Love Letters

Love Letters

‘Vliegtuigje met wapperend lint dan?’
‘Die wil ik wel voor je vouwen’, ontvang ik als antwoord in een app, inclusief een kussende smiley met hartje. Mijn Lief reed zojuist toeterend over de A6 voor mijn werk langs. Ik opper via de app ‘Volgende keer grote rode hartjesballonnen aan de Dodge graag.’ ‘Ehh nee’. ‘Rode rozen op kantoor?’ ‘Moet je ze zelf halen.’ Oké, mijn Lief is qua romantisch initiatief geen hoogvlieger, maar zijn laatste app laat mij verliefd naar het beeldscherm van mijn telefoon glimlachen.

Communiceren via de app vind ik soms moeilijk. Ik mis het non verbale. De smileys, welke ik dan kinderachtig vind, ondervangen wel iets, maar daar kan je als oudere jongere toch ook niet onbeperkt mee strooien?
Plus de ander kan wel een lachende smiley achter zijn of haar bericht plaatsen, maar wat stralen haar ogen uit. Staan ze op standje vilein en is het sarcasme? Of hangen haar schouders, missen haar heldere kijkers glans en probeert ze misschien ook maar een beetje te voldoen aan hoe de buitenwereld je het liefst ziet.
Woorden zijn niet altijd toereikend voor de waarheid.

Ik schuif de la open en pak het dikke schrift eruit. Er zit een breed gouden elastiek om heen en het lint tussen de pagina’s geeft aan dat ik bij de laatste bladzijden ben. Ik doe mijn best om mijn zintuigen mee te laten schrijven als ik de dagboeken van Eva Luna vol pen en beplak met entreetickets en kleine souvenirsbriefjes.

Ik vind het belangrijk dat schrijven. Dat vastleggen van jouw plezier, gewoontes en belevingen. Al zal je wel degelijk emoties opslaan, je zal een groot deel van je kindertijd vergeten. Ik vind het zo jammer als je dit kwijt raakt. Ik wil je het geven als cadeau voor later. Ik schrijf om stil te staan bij de momenten in jouw leven. Ik wil jouw leven bewust aandacht geven. Misschien wil ik wel dat je later kan lezen hoe ik je lief had. Wil ik hiermee mijn armen om je heen slaan voor als ik er niet meer ben.

Woorden. Je kan alles typen en schrijven, maar hoe krijgen ze hun waarde. Ik denk als je jezelf meegeeft aan de letters. Zo geniet ik van mijn kattebelletjes. Kleine handgeschreven briefjes gekregen van mijn beide schatten. Ik voel hun liefde verstopt in de uniek handgeschreven letters. Alleen zó worden het: Love Letters.

Zelfrespect

Zelfrespect

Pijnlijk zakken mijn schouders naar beneden en nestelen zich tegen de warme rugleuning aan. Heerlijk die stoelverwarming in de auto. Ik voel mijn lichaam ontspannen na een werkdag non-stop vormgeven met te strakke deadline. In mijn nek blijft het echter irriteren. Het komt door een nylondraadje. Een uitsteeksel van een knoopje. Ik heb een hele mooie kralenketting om. Gisteren aan het eind van de middag ben ik verwend door mijn meisje, toen ik haar van de opvang ophaalde.

Mijn hart gloeit als ik haar blijde gezicht zie. Haar trots. Haar afwachtende glimlach, klaar om voluit door te breken als ik zou bevestigen hoe prachtig de ketting is. Ik prijs haar de hemel in. ‘De roze kraal glanst als een parel, die rode glazen met witte stipjes vind ik het mooist en die zilveren met die hartjesvorm, die vind jij vast heel mooi mama.’
Eigenlijk zou ik haar niet mogen prijzen. Dan kweek je teveel narcistische trekken bij je kind. Ik moet de nadruk leggen op het proces en niet op het eindresultaat.

