Tag Archives: Wechiau

14. Zaterdag 6 augustus

14. Zaterdag 6 augustus

Aangezien er hier midden in de bush geen ventilator aanwezig is, word ik ‘s nachts nat van het zweet wakker. Ook word ik nog een keer wakker omdat er door de klamboe heen troep op me valt. ’s Morgens blijkt dat er in het takkenplafond vleermuizen nestelen. Het is een onrustige nacht en ik droom veel en verwarrend.

Om 6:30 uur staan we klaar en lopen samen met een gids door de schitterende natuur naar de rivier The Black Volta. Na zo’n 20 minuten stappen we daar in een kleine platte boot, een soort punter maar dan smaller. Er stapt nog een man in en zij peddelen ons in de richting waarvan ze hopen dat de nijlpaarden aanwezig zijn. Soms zien ze geen nijlpaarden en soms wel. Hopelijk ga ik straks nijlpaarden zien in hun natuurlijke omgeving.
De rivier heeft zijn naam te danken aan het zwarte water, maar doordat het nu het regenseizoen is, waar ik eigenlijk nog niets van heb gemerkt op een zomers miezerbuitje na, is het water bruin door modder dat nu door de regen in de rivier stroomt. De rivier The Black Volta is tegelijkertijd de grens met het buurland Burkina Faso.

De walkant bestaat uit een groene zee van bomen en struiken. Vogels in het rood, oranje en felblauw vliegen voorbij. Ik denk geel-oranje vogels te zien, maar wat raar ze lijken op de kop te hangen. Het blijken vleermuizen te zijn. Na ruim een half uur varen zie ik een soort waterfonteintje in de verte. Yes! Het zijn de hippo’s! Zonder veel geluid te maken varen we dichterbij. Ik zie 5 koppen met kleine oortjes net boven het water uitsteken. Ik zit met open mond in de boot en kijk alsof ik nog nooit mijn ogen heb gebruikt.
Daarvoor me op 50 meter afstand liggen nijlpaarden in het midden van de rivier op een soort zandbank of op rotsen. Hun dikke ronde lijf komt soms boven het water uit. Ze verdwijnen ook helemaal onder water om vervolgens weer proestend boven te komen. Een gigantische brul gevolgd door het opheffen van het bovenlichaam. Wat een massa, wat een oerkracht. Evelien vertelt intussen dat dit super gevaarlijke beesten zijn. Als ze op ons afkomen zijn we er geweest. Oke dan, dat is fijn om nu te horen. Ik kan me voorstellen dat je niets in te brengen hebt als er zo’n beest op je af komt, maar kan ze niet als agressief voorstellen. Ik ken ze dan ook alleen van de dierentuin in Emmen en daar lijken het van die goede trage loebassen.
De dagen na dit uitstapje hoor ik van verschillende kanten hoe gevaarlijk het was om op de rivier zo dichtbij de nijlpaarden te zijn. En dat dit uitzonderlijk was. Nou, zo heb ik het ook wel beleefd. Twee nijlpaarden heffen hun bovenlichaam op en lijken al spelend wat te bekvechten. Grote bekken met gele ronde tanden. Hun bek is echt groot. Ik vind het wel mooi dat we hier wel een kwartier blijven liggen met de boot. Ik had het anders helemaal niet zo goed in me kunnen opnemen.

Als we terugvaren spettert de gids water naar een tak waar we onderdoor varen. Er laat zich een grote lizard van de tak afvallen die vervolgens naar de kant zwemt. Ik dacht eerst dat het een slang was en ik hoef niet meer zo nodig onder de takken door te varen. Je ziet hier heel veel lizards/hagedissen. Veel kleintjes, maar nu dus ook groten. Bij de lodge lopen ook een paar grote lizards van zo’n 30 centimeter lang met een dikke gele kop en geel gekleurde staart, het middenstuk is grijs/groen. Als ze niet rennen, maar zitten dan gaat hun kop en bovenlijf de hele tijd op en neer. Ik kan opschrikken van hun snelle schichtige rennen als ze plots voor je langs schieten, maar ben tot in tegenstelling tot slangen niet bang voor ze.

