Category Archives: 14. Ghana 2005

8. Maandag 1 augustus – ‘s morgens

8. Maandag 1 augustus – ‘s morgens

Tegen de klok van 7 uur zit ik op de fiets op weg naar Habiba, de Ghanese contactdame van Vrijwillig Afrika.
Wel lachen hoor dat fietsen. Alhoewel, mijn zadel is te laag en staat al op de hoogste stand. Ik ben iets langer dan de gemiddelde Ghanees. De achterband is zacht. Akelig vals plat of gebruik ik nu de verkeerde wielerterm. Je ziet in ieder geval soms niet dat de weg omhoog gaat, maar je ziet het wel aan de kleur van mijn gezicht, heel rood. Het fietst zwaar als je moet klimmen en helemaal als je bovendien op de zandwegen de kuilen, stenen, los grind en plassen moet ontwijken. Dat alles in combinatie met de temperatuur maakt dat ik hier meer zweet dan tijdens een spinning-les in de sportschool. Soms lopen de tranen mij over de wangen door het rode stuifzand dat in mijn ogen komt.
Waarom schrijf ik dan ‘lachen’. Omdat alles om het fietsen heen mooi is! Kinderen roepen hello! Mensen fietsen stukjes met me mee, knopen een praatje met me aan en met verbazing kijk ik naar alle kraampjes langs de kant van de weg. Vandaag zag ik een kraam met tassen en complete koffersets.
Het lekkerste fruit koop ik langs de weg. Een ananas die ter plekke voor me wordt geschild en in stukken gesneden. Sinaasappels waar het kapje vanaf wordt gesneden en ik zuig al knijpend het sap eruit. Bananen, mango’s. Af en toe neem ik een van mijn vitaminetabletten, maar volgens mij is dat niet echt nodig.
Ik word toegeroepen vanaf de kant van de weg en al fietsend schreeuw ik terug. Ze lachen en vinden het mooi dat ik reageer. Helemaal als ze roepen obruni/blanke en ik reageer met obibini/zwarte of als ik ze in hun eigen taal, het Dagbani begroet.
Dasiba/goedemorgen, antiree/goedemiddag, aniwula/goedeavond, kawula /hoe gaat het, alafi/goed. Alles voorzien van lang gerekte eindklanken en beantwoord met een nasale Nnnaaa.

Ik heb deze fiets voor 4 weken gehuurd. Prijs 70.000 cedis, nog geen 7 euro en fiets nu met een tas vol speelgoed voor in mijn mandje in zo’n 20 minuten naar Habiba. In haar huis maak ik kennis met 4 andere Nederlandse vrijwilligers. Met 3 van deze meiden fiets ik naar het weeshuis. Er zijn 2 weeshuizen. 1 particulier, lees rijk. En 1 van de staat en arm. Wij gaan naar de laatste.
Ik ben nog geen 5 minuten binnen en heb al een baby in mijn armen gedrukt gekregen van madam Mary. Al zittend op een krukje bekijk ik de gang terwijl ik dit kleine meisje van 3 weken de fles geef. Alles gebeurd in deze gang. Elke vrijwilliger en een enkele lokale vrouw voedt een kind en een paar kinderen liggen op een mat op de grond. Na het voeden verschoon je het kind op een tafel in de gang. Wassen met een natte lap, talkpoeder op de billetjes en in de kast zoeken naar een rompertje of shirtje en broek dat een beetje past. Ik stuntel even met de luier, maar uiteindelijk kan ik haar netjes in haar bedje leggen.
De kamertjes zijn schoon. Er staan 3 ledikantjes op een kamer en er zijn mooie schilderingen op de muur aangebracht. Op een briefje boven het ledikant staat de naam van het kind. De iets oudere kinderen slapen met meer kinderen op een kamer.