Mijn meisje volgt een cursus bij het Tekenatelier. Elke week is ze vol enthousiasme als we ernaar toe rijden. En elke keer haal ik een zo tevreden meisje weer op uit het lokaal. Ze vertelt wat de opdracht was en wat ze ontdekt heeft aan materialen en nieuwe woorden als patronen, abstract, diepte en horizonlijn. Juf geeft mee: ‘Een belangrijk deel van creatief zijn is niet bang zijn dat iets mis gaat’.

Afgelopen week werd de cursus afgerond met een heuse expositie. Het was mooi om Eva Luna, voordat de expositie geopend werd en het nog even wachten was op iedereen, bovenaan de trap te zien zitten. Zo lekker in haar vel, voorpret, zich speciaal voelen, terwijl ze dit soort dingen ook zo spannend vindt.

Ik schrap de wortels. Uit het keukenraam kijkend zie ik mijn meisje met een groepje kinderen voorbij fietsen. De deurbel gaat. ‘Mama is het goed als ik de tijd vergeet?’ Half zes moest ze thuis zijn. Ik zie haar ogen smekend stralen. Ach, mijn stamppot komt niet aan op een kwartiertje. Je moet weten wanneer iets wel of niet een deadline is.
Ik druk een kus op haar haren. Zij slaat haar armen om mij heen. Weglopend, achterom kijkend en zwaaiend en ondertussen de rest toeroepend dat ze weer meefietst.

Ga jij jouw wereld maar ontdekken. Ik prijs je nog lekker een paar keer de hemel in, doe er tig knuffels bij en ga voor een ontwikkeling van gezond zelfrespect.

Koesteren

Koesteren

‘Zo Stil van Bløf. We stappen de auto in na het laatste afscheid van mijn vader. We zetten de radio aan en ik hoor dit nummer.’  ‘Boris van Guus Meeuwis. Er is een jongetje geboren en dat heet Boris.’ ’Het gedicht Mom. Ik ben haar dankbaar. Sommigen zeggen, het is niet mijn echte moeder, maar voor mij is ze als een moeder.’ ‘The Rose van Bette Midler. Ons bruiloftsnummer.’ ‘Bad van U2. Gedraaid tijdens de afscheidsdienst van mijn man.’

Ik ben overrompeld door de vele aanvragen. Ik maak posters. Jouw favoriete lied in hartvorm. Ik ontvang een app. ‘De verkering was tot tranen geroerd. Dank voor het maken.’ Er wordt weer een lijst opgehaald. De voor mij onbekende vrouw schiet vol. Ik raak ontroerd. Heel even mag ik mee in de speciale levensmomenten van de ander. Liedteksten die je anders alleen maar hoort, komen nu binnen. De mensen komen binnen. Velen delen hun verhaal.

Ik ben dankbaar. Gewoon om hoe ik hier mag zitten in mijn huis. Omdat ik vanmorgen met mijn meisje kon liggen kroelen. Omdat de lichtjes in de kerstboom branden. Dankbaar voor deze dag. Dankbaar voor het besef dat het leven geleefd wordt. Verdriet, liefde, blijheid; dat alles samen. Samen is het pas compleet. Misschien de verhoudingen niet bij een ieder in balans, maar er zal genoeg zijn om te koesteren.

Om met warmte aan te denken. De mooie momenten, als ook de mensen die je mist. Die gedachte kwam bij mij op na het lezen van het woord ‘Everglow’. De titel van één van de posters. Eeuwige gloed. Het is de tijd van de donkere dagen, maar er is altijd licht. Ook al is het enkel gloed. Licht om te koesteren.

Hakuna Matata

Hakuna Matata

‘Eruit! Opgedonderd! Allebei mijn huis uit.’ Ik trek bruusk de voordeur open en kijk in het verbaasde gezicht van postbode Appie. Ik ben er zo klaar mee dat ik mij totaal niet schaam voor mijn geschreeuw. Als een ware redder overziet hij de situatie en helpt. Ik grijp poes Nova in de kladden en Appie vangt de muis op de trap.