Terug bij de lodge, ons verblijf, hebben we nog een paar uur voordat de pick-up ons komt halen. Heerlijk om even vrij te zijn. Ik kies er zelf voor om van alles te ondernemen, maar wordt soms ook wel geleefd door alle gebeurtenissen. Ik rol van het een in het ander zonder even stil te staan.
Ik lees wat in The Bradt Travel Guide om me in te lezen in hoe het vervoer naar het Mole National Park geregeld is en wat er daar allemaal is. Pak een spiegel en probeer mijn haar wat in model te brengen en klooi met de digitale camera. De memorykaart gaf na 2 foto’s al aan vol te zijn, terwijl ik er dus net een nieuwe in had gedaan. Als het me uiteindelijk lukt om de kaart te formatteren, voel ik echt een last van me afglijden. Ik zat er behoorlijk mee dat ik bij de nijlpaarden niet zo veel foto’s kon maken en van alles langs de rivier. Ik moest mijn oude kaartje doornemen en twijfelfoto’s verwijderen om plek vrij te maken. Ik had zonder dat ik dat bewust had gevoeld een heel zwaar pak op mijn borst van het balen dat ik straks van de olifanten geen foto’s zou kunnen maken. Maar nu….ik heb weer alle ruimte op de fotokaart.

De tocht naar Wa gaat weer met veel gestuiter. In Wa regelen we met nog 2 Nederlandse meiden buskaartjes voor de reis naar Mole. Mole ligt halverwege Wa-Tamale. We betalen dezelfde prijs als de andere 2 meiden, ondanks dat zij naar Tamale gaan. Het maakt hier niet uit waar je onderweg uitstapt. Instappen kost gewoon 45.000 cedis, ongeacht hoe lang je meerijdt. Helaas zijn de gewone plekken al gereserveerd en zitten we weer op een tussenbankje, maar we zijn in ieder geval verzekerd van een plek in de bus.
We eten in een hotel en liggen vervolgens met z’n vieren op een kamer. Het is gezellig

13. Vrijdag 5 augustus

13. Vrijdag 5 augustus

Vroeg opstaan is gelukkig niet zo’n probleem voor mij. Ik word hier nog steeds elke morgen rond een uur of 4 à 5 wakker. Vandaag gaat de wekker echter om 3 uur. Een beetje erg vroeg, maar er gaat maar 1 bus van Tamale naar Wa en tja, die vertrekt ergens tussen 4 en 6 uur.
Sibon heeft de avond ervoor een taxi geregeld. Als Evelien en ik om 3:30 uur aan de kant van de weg staan komt er echter geen taxi opdagen. Sibon wordt uit bed getrommeld door zijn broertje en hij stapt op de brommer om de chauffeur wakker te maken en op te halen. Op het telefoontje reageert hij namelijk niet. Een chagrijnige uit zijn bed gesleurde taxichauffeur rijdt ons even later door de stad. De geiten die de hele dag door de straat zwerven, liggen allemaal her en der verspreid op straat te slapen en we rijden een mooie slalom.

Op een donker busstation staan veel mensen en het is even verwarrend. Waar staat onze bus, waar koop je kaartjes, is er überhaupt plek in de bus? Moeten we echt de man vertrouwen die zich voordoet als belangrijk en vertrouwen wil uitstralen? Je ziet amper gezichten. Het is zo donker. Witte ogen, witte tanden zien we en chaos om ons heen.
Om 4:30 zitten we in de bus op een klote plek. Men zei dat je geen kaartjes voor de bus kon reserveren, maar nu blijkt dat dat gisteren wel had gekund. Nu zijn alle stoelen bezet en mogen de mensen die geen kaartje hebben de bus vullen door op de opklapbankjes in het middenpad te gaan zitten, op de trappen samengeperst te staan of hangend in elkaars nek. Het opklapbankje heeft plek voor één persoon, maar iedereen moet er met z’n tweeën op. Na een uur al zo gezeten te hebben vertrekt de bus eindelijk.
De 6 uur durende busrit naar Wa is een crime. Afschuwelijk! Bijna 4 uur rijden we over een zandweg vol kuilen. Ik verwacht een lekke band met al die klappen die de bus maakt, maar dat blijft uit. Wel stuiteren we alle kanten op. Alhoewel naar links en rechts en voor en achter kan eigenlijk niet echt, want er zijn gigantisch veel mensen in deze bus. We schieten soms de lucht in en soms heeft dat een voordeel. Als je sneller zit dan de mensen om je heen, heb je misschien even een iets beter plekje.
In het begin dommel ik 2 keer een kwartiertje in slaap. Ik vind dat een beetje jammer en ben even later dan ook weer klaarwakker. Ik wil graag alles zien van Ghana. Later hoop ik echter dat ik weer in slaap kan vallen. Ik wil deze busreis niet bewust meemaken, het is veel te pijnlijk.

