te springen en rennen als we ons zouden bewegen. Een van de beesten draait zich om, om verder te trekken en de rest volgt.
Ik vraag naar het waarom van hun naam. Als je deze beesten ziet weet je dat er water in de buurt is. Ze kunnen namelijk niet langer dan 1 a 2 uur zonder water. We lopen verder en komen verschillende groepjes waterbucks tegen, sommigen kunnen we zelfs tot zo’n 30 meter afstand naderen als we door de dichtere bossen rondlopen.
Grote vogels zweven door de lucht. Vleugels met een spanwijdte van een paar meter. Vleugels met uitstekende pennen. Vogels in de kleuren zwart-wit en bruin. Ik denk een vogel te zien lopen een eind verderop. Hij is zwart, ongeveer zo groot als een zwaan als die rechtop staat en waggelt als een eend. Ik wijs de ranger erop en vraag wat voor een vogel dat is. Hij ziet hem niet; black, half meter high, walking like a duck…..het blijkt een aap te zijn. We zoeken naar meer apen maar blijkbaar was dit een verdwaalde. De meeste apen (behalve de bavianen) leven verderop in de bossen. Het National Park Mole is namelijk zo’n 5.000 km2 groot en hierbij het hotel is het geen verzamelplek voor alle dieren.
De meesten zitten ver weg in de jungle. Wel zien we af en toe wrattenzwijnen, liefkozend pumba’s genoemd naar de film the lion king. Het is zaak dat wij ze eerder zien dan zij ons, want ze zetten het gelijk op een lopen en wachten niet stilstaand en gespannen af wat we gaan doen, zoals de waterbucks. Vogels in de mooiste kleuren vliegen langs ons heen. Er zijn iets van 300 verschillende vogels hier en vogelliefhebbers kunnen zich hier dagen vermaken.

In het begin keek ik veel naar de grond op zoek naar een slang. Als ik maar hard stamp voelen ze de trilling door de grond en verstoppen ze zich misschien (hopelijk) wel uit bescherming. Na een paar passen loop ik weer gewoon. Er is zoveel moois om me heen en dat eist alle aandacht op.
De ranger loopt met een geweer voor het geval dat er toch eens een wild beest op ons af mocht komen. Er zitten ver weg in de bossen leeuwen en je weet maar nooit of er eens eentje een keer dichter bij het hotel komt. Ik loop achter hem en bekijk hoe het eruit ziet. Het lijkt een grote buks. Ik kan wel richten en schieten. Ik probeer te zien hoe het zit met de kogels. Stel nu dat er eens iets gebeurd. Stel dat er een beest op ons af komt. Stel dat de ranger wat overkomt. Stel dat ik het geweer in handen krijg. Ik glimlach en fantaseer mezelf al als held van dit hele ‘stel-dat-verhaal’.

Na ruim anderhalf uur lopen zijn we weer bij de waterplas. Volgens de gids komen rond dit tijdstip meerdere olifanten naar de plas om te drinken en baden. Helaas, er staat er geen. Tijdens het laatste stuk van de wandeling zagen we er trouwens wel eentje zo’n 60 meter verderop in de bosjes staan. Hij trok een tak van de boom. We stonden even stil maar de ranger maande ons aan om door te lopen. Was dit een te gevaarlijke plek of zouden er bij de waterplas meer staan en wilde hij ons die laten zien?
We wachten een tijd, maar nee er komt niets. We moeten kiezen, betalen we de man nog een uur en wachten we af of lopen we terug naar het hotel. Ik wil heel graag een olifant zien van dichtbij en wil daar best een poos op wachten. Evelien heeft problemen met haar darmen en wil wel terug. Het andere stel zegt niet veel. Ze willen de olifant wel zien, maar ja hoe lang zit je hier dan nog. Voor het geld hoef je het niet te laten. Het kost nog geen 1 euro per persoon per uur. We twijfelen nog even door. Ik vind het even niet erg dat er geen beslissing valt, want op deze manier staan we toch maar mooi bij die waterplas.