De afgelopen weken heb ik meer dieren in mijn huis dan mij lief is. De eerste keer was het nog leuk te noemen. Nova neemt een spitsmuis mee naar binnen. We onderscheppen het beestje met gewond achterpootje. Het mag in een schoenendoos met mos en blaadjes en Eva Luna zoekt vliegjes en spinnetjes. ‘Is goed meid, je mag hem een nachtje houden.’ ’s Avonds zit ze op de grond met de muis te spelen. Ik zit op de bank. In mijn ooghoek zie ik een muis onder de bank vandaan roetsjen. ‘Hé lieverd, je moet hem wel bij je houden hoor.’ ‘Maar ik aai hem nú.’ Welkom muis nummer twee. Deze had duidelijk geen last van zere pootjes.

Een paar dagen later. ‘Kijk mama, Nova speelt heel leuk met haar voerbakje.’ Raar, ze heeft behalve de inhoud nog nooit het bakje aangeraakt. En ja hoor, er zit een muis onder het bakje die ervoor zorgt dat het bakje de hele keuken doorschuift.
In de weken daarna liggen er dode vogeltjes naast haar voerbak. Muizen piepen strompelend tegen de plint op. Onder de tafel blaast een volwassen mol zijn laatste adem uit. Voor de wc deur vinden we een salamander met ingekorte staart en gisteren stond ik gillend op een kikker.

We hebben verdorie gewoon een killer in huis gehaald. En ondanks dat ik al die kleine beesten er niet bij wil, heb ik wel een glimp van trots op mijn gezicht. Wij hebben in ieder geval geen doetje. Ze past echt bij de andere twee vrouwen in dit huis. Toch google ik nog even. Zouden we de aanvoer iets kunnen minderen. Tuurlijk hangt er al lang een belletje aan haar halsband. We hebben gewoon een katachtig roofdier. Onze eigen Lion King.
Uhh zijn wij dan Pumbaa het wrattenzwijn en stokstaartje Timon? De verzorgers van de kleine Lion King? Ik zie ze dansend en zingend voor mij. Willen we alle gastdieren een beetje aankunnen, nemen we bij deze maar lachend hun filosofie over. Hakuna Matata! What a wonderful phrase. Hakuna Matata ain’t no passing craze. It means no worries fort he rest of your days. It’s our problem-free philosophy. Hakuna Matata!

Ernst

Ernst

Hij zegt iets over ‘verkroepen’. Ik schiet naar voren. Hang deels over de balkon balustrade en klap mijn handen in enthousiasme tegen elkaar. Grote desillusie volgt als Daniël toch een heel ander nummer inzet dan dat ik even dacht. Ik sta in poppodium Hedon bij een favoriet muzikant van mij, Daniël Lohues. Het nummer zit in het slotakkoord. De drummer slaat niet af, maar blijft doorjammen. De man achter het Hammondorgel sluit weer aan. De gitaristen, drie man sterk gaan achter op het podium staan. In een klein kringetje voegen ze allemaal wat toe. Het klinkt als een magisch ontstaan van een nieuwe wereld en plots ontwaar ik de klanken van het nummer ‘Nie veur spek en bonen’ van Skik. Het nummer waarvoor ik net een sprong vanaf het balkon de zaal in had willen wagen. Het nummer dat ik de afgelopen zeker vijftien jaar niet live heb gehoord, terwijl ik toch elk jaar Lohues heb bezocht.

Ik schreeuw de tekst mee. Kan mijn voeten niet tegelijk op de grond houden. Lach en voel de kracht in mij toenemen. Dit lied, deze tekst heb ik heel vaak op het hoogste volume door de boxen laten schallen.
‘k Heb een hekel an veul woorden, ‘k heb een hekel an gemekker 
Mar wat ik nou om hands heb dat zit me lang nie lekker 
Waor’k normaal veur op de loop gao, waor’k mij anders goed veur waar 
Kiek ik nou recht in de ogen anders komp ’t nie veur mekaar 
Ik kan der nie umhen, ’t is mij nog nooit zo rauw op ’t dak vallen 

’t Liefst zol ik op de rekken gaon 
Mar dit is nie veur spek en bonen, dizze keer is’t eerns 
Ik kan me niet verkroepen achter ’n riege coniveren 
En waorum zol ik dat ok doen, waorom zol ik dat ok doen 
Dit is nie veur spek en bonen, dizze keer is ’t eerns 

Tweeëntwintig jaar geleden stap ik huilend uit de auto. Ik neem afscheid van mijn vriend. Door de week woon ik een tijdje ergens anders. Ik stap de drempel over naar mijn therapiesessies. Ik praat niet. Ik leef zoals van mij verwacht wordt en lukt dat niet, dan drink ik. Maar ik moet het in de ogen leren kijken. Ik kan er niet meer omheen. Wil ik echt leven in plaats van overleven, dan is dit het moment. Het is ernst.