De allerkleinsten blijven binnen, het is koud voor Ghanese begrippen. Duidelijk niet mijn maatstaf. De anderen gaan mee naar buiten waar oneerbiedig gezegd een buitenren is gemaakt. Op de plavuizen liggen een paar matten en wat speelgoed. De vrijwilligers hebben 1 speciale kamer in het huis met sleutel. Daar bewaren ze o.a. het speelgoed. Op deze manier kunnen ze de kinderen elke dag laten spelen, anders nemen namelijk de lokale mensen speelgoed mee naar huis voor hun eigen gezinnen.
Voordat ik echter in dit buitenverblijf zit word ik weggeplukt door een belangrijk uitziende vrouw. Ze heeft gehoord dat ik een teacher ben en morgen naar een school ga en dan beslis waar ik ga werken. Tegenover het weeshuis staat een schooltje bestaande uit 2 klassen. Of ik alsjeblieft met haar mee wil lopen naar het schooltje. Ik wil alles zien, dus ik loop mee, ondertussen proberend uit te leggen dat ik op een school van mijn organisatie ga kijken en waarschijnlijk ga werken. Ze wuift mijn woorden weg en ik word voorgesteld aan de 2 juffen. Ze verwelkomen mij alsof ik de expert ben. Ik probeer het wat af te zwakken. Ik was een onderwijs-assistent. Wel eentje die soms dagdelen de groep alleen draaiende hield, maar niet bevoegd daartoe. Ach laat ook maar. Ik zie wel wat er gaat gebeuren.
De kinderen zijn aan het spelen, maar het is inmiddels 9 uur en de school gaat beginnen. Ze worden bij elkaar geroepen en gaan in rijen in gelid staan. Ze bidden het Onze Vader, zingen het Ghanese volkslied met de hand op de borst, zingen nog wat andere liederen en lopen dan al marcherend naar de deur. Het wordt al snel een rommeltje en ik geniet van dit alles. Al die kinderen in schooluniform.
Ik moet mee met de oudste groep. De juf van de jongste groep zegt dat ik de kinderen veel te veel zal afleiden met mijn verschijning. De oudste groep gaat rekenen. Ieder krijgt een handvol steentjes en flessendoppen. Sommigen kunnen volgens mij nog niet tot 10 tellen maar moeten wel sommen maken van 34 + 52 die onder elkaar op het bord staan. Ze tellen wel 3 + 5 en 4 + 2 maar volgens mij gaat de inhoud totaal langs ze heen.
Ik maak me nuttig door potloden te slijpen. Erbarmelijk hoor, er is bijna geen materiaal. De schriftjes zijn vol en sommigen schrijven op een leitje. De potloden zijn kleine stompjes. Kinderen lopen naar de juf als ze denken klaar te zijn en een enkeling loopt naar mij. Even later loop ik ook door de klas en zit bij de kinderen om uit te leggen hoe ze moeten rekenen en hoe ze de cijfers moeten schrijven, velen schrijven in spiegelbeeld. Na 2 uur houd ik het voor gezien. Mocht de school van de organisatie mij niet bevallen dan ga ik hier naar toe. Sowieso kom ik terug met materiaal. Ik heb een sporttas vol lesmateriaal en een deel daarvan gaat zeker naar deze school.

Terug bij het weeshuis loop ik de buitenkamer in. Vrijwilligers zitten met kinderen op schoot en geven de zo belangrijke persoonlijke aandacht aan een kind. Ook herstellen ze kapotte kleding van de kinderen met naald en draad. Het is etenstijd en we gaan weer naar binnen. Het vrolijke mannetje Bubba dat ‘smorgens als een aapje om mijn nek hing, zit al bij een ander op schoot. Ik geef Abdul de fles. Hij is onrustig. Ik zing op een grote paddenstoel en in de maneschijn en hij wordt rustiger. Zijn hoofd ligt warm geplakt op mijn arm en plotseling spuugt hij zijn flesvoeding en meer dan dat eruit. Gods wat een sneu mannetje. Ik verschoon ons beide. Voordat ik hem de luier omdoe zet ik hem op een potje. Hij kan nog niet zelfstandig zitten. Hij wordt in een hoekje gezet zodat hij tegen de muur aan blijft hangen en ik de handen vrij heb voor een ander kind.
Ik weet trouwens niet of dit weeshuis wat voor mij is. Ondanks de luiers zijn de kinderen nat en als je ze op schoot hebt voel je de nattigheid door je eigen kleding heendringen. Ik ben niet bang voor wat plas, ontlasting en kots, maar werk dat voor de helft hieruit bestaat … ik weet het niet.
Abdul is nog steeds heel warm en ik ga met hem op mijn arm op zoek naar madam Mary. Ik vraag of hij getemperd kan worden. Ze deelt mijn bezorgdheid. Het komt door de doorkomende tandjes zegt ze en geeft hem een drankje. Ik leg hem in zijn ledikantje. Als ik wegloop begint hij te huilen. Ik ga bij zijn bedje zitten en zing Angels, mijn favoriete song. Ik zie zijn gezichtje ontspannen en zijn ademhaling wordt rustig.
Dag lief, I wish you all the best.

7. Zondag 31 juli

7. Zondag 31 juli

Tsjonge wat is het hier warm. Ik was me ‘s morgens met koud water, er is ook geen andere keus, maar na het afdrogen en aankleden loopt het zweet alweer over mijn rug. Als ik nu als tegenprestatie een bruin kleurtje zou krijgen, maar nee. Al 3 dagen hangt er een sluierbewolking in verband met het regenseizoen.
Mijn haar is nu echt een ramp en aangezien ik niet zie hoe ik dat moet wassen in een emmer vraag ik of Doris wil helpen. Ik zit op een krukje op de binnenplaats en zij wast mijn haar. Ze heeft er veel plezier in. Nadat ook de conditioner is uitgespoeld, kamt ze het een lange tijd. Volgens mij kamt ze mijn krullen eruit, maar oké laat maar. Wanneer heb je nu de kans dat je blonde haren in je handen houdt. Salomon die op de binnenplaats aan het koken is, neemt foto’s met mijn camera.

Net na de middag komt onverwachts de dominee langs met zijn lovely wife en their 5 lovely kids. Een heel jong en net gezin. Super verzorgd. Doris is ziek en kan niet naar de kerk. Ze had het over koorts, maar volgens mij is er meer. Maar dat hoor ik vast nog wel of misschien ook niet.
Ik beantwoord beleefd de vragen van de dominee en heb het jongste zoontje op mijn schoot. We kijken elkaar diep in de ogen. Wat zijn ze bruin. Hij legt een bruin knuistje in mijn nek. Kijkt me nog eens goed aan en begint dan toch door te krijgen dat hij bij een heel vreemd persoon op schoot is gezet. Zachtjes kreunt hij en strekt zijn armen uit naar zijn zussen. Voordat hij het echt op een huilen gaat zetten, geef ik hem over aan zijn zussen, gekleed in super mooie jurken.
De dominee gaat voor in gebed. Hij vraagt God of Hij bij Doris wil zijn en haar wil helpen bij het herstel van haar ziekte. Ook bidt hij lang voor mij. Hij bedankt God dat ik naar Ghana ben gekomen om de kinderen te helpen en vraagt Gods zegen voor mijn werk, mijn veiligheid bij het reizen en dat ik mij gelukkig mag voelen. Het ontroert mij. Los van of ik in een god geloof. Een vreemde die met zorg, stil staat bij mijn doen en laten.