En dan opeens komt er een grote olifant tussen de bosjes door aangelopen. Hij loopt over het pad waar wij zo even nog liepen. Alle Jezus wat dichtbij. Wat is hij groot. Achter hem komt er nog een. Op minder dan 50 meter afstand, 40 meter, 30 meter, maar in plaats van af te buigen naar het water blijft hij op ons aflopen. We volgen de ranger naar de bosjes, zodat de hele oever goed vrij is en de olifant die kant verkiest. De eerste olifant stapt even later in het water. De tweede gaat aan een boom staan trekken. Er komt nog een olifant. Hij staat even bij de overgebleven olifant en verdwijnt dan uit het zicht. Aan welke kant van ons zal hij zo meteen opduiken?
De ranger wordt drukker en licht paniekerig en we kijken elkaar vertwijfeld aan. De olifant is geenszins van plan om richting het water te lopen. De ranger klikt met zijn geweer. Het geluid van het geweer zou de olifant herkennen was verteld. Hij zou weten dat dat zijn enige vijand is en zich terugtrekken. Nou, deze olifant dus niet. Op zo’n 20 meter afstand staat hij voor ons. Ik heb zoiets van ja, mijn wens is nu wel vervuld, ik heb je gezien en weet hoe indrukwekkend groot je bent. Ik geloof zo dat je alles op je pad verpulverd en je door niets en niemand tegen laat houden. Loop nu maar mooi dat water in.

De ranger haalt zijn kogels tevoorschijn en ik zie aan zijn handeling dat hij gespannen is als hij het geweer laadt. Ik verbaas me trouwens eerst dat het nog geeneens geladen is, maar ja dat zal wel weer zo’n veiligheidsreden zijn i.v.m. ongelukken. De ranger richt zijn geweer al voor het geval de olifant nog dichterbij zal komen. Intussen kijken wij met z’n vieren rond of we de andere olifant kunnen lokaliseren. Het is behoorlijk spannend en de term lekker spannend is even niet van toepassing.
Ik geloof nooit dat die olifant neervalt als hij 1 kogel in zich krijgt. De kogel dringt nooit door zijn huid heen. Waarschijnlijk rent hij in woede op zijn vijand af. We moeten stil zijn, zegt de ranger. Hij glimlacht erbij en zegt dat we niet mogen gaan rennen. Zijn glimlach is niet overtuigend voor ons.
De derde olifant staat plotseling achter de tweede en leidt de aandacht af van olifant nummer 2. Gezamenlijk trekken ze vervolgens langs ons heen het bos in. De ranger stelt voor om weer naar het hotel te lopen en wij vinden dat een goed plan. De steile klim de heuvel op naar het hotel is zwaar, maar er zit nog genoeg adrenaline in het lijf dat meehelpt bij deze klim.

Aangekomen op de kamer neem ik een douche en pak vervolgens een nagelknippertje en nagellak. Ik ga eens lekker tutten. Lekker zo’n vrije dag en er is al genoeg spanning geweest. Ik hoef me dus niet eventuele zorgen te maken over dat de dag saai mocht zijn.
’s Middags zit ik heel lang op het platform en kijk uit over de waterplassen, de velden en de bossen waar ik ‘s morgens gelopen heb. Ik zie vele dieren en vind het mooi dat ik nu meer van ze weet. Met de verrekijker haal ik ze dichterbij.
Ik schrijf veel in mijn dagboek en lach om de brutale bavianen. De baboons weten blijkbaar al dat het lunchtijd is. Een groep van zo’n 10 apen struint langs het zwembad en de huisjes.
Eigenlijk is het niet veilig voor ons. Zo wilde een jongen een foto nemen van een klein aapje dat 10 meter voor hem stond. Het aapje gaf ineens een gilletje en daar stormde vervolgens een grote aap over het veld richting de jongen. De jongen rende en sprong over een muurtje en kon nog net zijn camera redden. Tegelijkertijd schreeuwde een vriend van hem heel hard. De aap schrok en keerde toen pas om. Had de aap hem te pakken gekregen dan zou hij met zijn klauwen of tanden een stuk vlees van je afscheuren.
Terwijl ik zit te schrijven zitten er een aantal baboons in een boom naast mij. Mijn tasje heb ik inmiddels op schoot liggen. Een van de apen zit op dit moment namelijk met een gestolen fanta-flesje in de boom.