Het liefst zou ik op de rekken gaan. Ik heb de kracht in mij om naar de andere kant van de wereld te rennen. Maar het gaat nu om later. Ik moet het er op wagen. Vandaag moet ik gaan praten, al weet ik nog niet precies hoe ik het uit moet leggen.
Steeds heeft Daniël zonder dat te weten mij aangespoord. Telkens als ik dacht, meer kan ik niet verdragen, ging ik door. Niet verkroepen. Niet verstoppen.

Blij en vol in het leven staand, sta ik op het balkon. Wie döt mij wat vandage, ‘k
heb de banden vol met wind, nee ik heb ja niks te klagen. Wie döt mij wat, wie döt mij wat vandage. ‘K zol haost zeggen, jao het mag wel zo.

Grote Beer

Grote Beer

Nog net op tijd bijt ik mijn tong af. Ik zou Eva Luna wijzen op een zwarte plek op het plafond. Het is zaterdagmorgen en we liggen heerlijk in mijn bed met boek en tv. Als ik zonder contactlenzen al duidelijk kan zien dat er wat boven ons zit, is het een knoeperd. Wil ik nog even zo blijven liggen, moet ik niets zeggen.

Even later zeg ik wel iets, dat van alles oplevert. Het creatieve idee is bedacht om Barbie-haren te kleuren. Ik weet dat er op zolder een doos staat waar er denk ik wel eentje in ligt. Het is de doos met spullen voor een eventuele rommelmarkt. Nu is het echter de schatkist geworden. Onder luid roepend: ‘Nee, dit mag niet weg’ en irritante speelgoedgeluidjes, die nu plots door nostalgie, vertederend klinken, verdwijnt het zicht op de vloerbedekking. Alsof er een bom ontploft is.

Wanneer is het wijs om te spreken. De kans dat de spin zich had laten zakken was nihil. Is de rommel op zolder erg? Nee, het woog niet op tegen het plezier.
Spontaan en open. Angst en grenzen. Help je jezelf of een ander ermee. Is het kwetsend. Is het nodig. Luister naar je hart en je weet het. Of is soms het verstand toch beter?
Wil ik niet dat straks mijn keuken paars is, kan ik mij nu beter even concentreren op de pop die nu met haar haren in een verfbadje ligt.

De zaterdagavond is een cadeau. Na het avondeten doen we een rondje om het blok. Mijn meisje op haar hoverboard en de poes loopt gezellig mee. We komen langs het huis van haar vriendin en ze belt aan. ‘Zullen we samen spelen en dan kan mijn moeder met jouw moeder spelen.’
Ach, we kunnen wel even een drankje doen.
Het is een zachte avond en we zitten in de tuin. De houtjes worden gestapeld, een vuurtje brandt. Kindergelach vanaf de trampoline. Een bezorgde moederstem. Een kinderlijke kreet vervult van spanning en plezier. Het begint te schemeren en de vleermuizen vliegen door de tuin. Meiden spelend op een kleed op de stoep. De gloed van vlammen op hun wangen. De lucht die zwart kleurt. Steeds meer sterren geven zich prijs. Wijzend met onze vingers in de lucht volgen we het steelpannetje. We praten over alledag. Drankjes worden bijgeschonken. Kinderen weten wanneer ze moeten stoppen met te nadrukkelijk aanwezig zijn.
Het is goed. Het hart verwarmt door samenzijn. Verstand dat rusten mag.