Gisteren had ik voorzichtig contact met de verlegen Samantha van 15 jaar gezocht. We zitten nu met z’n drieën in de kamer. Zusje Eddena is er ook bij en nu is ze wat vrijer. Ik geef haar een potje nagellak. Af en toe vraag ik haar wat, terwijl ik ook zit te schrijven. Ze kijkt televisie. Op een gegeven moment is zij het die contact zoekt. Ze wijst me op gebeurtenissen op de televisie; een kerkdienst en de Ghanese nieuwsuitzending. Helaas versta ik haar slecht. De mensen praten hier dan wel Engels, maar sommigen hebben wel een sterk Ghanees dialect daarbij.

’s Middags loop ik naar het internetcafé. Ik heb geluk, het zit op de hoek van de straat. Helaas krijg ik geen verbinding. Ik mag even later in het kantoor van de chief zitten en achter zijn computer werken. Kantoor, lees als container met schrootjes aan de binnenkant en een stukje zeil op de grond. Dan nog duurt het heel lang voordat ik alle beveiligingen en storingen kan pareren, maar uiteindelijk na 3 uur heb ik een stukje tekst op mijn webspace kunnen plaatsen. En wat fijn. Er staan reacties van vrienden in mijn gastenboek.
Eddena zit het laatste kwartier bij mij op schoot. Habiba kwam langs en nam haar mee. Als we even later samen weer naar huis lopen voel ik me zo vrij. Ik glimlach veel, heb makkelijk contact met de familie en de andere mensen die ik ontmoet.

Alleen met de musquito’s is het contact wat minder. Maar dat is mijn kant van het verhaal. Zij vinden mij wel oké. Ze hebben mij lek geprikt, ondanks de speciale muggenmelk met deet en het slapen onder een klamboe. Waarschijnlijk is het  ‘s nachts gebeurd toen ik naar de wc ging. Nu maar hopen dat de malariatabletten hun werk goed doen. Heb hier al rare verhalen gehoord over dat er regelmatig mensen goed ziek worden en zelfs reizen moeten afbreken om in Nederland verpleegd te worden. Ik beloof hierbij trouwens dat ik nooit meer zal klagen als ik een mug hoor zoemen. In Nederland kondigt een mug zich tenminste nog aan voor een eerlijke strijd.
Ik kan nu uitgebreid gaan beschrijven hoe irritant de jeuk aanvoelt en hoe moeilijk het is om niet te gaan krabben, maar weet dat het over een week voorbij is en dat ik het dus ‘gewoon’ moet uitzitten.
Niet klagen maar dragen en bidden om kracht …

6. Zaterdag 30 juli

6. Zaterdag 30 juli

Om 4.00 uur word ik wakker gezongen door een islamitische omroeper. Ik ga naar de wc die weer niet doorspoelt. Gelukkig heb ik mijn eigen toiletpapier meegenomen, zodat ik geen van de kranten hoef te gebruiken die hier klaarliggen, en probeer weer verder te slapen. Ik moet zorgen dat ik even mijn rust pak na die intensieve dagen.

Deze ochtend krijg ik te horen hoe de wc werkt. Je haalt met een emmer, water uit de container buiten en giet dat in de stortbak. Dan haal je weer een emmer water en kan je jezelf wassen. Mooi gekleed in rok en roze hemdje kom ik het huis weer in. De kleding wordt goedgekeurd, alhoewel mijn rok volgens mij net iets te kort is. Als ik sta is er geen probleem, maar als ik zit zie je een stukje knie. Ik merk dat het eigenlijk ongepast is doordat ik Sibons blikken voel rusten op mijn knieën. Ik vind het wel humor, maar probeer toch zo te zitten dat er een stukje stof over mijn knieën valt. Eddena speelt met de bellenblazer en ik leg Sibon het rummicubspel uit dat we vervolgens gelijk spelen. Het regent en dit is een mooi tijdverdrijf voor de ochtend. Eddena zoekt mij geregeld even op en kwebbelt aan een stuk door. Ze is nog maar 5 jaar, maar praat al net zoals de Afrikaanse vrouwen in een Amerikaanse talkshow. Met veel intonatie en grootse armgebaren.