Nu de zon schijnt is het echt erg warm en ik blijf mooi op het platform zitten dat in de schaduw ligt en waar je nog een beetje wind vangt. Eigenlijk wil ik wel bruin worden, net zoals de mensen die nu bij het zwembad zitten, maar deze temperaturen kunnen nooit goed voor me zijn. De zon staat loodrecht boven me en brandt er flink op. Ik wacht tot het eind van de middag en zwem dan nog even een baantje. Er is nu sluierbewolking en af en toe piept de zon er nog even langs die zelfs nu nog warm aanvoelt.

Ik lig op mijn bed. De rekening is inmiddels betaald. Morgenvroeg om 4:30 uur vertrekt de bus. Ik zal nu dus nog even mijn spullen bij elkaar zoeken en in de tas stoppen. Dan de wekker zetten en het licht uitdoen.
Heerlijke dagen hier gehad. En ook wel fijn achteraf dat het hotel in Mole volgeboekt was op vrijdag en de plannen moesten worden omgegooid. Nu heb ik het meest zware van het reizen gehad en kon hier in Mole heerlijk bijkomen.
Het was een super dag met indrukwekkende natuur, wilde beesten, vooral olifanten en een heerlijke relaxdag na bijna 2 weken ‘een beetje’ hectisch te hebben geleefd.

15. Zondag 7 augustus

15. Zondag 7 augustus

Om 4:00 uur zitten we in de bus en wachten we op het vertrek ervan. Dat de bustocht went is een groot woord, maar ik verbaas me niet meer over al die drukte en de slechte weg.
Voor me zit een vrouw op een margarine-emmertje uit Holland een kind de borst te geven. Je ziet het hier veel in het openbaar. Er wordt een borst tevoorschijn getrokken uit de bovenkant van een jurk of shirt. Klinkt misschien raar ‘getrokken’ maar zo gebeurd het. Het zijn ook van die grote ‘zakken’, net van die slagroomspuiten met tuit. Niet iets compacts en stevigs. Na sommige stuiters over de hobbelige weg schiet de tepel los van de babymond en gulpt de melk over de jurk. Vaak weet het kind de tepel echter in de mond te houden en ik begin nu te begrijpen waarom de vrouwenborst hier een iets andere vorm heeft. Ook op straat hangen veel kinderen aan de borst terwijl ze in een draagdoek op de heup van een vrouw gedragen worden. Ik hoorde van een Nederlandse dat het in de grote steden al meer westers was geworden en de vrouwen hun kinderen niet meer in het openbaar de borst gaven. Een nieuwe generatie vrouwen wil echter Afrikaanse tradities behouden en gaat wel weer in het openbaar een kind voeden.

We stappen in Larabanga uit de bus en zoeken naar de Salia-brothers. Ze staan in het reisboek omschreven als behulpzaam en betrouwbare mensen die je van hieruit naar het 6 kilometer verderop gelegen Mole hotel kunnen brengen. Ik bedenk me nu, wie weet zijn het ook wel de enige mensen in dit dorp met een auto.
Om 8:00 uur tekenen we het gastenboek van Mole National Park en na 2 uur wachten op wat er verder gaat gebeuren, er gebeurd van alles tussendoor op kantoor en we moeten wachten, verlies ik mijn vriendelijke gezicht. Ik heb intussen buiten wel over de uitgestrekte natuur uitgekeken, het hotelcomplex ligt op een heuvel en ik heb mijn eerste olifant gezien. Ik heb me dus zeker niet verveeld, maar ik wil nu zekerheid over een slaapplek.
De receptioniste is weg. Ik zoek haar en kom uit bij de keuken. Ze komt in 5 minuten is de boodschap. Ze komt echter niet en ik loop richting keuken en passeer bordjes met staff only. Ik wil een kamer regelen en wel nù. Het gaat nog even moeilijk. Waardeloze organisatiestructuur hier, maar de toezegging is er in ieder geval. Er is een 2-persoonskamer voor ons beschikbaar.