We lopen naar huis. De grote beer beschermend boven ons. Als je contact maakt met jezelf, weet je denk ik het beste wat wijsheid is.

Verjaardagstaart

Verjaardagstaart

‘Zesenveertig jaar geleden stapte mijn moeder ’s avonds haar bed in. Toen ze lag, vouwde ze haar handen liefdevol om haar dikke buik. De dag erna werd ik geboren.’
Het is avond. Nova komt binnenlopen en nestelt zich tegen mij aan op de bank. Ze begrijpt wat ik vertel; mijn bewustheid van mijn leeftijd en dat ik in een adem door, 46 jaar langs zie komen. Ze geeft mij lieve kopjes. Nova is onze poes.

De slinger hang ik, balancerend op de stoel staand, op. De mooie bloemen schik ik nogmaals in hun vaas. Ik ruim wat speelgoed op. Leg een paar flesjes bier in de koelkast en dweil de vloer.

Ik lig in bed en hoor krekelgeluid. Wat leuk, ik ontvang alvast een serenade. Ik kan mij niet herinneren ooit krekels onder mijn slaapkamerraam te hebben gehoord. Zou het een storingssignaal van de wasmachine zijn. Ik stap uit bed en luister staand op de zoldertrap.
Intussen appt vriendlief dat het over anderhalf uur gaat gebeuren. Zijn reactie op de twijfelkrekel; dat is de ouderdom, dat heet oorsuizen.

Morgenvroeg krijg ik cadeaus. Op eentje, half verstopt onder mijn bed heb ik al gestaan. Op de vraag of ze het misschien beter wil verstoppen antwoordt ze ontkennend. Ze is bang dat ze de verstopplekken vergeet. Een paar dagen geleden heeft ze met vriendlief cadeautjes voor mij gekocht. Als het aan dochterlief lag, had ik ze al tien keer uitgepakt, maar ik weiger. Vanavond moest ik wel alvast een rood getekend hart in ontvangst nemen.

Het was vandaag haar eerste schooldag in groep 4. Als ik haar ophaal bij de opvangboerderij zie ik haar blonde koppie en roept ze mij toe dat ik niet mag kijken. Even later drukt ze mij stralend de tekening in handen. ‘Hoe was het op school?’ ‘Leuk!’ En de hele reis op weg naar huis hoor ik blijde verhalen.

Ik stopte je net nog even beter onder het laken en kuste je zachte huid die zo lekker naar jou ruikt. Wat gaat jouw levensverhaal worden, mooi lief meisje van mij?
Ik weet wat ik ga wensen, als ik morgen de kaarsjes op mijn verjaardagstaart uitblaas.

Simply Wild

Simply Wild

‘Drink je biertje op en kom mee.’ Als een volwassen vrouw dirigeert mijn zevenjarige dochter hem uit zijn campingstoel. Samen fietsen ze even later het zandpad af. Mij achterlatend onder een joelend: ‘Wij gaan weer gokken!’ Verliefd glimlachend kijk ik mijn stel na.

Ik zit alleen voor de tent. Mijn gebruinde benen, voorzien van een glimmend olielaagje liggen in de zon op een stoel voor mij. Boek op schoot, maar van lezen komt niets. Ik denk aan gisteravond. Heel even leek het erop dat wij door de politie thuis werden gebracht.
We stonden na middernacht met tienduizenden mensen tussen tientallen trams. Plots moet Eva Luna huilen. Een agent snelt toe en vraagt bezorgd of wij hier al lang staan. Ik laat in het midden dat wij hier net aan komen lopen. Wij hebben wijselijk een extra drankje op het terras besteld. We zagen een uurtje geleden een eindeloos stromende rij mensen het strand afkomen en voorzagen de drukte hier naast het Kurhaus. Ik geef de politie echter een compliment voor hun voltallige aanwezigheid en orde en vraag langs mijn neus weg of ze nog een auto over hebben voor een ritje naar Camping Kijkduin.