Op de inmiddels gehuurde fiets, kosten 7 euro voor een maand, fiets ik ‘s middags over de rode zandwegen. Ik word gadegeslagen door iedereen die voor het huis zit en de mensen die bij de vele kraampjes rondhangen. Met één hand stuur ik om de grote gaten in de weg heen en met de ander probeer ik mijn rok in bedwang te houden. Een obroni met blote knieën en blond lang haar. Volgens mij ben ik de attractie van de dag.
We fietsen naar Habiba. De Ghanese contactdame van Vrijwillig Afrika. Sibon gidst mij door het centrum heen. Het is goed opletten met taxi’s die denken dat de hele weg van hen is en brommertjes die langs scheuren. Ik spreek met Habiba af dat ik 3 weken bij dit gezin woon. Wil ik langer blijven dan is dat altijd mogelijk. Omdat ik zo plotseling uit Nederland vertrokken ben, heb ik mij amper georiënteerd op Ghana en nog geen reisplan uitgestippeld. Ik zie het allemaal wel. Ik wil niet teveel plannen. Zo hoorde ik bijvoorbeeld van Habiba dat een Nederlands meisje al had gevraagd of ik misschien met haar nog zou willen rondreizen. Zij wilde liever niet alleen reizen. Zij was nog niet bij het Mole natuurreservaat geweest en misschien konden we daar samen volgend weekend naar toe. Wie weet. Maandag ga ik eerst een dag kijken in een weeshuis en dinsdag loop ik een dag mee op de school waar Evelien, dat Nederlandse meisje werkt. Daarna beslis ik waar ik deze 3 weken zal gaan werken.

Sibon heeft mij de hele dag begeleid en heeft al geregeld door laten schemeren dat hij mij vanavond graag mee neemt naar de kroeg. Ik heb vanmiddag gezien dat er een internetcafé in deze straat is en zou graag mijn webspace bijwerken. Maar ach, dat kan morgen ook wel. Niemand weet nog dat ik veilig geland ben in Ghana, maar ik hoop dat ze leven bij het gezegde ‘geen bericht is goed bericht’.
Ik vraag of we op de fiets of op zijn brommer gaan. Ik hoorde hem vanmiddag volgens mij al een beetje mopperen op de fiets en hij was al aan het polsen of ik op de brommer durfde. We gaan dus op de brommer. Ik zal straks mijn rokje even omwisselen voor een broek i.v.m. de avondmuggen en malaria en kijken of ik dat bosje droge touw op mijn hoofd in model krijg.

Ik heb geen idee wat ik me hier bij een kroeg of club moet voorstellen. We rijden naar het centrum. Ik zit te glimlachen. Hier rijd ik dan. In het donker door Afrika. Achter op een brommer op een rode zandweg. Eerst gaan we naar Gidipass. Een soort bar op een dakterras. Het is leuk om met Sibon te praten. Hij was de beste student van zijn school vertelt hij mij en hij werkt op een kantoor waarvoor hij ook workshops verzorgt. Hij zegt het fijn te vinden dat hij met mij van gedachten kan wisselen. Veel van zijn leeftijdsgenoten, hij is 27, vinden hem soms raar. Zij praten alleen oppervlakkig over de alledaagse dingen. Hij denkt veel en heeft vaak contact met oudere mannen. Hij snijdt ook wel een leuk onderwerp aan. ‘In welke taal denk jij?’ In het Nederlands. Weet je dat zeker? En als je dan doof bent en je hebt nooit een taal gehoord, kan je dan niet denken?

Als we later via de trap het dakterras verlaten zie ik een hele grote groep jongeren, voornamelijk mannen­­ op het pleintje staan bij de muziek. Ze dragen grote wijde shirts en broeken en dansen in een stijl die ik herken van MTV en niet gangbaar in de polder. We rijden nu naar een ‘discotheek’. Er staan niet veel mensen en ik vind de muziek, HipLife een mix van HipHop en Hi-Life de lokale Ghanese muziek, niet echt denderend. Sibon danst super. Wat zijn ze hier toch elastisch.
Ik baal ervan dat ze geen barkrukken hebben. En ik baal ervan dat ik mijn spijkerbroek niet mee heb genomen. Het werd me in Nederland afgeraden. Te warm. Maar ik voel me nu lichtelijk ongelukkig in mijn sexy reisbroek met afritspijpen. Ik had hetzelfde al in Peru. De volgende keer, het maakt niet uit waar ik naar toe ga, gaat mijn spijkerbroek mee. En misschien zelfs nog wel mijn laarzen.
De meiden in de discotheek zijn verschillend gekleed; behoudend met hoofddoek, hoerig en een groot deel naar Westerse maatstaven. Ik neem me voor deze week hier op zoek te gaan naar een spijkerbroek. Ik vind het zoeken van een goede broek altijd een ramp, maar mijn ronde vormen zijn hier gelijk aan de meeste Ghanese vrouwen. Dus wie weet slaag ik wel.
Sibon danst maar mooi door. Ik ga wel met de barman kletsen. Ik krijg veel aanspraak. Ik lach om de grote verhalen en ouwehoer gezellig mee. Af en toe komt Sibon even checken of alles goed gaat. Ik voel me goed. Heerlijk om me zo vrij te voelen.

Na een paar uur heb ik wel gehad in deze ondergrondse. Het kost me echter moeite Sibon uit dit hete hok te krijgen. Gezegd hebbende dat ik dan wel alleen zie thuis te komen en weg loop, doet hem achter mij aan rennen. Buiten gekomen zie ik dat alleen mijn weg naar huis vinden ook geen optie was geweest. Spannend straatbeeld met groepjes mannen om brandende olievaten en verder amper verlichting.
Lachend staan we bij de brommer. Het is inmiddels 1.30 uur en aangezien we om 21.00 uur op pad gingen, is het ook wel mooi zo.
Mijn eerste volledige dag in Tamale.