Maar wat heeft Ghana een schitterende natuur. Zoveel tinten groen die zo fris afsteken bij het oranje rode zand van de weg. Allemaal groene grassen. Soms velden met een enkel boompje en soms hele bossen. Ohh en van die grote bomen die in de kruin helemaal vertakken.
Er lopen mensen langs de kant van de weg met watervaten op hun hoofd en met emaille schalen waar allemaal takken en kleine boomstammetjes op liggen. Soms samengebonden met één onbenullig touwtje maar ook zonder touw. De takken worden blijkbaar op een kunstige manier in elkaar gehaakt en als een wonder in mijn ogen blijft dat ook nog eens op die hoofden zitten, terwijl ze door deze ruige natuur heen lopen.
Van waar naar waar lopen deze mensen? Hoeveel kilometers leggen ze zo af? Zoveel dorpjes zien we onderweg niet. Wat zou er allemaal verscholen liggen in de bossen? De dorpjes bestaan uit lemen huisjes met een dak van gedroogd gras. Mensen dragen aparte kleding; een westers shirt gecombineerd met een Ghanese lap als rok, in veel kledingstukken zitten grote gaten of zijn afgescheurd. Het is maar net welke kleding ze in handen kunnen krijgen.
Mensen zwaaien veel naar de bus. Er gaat elke dag maar één bus van Tamale naar Wa en één bus van Wa naar Tamale. Alleen een enkele rijke met 4WD en een enkel oud vrachtwagentje komt nog eens over de weg, maar verder niemand.
Onderweg zie ik mijn eerste aap in het wild. Ik zit voor in de bus en de man naast mij wijst me op wat bewegende vormen voor ons op de weg. Dat zijn apen. Zo gauw we dichter bij komen, verdwijnen ze in de bosjes langs de kant van de weg. Jammer, want nu heb ik ze niet echt gezien. Ik speur de berm af (Berm? Dit is absoluut niet te vergelijken met iets in Nederland) en zie er volgens mij eentje in een boom zitten. En ja! Super hoe ik hem kan bekijken. Hij heeft een oranje bruine vacht met wit. Ik ben in Afrika en ik zie eens wat anders dan al die geiten.

Aangekomen in Wa stap ik gebroken uit de bus. Mijn achterwerk is gekneusd. Ik ben rood van het zand dat door de openstaande raampjes de bus inwaaide. We lopen naar een taxi- en lorrystation een eind verderop. Ik zweet en het druppelt langs mijn benen en trekt vieze sporen door het rode zand dat op mijn benen zit. Ik loop in een rokje en mijn benen zijn gigantisch vies met zwarte vegen van de bus en die rode bagger. Hopelijk valt mijn blanke huid en blonde haar op en kijken ze alleen naar de bovenkant van mij. Ach, wat dan nog. Iedereen om mij heen is smerig.
We vinden een auto die naar Wechiau rijdt en kunnen mee. Het duurt zo’n anderhalf uur voordat de chauffeur zijn wagen vol heeft, maar dan is hij ook echt vol. De lorry, een soort pick-up met een frame op de bak gebouwd en 2 bankjes achter op de bak zit afgeladen vol. Op het dakzeil is een toren van tassen en stoelen vastgebonden en in de bak zitten ongelooflijk maar waar 20 volwassenen en 2 kinderen. 7 personen per bankje, op 2 kleine krukjes in het midden zitten nog 4 mensen en op de achterklap nog eens 2. Op het dak nog eens 2 jongens en op de voorbank 3 mannen. Maakt een totaal van 27 mensen. Ik moet denken aan die quiz uit de jaren 80 met al die recordpogingen.
De mensen hier hebben vast een ander lichaam. Dan moet haast wel. Hoe kan je anders zo zitten? Ik zit compleet met mijn benen in de knel. Een man ligt over mijn schoot en drukt zijn elleboog in mijn bovenbeen. Mijn arm kan ik alleen kwijt door hem aan de buitenkant van het frame te leggen. Wat een zware dag en dan te bedenken dat ik dezelfde weg ook nog eens terug moet afleggen.

Na ruim een uur stuiteren zijn we in Wechiau. Een behulpzame jongen die naast mij in de lorry zat leidt ons naar het Office Centre van Community Hippo Sanctuary. Hij wilde een penvriend in Nederland en vroeg mijn adres. Ergens kreeg ik de tip om mijn adres niet uit te delen. Mensen hebben twee adressen nodig bij de aanvraag van een visum en kunnen dan opgeven dat jij borg voor ze staat of zoiets. Hij mag best schrijven hoor en ik geef hem mijn mailadres. Hij probeert nog even om een echt adres te krijgen, maar helaas voor hem.
We regelen vervoer naar de lodge, ons onderkomen voor vannacht in dit natuurgebied en een gids om morgen mee op riviersafari te gaan in de hoop dat we nijlpaarden gaan zien. Terwijl de kantoorman een gids gaat zoeken in het dorpje ga ik buiten bellen staan blazen. Van alle kanten komen de kinderen op me af. Omstebeurten mogen ze zelf bellen blazen. Al die blijde koppies. En knap dat ze elkaar niet verdringen. Ik hoorde van andere vrijwilligers dat ze elkaar bijna afmaken als je bijvoorbeeld ballonnen uitdeelt, terwijl je zegt dat er echt voor iedereen een ballon is. Nu wijzen ze zelfs kinderen aan die nog niet aan de beurt zijn geweest.