We wilden een hapje eten in Scheveningen. Toen we eind van de middag aan kwamen rijden met de Dodge overviel de drukte ons. Mijn vraag aan een verkeersregelaar of hij een parkeerplaats weet, levert een mooie reactie op. In één glimlach verpakt hij zijn bewondering voor de pick up en verbazing over onze stomheid om hier nu te rijden samen. ‘Rij een paar kilometer verder. Parkeer daar en kom terug met de tram’, krijg ik in een plat Haags accent te horen.
We besluiten om de 10 kilometer terug naar de camping te rijden. Vervolgens maken we de avonturier in ons meisje los door met de bus naar Scheveningen af te reizen. Terug in de badplaats lezen wij op de billboards dat het Internationaal Vuurwerkfestival vanavond plaatsvind.

We vinden het laatste vrije plekje op het terras van een strandtent. We zitten met ons drieën op een halfronde bank voorzien van kussens. Eva Luna zittend in ons midden nestelt zich wisselend tegen een van ons beiden aan. De restaurantkeuken kan de drukte niet aan en is ermee gestopt. Ik scoor een paar hotdogs op de boulevard. Ik heb boeken en spelletjes in de tas en samen hebben we het zo goed. Wat kan het leven simpel zijn tussen ruim 100.000 vuurwerkbezoekers in, die de gehele boulevard en het strand hebben overgenomen.

Met de taxi gaan wij naar huis. Vriendlief zet zich met het vermoeide meisje op de achterbank. Ik hoor hun lieve woordjes en zijn zorg voor haar misselijkheid. Hij stapt uit bij de bushalte Kijkduin waar onze drie fietsen staan. Wij reizen de laatste kilometer alleen en staan dan voor de camping. De frisse buitenlucht montert mijn meisje gelukkig weer op. Met haar altijd warme kinderhand in de mijne stappen we in het donker over het kiezelpad. Niet veel later horen we een knerpend geluid achter ons en een blijde stem: ‘Hé, daar zijn mijn meiden.’ Zittend op de vouwfiets, een andere vouwfiets naast hem en een kinderfietsje geslingerd om zijn nek, staat hij achter ons. Ik knuffel mijn held en de kleine meid wurmt zich tussen ons in.
Meer dan deze vierkante meter van de wereld hoef ik niet. Ik ben gelukkig met onze bubbel die vanavond zo mooi zijn weg vond tussen alle wildernis door.

Gisteren haalde mijn kleine, zo goed als zelfstandig inmiddels, een gokkast leeg. Ik kreeg een foto doorgestuurd. Op de kast staat ‘Simply Wild’. Het leven is simpel en wild tegelijkertijd. Soms denk je het leven in de hand te kunnen hebben, maar de toekomst ligt niet vast. Het is toch altijd een beetje gokken. Doe het dan zoals die twee op de fiets en stap er met plezier op af!

Schrijven

Schrijven

Vriendlief speelt gitaar. Hij zit op de bank. Aan zijn voeten zit dochterlief. Ze maakt een puzzel. Ik heb haar net een dik zacht plaid gegeven om op te zitten. De poes ligt opgerold in haar mand. Aan de ronde tafel zit ik. Een beker warme chocomelk aan mijn lippen. Naast mij een vaas met verse seizoensbloemen en voor mij ligt het blad Schrijven Magazine. Ik heb mij onlangs getrakteerd op het kopen van dit tijdschrift.

Ik schrijf graag. Gewoon, zo wat in mijn opkomt. Wat mij raakt. Enkele schrijfsels komen als Inktspettersblog onder ogen van anderen. Het meeste blijft in mijn dagboek.
Ik weet niets van het vak schrijver. Niet bekend met schrijftips, oefeningen en workshops, maar het schrijven van een boek gaat toch kriebelen.

Afgelopen dagen maakte ik weer zo veel mee en ik merk dat ik er woorden aan wil geven. Dat ik het zou willen delen. Maar waarom eigenlijk. Kan je een ander een plezier doen met jouw beleving? Denk je zelf zo belangrijk te zijn met je leven? Als ik een boek schrijf zal het namelijk over mijzelf gaan. Ik betwijfel of ik genoeg fantasie heb voor een fictief verhaal.