5. Vrijdag 29 juli

5. Vrijdag 29 juli

Ik dacht dat ik vroeg wakker was om 4.45 uur, maar zo te horen is er al volop leven in de stad. Onder andere van zo’n islamitische omroeper. Fauzia en familie zijn moslims en de vrouwen wisselden ‘s middags regelmatig van kleding om vervolgens knielend op een matje te gaan bidden.

Ik word door Fauzia en Issah naar het busstation begeleid en liefdevol uitgezwaaid. De bus is luxe en de 12 uur durende reis is goed te doen. In de bus worden films vertoond en buiten is er ook genoeg te zien. Een paar keer houden we een korte pauze bij een tankstation. Bij het zien van de wc’s zit je liever op je hurken aan de kant van de weg en de aasgieren met hun smerige lange halzen plunderend in het afval ontnemen je voor even de eetlust.
Een jongen werpt zich op als mijn vriend en zorgt dat ik ’s middags bij een warme maaltijd kan aanschuiven in een wegrestaurantje. Zie een hutje van planken voor je met houten bankjes en tafels en ik met 3 mannen om één pan. Je pakt met je hand wat rijst van je bord en doopt dat in de pan met saus en vist er af en toe nog eens wat groente en vlees uit. Rare gewaarwording, maar wel lekker na een ontbijt van volkorenkoekjes en een lunch van volkorenkoekjes en banaan.
Soms staan we stil met de bus en waar ze vandaan komen, geen idee, maar de bus is dan gelijk omsingeld door vrouwen met schalen fruit en groente op het hoofd. Ik wil wel graag een banaan. 5.000 cedis, dat klinkt duur. Na even rekenen kom ik op ongeveer 50 eurocent. Prima. Maar wat blijkt. Ik krijg de hele stam met bananen, zo’n 20 stuks. Ik deel met mijn buren. Het zijn heerlijke bananen. Als je een zakje haribo-banaantjes opentrekt ruikt dat zo overdreven naar banaan, maar nu is de geur echt van een echte banaan. De smaak is ook zo veel meer puur dan de bananen in Nederland.

Aangekomen in Tamale ben ik nog niet uitgestapt of er komt alweer een nieuwe vriend aanlopen. Ik merk dat ik lichtelijk geïrriteerd raak. Nee, ik hoef geen taxi. Nee, ik hoef niet door jou naar het natuurpark Mole te worden gebracht. Nee, ik hoef geen hotel.
‘Lazer op!’ denk ik, maar ik blijf vriendelijk. Volgens mij bedoelt hij het echt wel goed en ben ik te achterdochtig en te op mijzelf.
Habiba, de contactdame haalt me op en 3 jongens lopen met mijn bagage. Ik wil het zelf dragen, maar daar is geen sprake van. De vriend uit de bus en de nieuwe vriend van het busstation willen geen fooi. ‘We are friends’ en ze hopen dat ze mij de komende tijd nog eens zien. Ik zie wel hoe het loopt. Ik weet even niet zo goed wat ik met al die vriendelijke mensen aan moet. Hoe ik dat moet interpreteren.

Als ik bij het gastgezin in huis kom denk ik even ‘Jezus, wat doe ik hier in deze stad die zo compleet anders is dan al onze steden. Wat doe ik bij deze mensen’.
Gelukkig kan ik mijn kamer, het huis, de familie snel een beetje voor mijzelf in kaart brengen en heb ik weer overzicht. Doris, de gastvrouw en ik wisselen een paar woorden uit. Ze wil dat ik me hier thuis voel. Ik moet me gedragen alsof dit mijn tweede huis is. Ook de kinderen reageren hartelijk. Dochter Francisca, zoon Sibon, dochter Samantha, zoon Salomon en dochter Eddena. Morgen zal ik kijken of ik geschikte cadeaus voor hen in mijn tas heb. Ik denk aan de bellenblazer voor het jongste meisje en een rummicubspel voor het hele gezin. Ik zal het morgen eens bekijken, maar nu ga ik slapen.
Ik heb me net gewassen met water uit een emmer, de douche werkt niet en verlang naar een nacht met wat meer slaap dan de afgelopen twee nachten.

4. Donderdag 28 juli – ‘s middags

4. Donderdag 28 juli – ‘s middags

Later op de dag zit ik samen met de broer van Fauzia op een bankje voor hun familiehuis. Ik vraag hem naar zijn dromen. We hebben een mooi gesprek. Schitterend hoe je in een onbekend werelddeel, een onbekend land met een onbekend iemand zo over het leven kan praten. Blijdschap en rust voel ik in me.
Toen ik net naast hem zat ging zijn mobiele telefoon (net zo populair in Accra als in Nederland). Zo intens als ik alles deze dag beleef, zo intens voel ik ook ineens de pijn. Zijn ringtoon. Het liedje van Jeroen en mij. ‘Everything I do I do it for you’ van Brian Adams. Net 5 minuten daarvoor heb ik de vraag van Fauzia beantwoord of ik een vriend heb en heb ik verteld dat hij de relatie na 12 jaar verbroken heeft en ik nu een jaar alleen ben. Met mijn hart op de tong zeg ik dat dit ons liedje was en geneer me voor de opkomende tranen. Fauzia glimlacht me toe en door mijn tranen heen glimlach ik terug. Het is goed. Ik voel me rustig. Pijn om het gemis en tegelijkertijd zien dat ik nu een ander soort ruimte heb, waardoor ik nu bijvoorbeeld hier in Ghana kan zijn.