Ik lig in het zwembad als ik de sleutel krijg overhandigd.
Ik heb het idee dat het water om mij heen helemaal rood kleurt van mijn vieze zandlichaam, maar dat valt mee. Ik had nooit verwacht dat het kleine zwembad zo netjes zou zijn. Ik had troebel water verwacht, maar dit ziet er toch fris uit. Heerlijk om in het water te liggen. Het voelt zo luxe. Ik probeer mijn nagels schoon te maken en vind het heerlijk om onder water te verdwijnen en over mijn hoofd te krabben.
Anderhalve week alleen met een emmertje mezelf wassen en dan te bedenken dat ik elke dag over die rode zandwegen rondtrek en spaarzaam met het water moet zijn. Ik heb het idee dat mijn huid vol zit met vuil. Ik voel me bijna beschaamd dat ik in dit zwembad lig. Ik versmeer de boel.

De kamer is luxe! Ik ben op een punt aangekomen dat ik een echt matras luxe vind. Thuis in Tamale heb ik een schuimmatje dat na een nacht is ingedeukt en waardoor ik soms wakker word, doordat ik met mijn rug de planken van het bed voel. En een eigen wc. Een echte wc-pot die door kan spoelen en ook nog eens binnen 5 meter van mijn bed in een echte badkamer plus douche, ook al is de slang tekort en moet je op je hurken zitten.

De zon brandt erop. Lekker, maar het is niet te harden voor mij. Ik ga na een uurtje toch maar de schaduw opzoeken. Is er eens een keer zon, kan ik bruin worden, want ik heb ook nog eens een keer alle tijd, ben ik bang voor hoofdpijn. O rare obruni.
Na een opfrisdrankje zit ik op de veranda voor onze kamer. Plotseling schrik ik me rot. Er komt zo opeens een grote baviaan aan en die zijn echt groot van zo dichtbij. Hij klimt de veranda op en hij loopt achter me langs. Ik roep Evelien en stom hinnekend van de zenuwen zit ik lachend op mijn stoel.
Als Evelien even later een sinaasappel pelt verschijnt de baviaan weer. Hij loopt op ons af met zijn dreigende kop en staat naast de stoel van Evelien klaar om haar te bespringen. Wie weet wil hij eten en ze geeft de sinaasappel snel weg. Verbijsterd staren we naar de baviaan, die op het grasveldje voor ons nu de sinaasappel opeet.
Als meneer het eten op heeft komt hij weer. We zitten versteend op de stoel, maar hij loopt ons voorbij. Hij loopt naar de deur van onze kamer en probeert met zijn handen de deur te openen. Hij zit al aan het handvat te trekken. Nu beginnen we uit onze versteende positie te komen en staan op en schreeuwen. Ik weet niet wie er harder schrikt. Wij of de baviaan die onze richting op rent en vervolgens over ons hoofd het dak opspringt.

’s Avonds eten we bij het restaurant aan het zwembad. We zitten op gewone stoelen met kussentjes in plaats van de eeuwige kuipstoeltjes. Van de in totaal zo’n 50 gasten zijn er enkele Nederlanders. Het voelt even aan als een gewone vakantie. En dat is best lekker. Ik geniet van het vooruitzicht dat ik hier morgen nog een dag kan relaxen.