Ik ga al een mooi tijdje mee. Ik heb inmiddels aardig wat levenservaring opgedaan. Dat ik ouder ben geworden vernam ik afgelopen weekend ook op de Zwarte Cross. Werd ik daar eerder aangeduid als mooie meid en daarna met twijfelachtige eer; milf, nu hoorde ik ‘die mevrouw met krullen’. Ik voelde spontaan de grijze lokken groeien.
Voor dit alles was ik een klein meisje. Had ik vriendinnetjes net zoals Eva Luna nu. Logeerden we bij elkaar en maakten ook zeepzakjes. Op de Zwarte Cross kwam ik mijn allereerste jeugdvriendinnetje tegen. De omhelzing voelt warm. De glimlach vertrouwt.

Als ik voor ‘het echie’ zou schrijven, zou dit terug moeten komen; herkenning, al zal dat nooit voor iedereen zo zijn, en mooier nog is de erkenning. Erkennen van het leven, in dit geval mijn bestaan. Mijn eigen leven zien. In de ogen kijken en dan met tranen in mijn ogen kunnen glimlachen. Het is nu goed.

Vandaag

Vandaag

‘Leef met de dag, niemand heeft je een morgen beloofd.’
De openingstekst op de rouwkaart van opa Wietse. De afgelopen week hebben we dit nageleefd. Soms op het randje met mijn geweten; is het verantwoord? Ik had mijn meisje van zeven jaar oud, drie avonden mee naar de feesttent van het Dorpsfeest genomen.

Donderdagavond werd de standaard bedtijd met een uurtje verlaat. De vrijdagmiddagborrel stapte ik met datzelfde voornemen de feesttent binnen, maar wat was ze aan het feesten. Spelend met de kinderen buiten. Dansend op het podium. Zo trots, of was het misschien zelfs wat verliefderig, dat ze de zonnebril van meester Fokke mocht dragen en zijn stoere zwarte jasje. ‘We moeten nu echt gaan’, schoot het steeds door mijn hoofd ‘Morgen gaan we alweer naar de Bonte Avond’. Maar wat als er geen morgen is of minder dramatisch, wat als ze morgen niet in de flow zit. We leven nu. Nu moeten we het pakken! En wat hebben wij dat goed gedaan. Laat in de avond slingerden we op mijn fiets naar huis.

De zaterdagavond haalde ze trouwens gewoon nog een keer alles uit de kast. Rond middernacht fiets ik dan met haar achterop, door het dorp. ‘Als het nu oud en nieuw was, knalde op dit moment het vuurwerk de lucht in’, schets ik haar, om uitleg te geven aan de tijd.
‘Maandagavond zal ik misschien wel weer vuurwerk zien’, denk ik verheugd.

We staan in Tivoli bij een concert van Volbeat. Vieren de verjaardag van mijn Lief. Kussen omdat we een kleine vijf jaar geleden elkaars liefde vonden, bij een concert van deze band.
Herdenken de herinneringen die we hebben aan een jaar geleden. Het is avond. Vijf minuten voor halftien. De bliksem slaat ongenadig hard in en met een oorverdovend gekraak velt deze een boom. Wietse stort neer. Moeders belt. De sprong zo over de salontafel heen. De Dodge die de oprit afscheurt. De week van het ziekenhuis begon.
En wat zet Volbeat preciés op dat moment in; Goodbye Forever. We kijken elkaar aan. Ongeloof. Stilte. Alles en iedereen is weg. We staan alleen in de zaal. De muziek, de tekst knalt onze versteendheid in. ‘Word wakker voordat je vertrekt. Er zullen geen tweede kansen zijn. Leef nu. Voel. Morgen komt misschien niet.’
We strengelen onze pinken ineen. Meer contact is voor nu niet te velen. Wat zijn we klein beseffen we. Wat weten we veel niet.

We verlaten met onze vrienden als laatste de concertzaal. Als laatsten verlaten we de naastgelegen kroeg. We bezoeken de terugweg uitgebreid een pompstation. We zijn in goed gezelschap. Over vier uur gaat mijn wekker, maar dat is morgen. Eerst alles uit déze dag halen.