Ik voel me welkom in Ghana. Het ontvangst is hartelijk. Trots loopt Fauzia met mij over de markt waar ik een ananas koop en een cadeau voor de familie. 2 zakken rijst die in verhouding met de andere producten hier erg duur zijn. Ik zie etenswaren in de kramen die ik niet ken. Ik vraag veel en probeer de antwoorden samen met mijn eerst geleerde woordjes in Dagbani, de taal die men in Tamale spreekt en waar Fauzia oorspronkelijk vandaan komt, te onthouden. Fauzia woont samen met haar familie; broers, zusjes, nichtjes, tantes in een groot huis met achterplaats. De woonkamer is een grote kale kille ruimte. Alles is van steen. Er staan 6 stoelen, 1 bank, 1 salontafel en een televisie op een onderstel. De kamer wordt nog enigszins opgesierd door schilderijen. Gemaakt door één van haar broers en die erg mooi zijn.
De zusjes en nichtjes hangen voor de televisie en volgen Afrikaanse soapseries. Engels is de voertaal hier en alles is goed te volgen. Onderling praten de meiden een andere taal. Er zijn iets van 24 talen in Ghana. Ze kijken de kat uit de boom. Maar het blijven meiden en het gesprek komt op gang met de vraag wat de lievelingskleur is in Nederland voor kleding. Ik zeg dat de kleur roze erg populair is en oranje de nationale kleur. Dat laatste klinkt ze bekend in de oren. Een andere Nederlander had het daar ook over.
Eén van de nichten lakt haar nagels en bekijkt mijn nagellak. Ze is lekker aan het tutten en ik zeg dat ze mijn nagels ook wel over mag lakken. Na 3 nagels is ze niet tevreden. De meiden staan er op dat ik naar de specialist wordt gebracht. We gaan de straat op en ik word een keet van 1,5 bij 3 meter ingetrokken. Een vrouw met krullers in haar haar is hier de schoonheidsspecialiste. Zo professioneel mogelijk lakt ze mijn nagels, terwijl een groepje vrouwen het nauwlettend volgt in deze erg warme keet.

’s Middags had ik kenkey gegeten. Een soort deegbal. Met je vingers pluk je stukjes los en doopt dat vervolgens in een ander bord waar een blikje tonijn in saus op is leeggemaakt. Het smaakte prima. En het met je hand eten viel reuze mee. ’s Avonds eet ik rijst met vis en een soort pure tomatensaus, nadat ik heb gekeken hoe de vrouwen op de achterplaats aan het koken waren. Ze doen het handig op die kooltjes. Ik zie technieken die ik moet onthouden voor de bbq.
We lachen veel met elkaar. De moeder van Fauzia is blij met mijn geschenk. De nichten en zussen bewonderen mijn blonde haar. De broers vinden het mooi dat ik interesse toon in hun cultuur en na 1 dag al een aantal woorden in hun traditionele taal kan spreken. Ze wensen me allemaal veel plezier in Tamale en hopen dat ik de laatste week weer bij hen langs kom. Fauzia en haar broer Issah willen me graag de omgeving laten zien. Dat klinkt goed. Ik krijg telefoonnummers en zal bellen als ik in september weer naar Accra reis.

3. Donderdag 28 juli – ‘s morgens

3. Donderdag 28 juli – ‘s morgens

Ongelooflijk, wat een eerste dag. Ik heb zoveel nieuwe dingen gezien. Zoveel mensen gesproken. Zoveel meegemaakt. Vanmorgen werd ik door Fauzia opgehaald en zijn we met een taxi naar een centrum gereden. Geen idee of ik in het echte centrum geweest ben. Ik heb heel veel van de stad gezien, maar geen enkele winkel of restaurant dat een beetje leek op dat bij ons. Ik hoorde mensen zo pochen over Accra. Maar alles wat ik gezien heb, was geen bijstere luxe.

Ik heb een deel van mijn euro’s gewisseld voor cedis. De koers is ongeveer 10.500 cedis = 1 euro. Ik betaal de hulp van Fauzia en mijn gastgezin in Tamale in euro’s. Volgens Fauzia is 250 euro genoeg om weken mee rond te komen inclusief hotel, een busrit van een dag en dergelijke. Ik ben nu dus een Ghanese miljonair in cedis.
Vervolgens lopen we rond over straat en stappen even later in een trotro. Fauzia vraagt voorzichtig of ik daar wel in wil zitten. Ik wil vast in een taxi rondgereden worden. Maar het maakt mij niet uit. In een taxibusje dat in Nederland nooit door welke keuring dan ook zou komen, rij ik nu door de drukke straten. Opeen geklemd tussen 10 Afrikanen. En man, wat zijn ze zwart. Niet dat echte zwarte, maar wel diep donker bruin. Stom genoeg let ik terwijl ik achter iemand zit op de achterkant van zijn oorschelp. Alsof ik een nep zwarte piet wil ontmaskeren. Het wit van hun ogen lijkt soms gelig. Ik weet niet of dat komt door het grote contrast met hun huidskleur of dat het echt geler is dan bij blanken. Wie weet heeft het missen van een voedingsstof ermee te maken.
Ik had het eerst helemaal niet door. Zo druk was ik met om me heen kijken, maar er staat een vrouw in het busje te prediken. Zou ze een soort soldaat van het Leger des Heils zijn? Maar het lijkt dat de mensen behalve dat ze geld geven ook echt luisteren. De helft van de mensen buigt tenminste hun hoofd als ze voorgaat in gebed en vouwt hun handen. We stappen uit en lopen naar een ‘busstation’. Hier kopen we een buskaart voor mij. Morgen reis ik naar het noorden van Ghana, naar Tamale.