Inmiddels is er een pick-up gevonden die ons naar de lodge brengt die hier nog 15 à 20 kilometer vandaan ligt en is er een gids opgetrommeld. De natuur die we vervolgens inrijden is ongelooflijk mooi. We zijn de enige twee personen in de achterbak en wijzen elkaar dat we naar links moeten kijken om wat moois te zien en dan weer naar rechts. We rijden langs huisjes in een compound. De mensen dragen hier echt hele versleten kleren en hebben gezichten die gekenmerkt zijn door het buitenleven. Af en toe zien we een veldje met maisplanten. Dat is het enige dat aan Nederland doet denken. De rest is Afrika zoals ik het van de televisie ken. En dan niet de droge Sahara-beelden maar al het groen en die oneindig grote vlaktes.
Ik weet nu wat mijn broertje bedoelde met de uitspraak ‘dit is nog echter dan op de televisie’ toen hij als klein jongetje pelikanen zag in een natuurpark. Toen moest ik lachen. Tuurlijk is dit echter, nu zitten ze toch echt voor je. Maar nu voel en beleef ik de echtheid, zo veel puurheid, de uitstraling is zo echt. Zo overweldigend groot en intens. Dat valt niet vast te leggen op film. Dit moet je ondergaan.

We komen bij de lodge. Een langgerecht stenen onderkomen met een soort veranda en verschillende kamertjes. Zo primitief en zo mooi. Alleen natuurlijk en onbewerkt materiaal is gebruikt. We mogen ook op het dak slapen als we willen. We willen wel graag, maar er komt misschien regen en dan krijgen we nooit alles zo snel weer binnen. Via een boomstam met inkepingen klim je naar boven en dat gaat niet zo snel. Bovendien hoe doen we dat met de mosquitoes. De bewoner en de gids geven aan dat ze wel wat kunnen maken. We twijfelen. Maar nee, we willen niet zoveel werk voor ze op de hals halen terwijl de regenkans aanwezig is.
We kunnen ons achter een stenen muurtje wassen met een emmer ruim gevuld met water. Luxe voor mij, want thuis hebben we watertekort. Douchen in de buitenlucht terwijl je als je op je tenen staat over een muurtje heen kan kijken en Afrika om je heen ziet. Deze twee uur maakt alles van de hele dag goed. Deze indrukken zijn so powerfull!

In de bus zat ik er echt even doorheen. Wat doe ik hier?! Ik had vanavond gewoon met vrienden naar het Dicky Woodstock-festival kunnen gaan, dat dit weekend gehouden word. Ik denk aan de verbroken relatie. Tranen komen in mijn ogen. Rauwe pijn over een situatie die is zoals hij is. Ach, ik ben moe en moet mezelf vermannen. Mijn toekomst komt er heel goed uit te zien, daar heb ik alle vertrouwen in. Sterker nog, het gaat nu toch al goed. Ik heb al zoveel goeds.
Ik mis mijn lieve vriendinnen. Even samen lachen en elkaar steunen, even niets moeten, niet jezelf groot hoeven houden. Gewoon even een knuffel krijgen en niet alleen maar de sterke vrouw zijn, volgens mij is dat wat ik mis. Even ruimte voor gevoelens die niet zo prettig voelen en wat steun daarbij. Ik ben ook overspoeld met allemaal nieuwe indrukken, ben moe en word nu door elkaar gegooid. De rek is er gewoon heel even uit. Is ook helemaal niet erg.
Dit was tot nu toe emotioneel gezien het eerste niet echt lekkere half uur. Maar het wordt met een harde klap door het gestuiter van de bus allemaal verdrongen door lichamelijke pijn.

Maar nu ben ik uit de bus en deze nacht slaap ik zo ver weg van de bewoonde wereld, zo in de vrije natuur, zo in de vrije wereld. Wat een wonderlijk iets dat ik op deze plek ben en wat geniet ik ervan!
Ik voel me ook wel trots. We hebben het gehaald om hier te komen en nog wel in één dag. Zelfs Ghanezen konden ons niet vertellen hoe het vervoer zou lopen en hoe Wechiau zou zijn. Het was te ver weg. En de meeste andere vrijwilligers gaan niet verder dan Mole.
Een lekker avontuurlijke dag die eindigt op een super mooie plek.