Wat ben ik blij met de hulp van Fauzia. Dit lijkt totaal niet op een stad met overzichtelijke straten. Ik had het hier nooit gevonden. Dit busstation ligt ook weer ergens achter verstopt. Hier zie ik een enkele blanke en als ik goed oplet ook op straat. Maar ik blijk nog speciaal genoeg te zijn om nageroepen te worden. Vrouwen en kinderen noemen me obruni. Het betekend blanke, gezegd met een glimlach. Fauzia vertaalt de vele complimenten die ik krijg. De mannen komen beleefd over zonder opdringerig te doen.
Als ik over de markt loop, raakt een enkel kind mijn arm aan en wrijft even over mijn huid. Ik word overspoeld door alles wat ik om me heen zie. Alles wil ik opslaan. De vrouwen met hun emaille schalen op het hoofd. Vol met crackers, fruit, waterzakjes, eieren, douche artikelen. De vrouwen met een soort glazen kistjes op het hoofd waar oliebollen in zitten. De stalletjes waar schoenen allemaal met een wasknijper aan lange stukken touw onder elkaar hangen. Echt alles wordt verkocht aan de rand van de straat. Een rij schoenenverkopers. Een rij verkopers met auto-onderdelen. Een rij zonnebrillenkramen. Kramen is eigenlijk een veel te groot woord. Een rij tv- en radioverkopers. Vlaggen, eten en drinken. Kleding waarbij de verkoper de witte shirts volgens mij nachts moet wassen wil hij ze weer op een hangertje te koop kunnen aanbieden. Soms is de straat geasfalteerd. Soms bestaat de straat uit rood zand. Grote gaten met water en afval scheiden de straat van de stoep. Ik kijk rond en verwonder me over wat ik zie. Het straatbeeld. De drukte. De gezichten van de mensen die glimlachen.

Ik ben blij met de aanwezigheid van Fauzia. Soms lopen we even hand in hand. Ze zegt zo te genieten van het met mij hier rond te lopen. Ik voel me ook goed bij haar op mijn gemak. Zo puur hoe contact soms aanvoelt. Ik voel me goed en ik geloof haar woorden ook. Oke, ze krijgt betaald voor haar hulp aan mij, maar haar warmte krijg ik gratis. Ze is 24 jaar. Heeft haar studie afgerond en doet de catering op een school. Ze wil graag geld verdienen en een ticket kopen om naar Nederland te vliegen. Ze vraagt of er in Nederland werk is voor haar. Ik vertel dat Nederland een land is met veel regels. Ze kan misschien werk vinden, maar geld sparen zal er niet bij zijn. De basisbehoeften zoals een woning en eten en de regelgeving rondom belastingen maken dat ze moet werken om in Nederland te kunnen leven. Geld overhouden, zie ik niet zo rooskleurig als dat zij dat hoopt. Plus hoe betaal je je vliegticket. Ze hoopt dat als ze mensen uit Nederland helpt, zij het ticket willen betalen en anders leggen familie, vrienden en kennissen geld bij elkaar. Er is een soort lijst. Iedereen spaart voor iedereen totdat het jouw beurt is om je kansen te beproeven in een land buiten Afrika. Bijna schaam ik me voor mijn geld. En dan ben ik maar blij met de grote hoeveelheid kansen die ik in Nederland krijg om deels te kunnen kiezen hoe zo’n leven ik leid.

2. Donderdag 28 juli – ‘s nachts

2. Donderdag 28 juli – ‘s nachts

Een beetje sprakeloos zit ik op mijn bed. Het is 2.15 uur Nederlandse tijd (00.15 Ghana) en ik ben in Afrika. Het is donker. Ik heb niet veel gezien. Wat ik wel zag was een nette luchthaven. Een grote brede geasfalteerde weg die Accra inloopt en vervolgens een wijk waarbij ik me niet echt op mijn gemak voel. Ik denk dat ik voor Afrikaanse begrippen een schone kamer heb, maar het komt op mij over als een hok. Buiten de luchthaven stond een meisje mij op te wachten. Ik was blijer dan ik had verwacht toen ik mijn naam op haar papier zag staan. Zij regelde een taxi en dit hotel New Haven en verbood mij mijn portemonnee te voorschijn te halen. Zij onderhandelt met mensen en spaart mij een hoop geld uit. Morgenvroeg haalt ze mij op en gaan we een buskaartje regelen voor mijn tocht vrijdag naar Tamale. Ik heb wel 3 keer naar haar naam moeten vragen, maar nu heb ik een ezelsbruggetje. Ik denk aan de beer met zijn mislukte grappen uit de Muppets, Fozzie. Zij heet Fauzia.
En wat ben ik nu blij met deze lieve Fauzia. Het is niet niets om midden in de nacht in donker Afrika aan te komen, kom ik achter.

Ondanks de betrekkelijke rust op de vluchthaven dendert er toch van alles over me heen. Ook de kalmheid tijdens de hele reis heeft energie gekost. Eerst Schiphol met de late chauffeur die een passagierslijst heeft waar ik niet op sta. De douane in Düsseldorf verloopt goed, behalve dan dat ik een schaartje in mijn handbagage had zitten en nu kwijt ben. Ik moest hem in een bak gooien en zag dat ik duidelijk niet de eerste was die vergeten was de schaar in de grote bagagetassen te stoppen. Vlak voordat ik wil instappen wordt mijn ticket in beslag genomen. ‘Zijn er problemen?’ ‘Nee, u krijgt zo een nieuw ticket. Andere mensen willen op uw stoel zitten’. ‘O’.
In het vliegtuig is ruimte voor 150 mensen en het is één grote stoelendans. Ghanese families willen bij elkaar zitten. De stewards staan letterlijk met hun handen in het haar. Heel wat later dan gepland taxiet het vliegtuig naar de startbaan. De mensen voelen nu pas een lichtelijk druk dat ze inderdaad eens moeten gaan zitten en hun bagage met rust moeten laten. Tijdens de vlucht hoor ik dat ze allemaal zoveel bagage mee hebben genomen dat een deel van de koffers is overgepakt naar een vliegtuig van de KLM dat morgen in Accra landt. Benieuwd of ik vannacht mijn spullen nog in handen krijg. Ook maken we een ongeplande stop op Mallorca om te tanken. Uiteindelijk duurde de vlucht 7,5 uur.

Ik wil mijn lakenzak uit de rugtas halen en draai het cijferslot op de goede combinatie. Helaas, het slot blijft dicht. Nog een tijd proberen, maar nee. Het geeft niets mee. Ik haal intussen mijn vingers open omdat ik denk het met brute kracht te kunnen oplossen, maar de slotjes zijn toch sterker dan verwacht. Gelukkig ook maar. Ik denk aan hoe dat rekensommetje ging. Hoeveel combinaties heb je met 3 cijfers 10x10x10…. eerst maar weer op de code die ik dacht aangebracht te hebben. Nu maar hopen dat ik vanmorgen 1 cijfer niet helemaal goed heb ingesteld. Ik heb geluk. Na een kleine 10 pogingen schiet het slot open.
Ik pak mijn lakenzak. Leg kleding klaar voor morgen en zal nu eens kijken of ik hier kan slapen.
Ik vind het allemaal nog erg vreemd. Ik blijf liever zo zitten schrijven. Maar ben ook wel moe. Zal me proberen over te geven aan deze nieuwe situatie.
Welterusten.

1. Woensdag 27 juli

1. Woensdag 27 juli

1 juli 2005. Deze maand zou ik in Afrika zitten zei ik het jaar daarvoor na terugkomst uit Zuid Amerika. Ik heb echter nog niets geregeld. 27 juli 2005. Ik zit in de bus op weg naar het vliegveld in Düsseldorf. Bestemming Ghana.
In de 6 weken die volgen heb ik mijn schrijfblok volgeschreven.

Ik zit in de bus. En dat is al heel wat. Ik sta namelijk niet op de passagierslijst en rij nu van Schiphol naar Düsseldorf. Uiterlijk een half uur voor vertrek moest je instappen. En daar stond ik braaf, ruim voor de afgesproken tijd bij een onbemande balie van Ghana Airways. Het is inmiddels 10.30 uur en ik zou nu in de bus moeten zitten. Elke donkere man bekijk ik. Zou dat de chauffeur zijn? Andersom wordt er trouwens net zoveel bekeken. Maar dan na een hele tijd vriendelijk glimlachen, komt er eindelijk een blanke chauffeur aan met groot walrus-gehalte. Hij pakt de passagierslijst en ik zeg mijn naam. Of hij leest niet zo snel, of ik sta er niet op. Ik kijk over zijn schouder mee op het papier en nee, geen Zweers. Gelukkig zie ik dat hij niet in de stress schiet en ik dus ook niet. Ik wissel een paar woorden met een mede-passagier. Ze zegt wat ben je kalm. Je staat hier alleen. De chauffeur komt eerst niet opdagen en dan sta je ook nog eens niet op de lijst. Ik blijf dapper neuriën. Dat is mijn geheim.
Ik betrapte mezelf erop en kwam erachter dat ik al hele symfonieën had gecomponeerd. Ik schiet in de lach. Het woord symfonie doet me denken aan Jan Smit en de Zwarte Cross waar dat nummer de hele dag te horen was. Al zingend loop ik nu in de regen naar de bus. ‘Als de nacht verdwijnt en de zon weer schijnt – als ik jou zo zie klinkt een symfonie – en je weet hoeveel ik van je hou – heel mijn hart staat open voor jou’.
En op dat moment mis ik even een man. Nu sta ik in de stromende regen naast mijn tassen die in de laadruimte moeten worden getild. Anders was ik de bus ingesprongen en had ik mijn kapsel kunnen redden. Nu sta ik te wachten totdat ik ze zelf één voor één een veilig plekje geef.
De bus vertrekt een half uur later dan gepland, nadat de chauffeur, zo’n stadse gast met goede babbel, mopperend rondloopt en tot de conclusie komt dat de hele lijst niet klopt. De bus zit vol Ghanezen en ik hoop dat ze niet allemaal Nederlands verstaan.
O shit, ik ben nog maar net op reis. Zit zelfs nog in Nederland en heb mijn eerste blad al volgeschreven ……